5-2043/1 | 5-2043/1 |
24 APRIL 2013
De Europese Commissie heeft op 13 maart 2013 een ontwerp van mandaat goedgekeurd betreffende het sluiten van een overeenkomst met de Verenigde Staten inzake het « Trans-Atlantisch Handels- en Investeringspartnerschap ». Het ontwerp van mandaat is doorgestuurd naar de Raad van de Europese Unie op 2 april 2013, zodat de lidstaten, waaronder België, het kunnen goedkeuren en de onderhandelingen van start kunnen gaan. Zodra hierover gestemd is in de Raad algemene Zaken van 14 juni 2013, is het ontwerp van onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie bekrachtigd.
Het is de bedoeling tot een uitgebreide overeenkomst te komen inzake handel en investeringen, waarbij ook de culturele en audio-visuele producten en diensten betrokken zouden worden. Het zou de eerste keer zijn in twintig jaar dat de Commissie het principe van de uitzondering voor cultuur niet zou naleven en de culturele en audio-visuele sectoren niet expliciet zou uitsluiten van een internationaal handelsakkoord, a fortiori met de Verenigde Staten. Dit is een nooit eerder geziene liberale aanval waarbij ons parlement niet onverschillig mag blijven. Men mag niet uit het oog verliezen dat de culturele industrie 4,5 % van het BBP van de Europese Unie vertegenwoordigt en ongeveer acht miljoen personen tewerk stelt. Het is dus belangrijk om de collectieve Europese voorkeuren te beschermen en de uitzondering voor cultuur te blijven maken. Dit vormt immers de grondslag voor de Europese culturele diversiteit.
De Europese coalities voor de culturele diversiteit hebben op 4 april 2013 een brief gestuurd naar de heer Barosso, voorzitter van de Europese Commissie, om hem attent te maken op hun bezorgdheid inzake het ontwerp van onderhandelingsmandaat. In hun brief betreuren de ECCD dat het ontwerp van onderhandelingsmandaat ondanks de tegenstand van drie commissarissen, waaronder Commissaris Vassiliou, verantwoordelijk voor Cultuur en Onderwijs, is aangenomen zonder expliciete uitzondering voor de audio-visuele en culturele sector. De Franse vleugel van de ECCD zei nog dat het sluiten van een dergelijk akkoord de Europese markt even toegankelijk zou maken voor Amerikaanse audio-visuele producten als voor Europese producten. De Amerikaanse producten zouden dan ook dezelfde voordelen krijgen als de Europese, waardoor het beleid van de Europese Unie en haar lidstaten teniet gedaan wordt.
Naar het voorbeeld van de ECCD hebben talrijke grote cineasten, op initiatief van de Belgen Luc en Jean-Pierre Dardenne, een petitie ondertekend om van de Europese staatshoofden te eisen dat de audiovisuele sector uitgesloten wordt van het ontwerp van vrijhandelsakkoord.
Door deze sector mee op te nemen in de transatlantische onderhandelingen, kan het Europese beleid dat gericht is op de culturele diversiteit dus in het gedrang komen. De Coalities vragen zich af of het in de toekomst nog wel mogelijk zal zijn om een overheidsbeleid te voeren ter bevordering van de Europese culturele diversiteit door middel van internet, digitale TV en alle toekomstige technologieën en toestellen.
Nu we hier de risico's van het opnemen van de culturele diensten en producten in een dergelijke handelsovereenkomst opsommen, moet tegelijk worden vermeld dat het Verdrag van Lissabon ons de middelen geeft om te handelen. Er is immers, met artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, een nieuwigheid ingevoerd met betrekking tot de handelsonderhandelingen. De vierde paragraaf van dit artikel bepaalt dat er eenparigheid nodig is « ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende (...) de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan cultuur en taal in de Unie; ». Die bepaling komt neer op een vetorecht voor de lidstaten, op voorwaarde dat men de afbreuk kan bewijzen.
Voor de ondertekenaars van deze resolutie is het ook essentieel dat er, naast de culturele uitzondering, een Europese strategie komt waardoor onderhandelingen tot duurzamere handelsovereenkomsten kunnen leiden, waarin ook rekening wordt gehouden met de sociale en milieugerelateerde dimensies, of waar deze gegarandeerd worden in de toekomstige overeenkomst. Zoals reeds werd verduidelijkt in voorgaande wetsvoorstellen en voorstellen van resolutie die door de Groenen aan deze assemblee werden voorgelegd (1) , hoort elke investeringsovereenkomst bindende sociale clausules en milieuclausules te bevatten, alsook controlemechanismen, om bijvoorbeeld het bestaan en de financiering van kwaliteitsvolle openbare dienstverlening te beschermen. Het verdedigen van de uitzondering voor culturele producten maakt deel uit van een ruimer streven om de wereldwijde handel op een meer egalitaire en duurzamere grondslag te organiseren.
