5-83 | 5-83 |
Mme la présidente. - Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment)
De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Het wetsontwerp bevat een aantal goede elementen maar was globaal genomen niet klaar. De minister wilde het snel door het parlement loodsen in oktober, maar intussen is het half december.
De behandeling ervan heeft drie maanden geduurd omdat ideeën onvoldoende zijn getoetst aan de praktijk. Zelfs het College van Procureurs-generaal klaagt in een