Met de « Proposition de résolution relative au respect de l'exception culturelle » (2) , die op 9 april 2013 eenparig is aangenomen door de commissie voor de Europese Zaken van de Franse Assemblée nationale als voorbeeld, wil deze resolutie de regering ertoe oproepen in de context van de eerder genoemde handelsonderhandelingen, expliciet om een uitzondering te vragen voor culturele en audio-visuele diensten en producten, en indien nodig het vetorecht te gebruiken waarover zij beschikt krachtens artikel 207, § 4, van het VWEU.
Zodra hierover gestemd is in de Raad algemene Zaken van 14 juni 2013, is het ontwerp van onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie bekrachtigd. Het gaat om een pro forma stemming, wat betekent dat de onderhandelingen op een ander niveau misschien reeds begonnen zijn. Dit voorstel van resolutie is dus dringend van aard en wil de regering een werktuig bieden om de diversiteit van de culturele expressie te doen eerbiedigen.
Benoit HELLINGS. | |
Freya PIRYNS. | |
Zakia KHATTABI. | |
Marcel CHERON. |
De Senaat,
A. gelet op het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten met betrekking tot de vertegenwoordiging van België in de Ministerraad van de Europese Unie (Belgisch Staatsblad van 17 november 1994);
B. gelet op artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;
C. gelet op de artikelen 167 en 207, § 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
D. gelet op het UNESCO-Verdrag van 20 oktober 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat momenteel ter goedkeuring aan het Parlement is voorgelegd;
E. gelet op de aanbeveling van 13 maart 2013 van de Europese Commissie aan de Raad om het besluit aan te nemen dat toestaat onderhandelingen aan te knopen betreffende een omvattende handels- en investeringsovereenkomst, genaamd « Trans-Atlantisch Handels- en Investeringspartnerschap tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika » [COM (2013) 136 final];
F. overwegende dat het Handvest van de Grondrechten bepaalt dat « de Unie [...] de culturele, [...] en taalkundige verscheidenheid [eerbiedigt] »;
G. overwegende dat het Verdrag betreffende de Europese Unie de culturele diversiteit binnen de Europese Unie bevordert en verdedigt, onder meer bij het onderhandelen over handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen;
H. overwegende dat het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat de Raad van de Europese Unie met eenparigheid van stemmen besluit ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden met derde landen « betreffende de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan cultuur en taal in de Unie »;
I. overwegende dat de Europese Unie verdragsluitende partij is bij het UNESCO-Verdrag van 20 oktober 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;
J. overwegende dat de Verenigde Staten daarentegen geweigerd hebben om verdragsluitende partij te zijn bij het UNESCO-Verdrag van 20 oktober 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;
K. overwegende dat culturele producten en diensten niet kunnen worden gelijkgesteld met gewone koopwaar;
L. overwegende dat elke investeringsovereenkomst ook dwingende sociale en milieuclausules en controlemechanismen moet bevatten, en het bestaan en de financiering van openbare diensten afdoende moet beschermen;
M. overwegende dat inzake handel en investeringen, specifieke overeenkomsten beter aan de behoefte aan evenwichtige uitwisselingen in het belang van alle partijen beantwoorden dan een raamovereenkomst,
De Senaat,
1. betreurt dat de stemming tijdens de vergadering van de Commissieleden van 12 maart 2013 betreffende het onderhandelingsmandaat van de Commissie inzake een omvattende handels- en investeringsovereenkomst, genaamd « Trans-Atlantisch Handels- en Investeringspartnerschap tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika », niet geleid heeft tot een uitdrukkelijke uitsluiting van culturele en audiovisuele goederen en diensten van dit onderhandelingsmandaat;
2. vraagt bijgevolg dat deze goederen en diensten uitdrukkelijk uitgesloten worden van het onderhandelingsmandaat van de Commissie betreffende het Trans-Atlantisch Handels- en Investeringspartnerschap tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika,
Vraagt de regering :
1. haar gehechtheid aan het beginsel van de technologische neutraliteit te bevestigen, waarbij de aard van de drager de inhoud van het werk niet wijzigt, en te onderstrepen dat het opnemen van informatie- en communicatietechnologieën in de vrijhandelsovereenkomst geen manier mag zijn om de bescherming van de culturele diversiteit te omzeilen;
2. indien nodig, en in samenspraak met de gemeenschappen, krachtens artikel 207, § 4, a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gebruik te maken van haar vetorecht met het oog op de bescherming van de culturele diversiteit tijdens de bespreking door de Raad van de Europese Unie op 14 juni 2013;
3. de Federale en Gemeenschapsparlementen regelmatig op de hoogte te houden van de voortgang van onderhandelingen over de overeenkomst.
17 april 2013.
Benoit HELLINGS. | |
Freya PIRYNS. | |
Zakia KHATTABI. | |
Marcel CHERON. |
(1) Voorstel van resolutie over het instellen op Europees niveau van sociale en milieurechten via een herziening van het douanewetboek (stuk Senaat, nr. 5-1807/1 — 2012/2013) en voorstel van resolutie betreffende de overeenkomsten tussen de Europese Unie en de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) en diverse Staten inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen (stuk Senaat, nr. 5-1808/1 — 2012/2013).
(2) Voorstel van resolutie nr. 875 van 29 maart 2013.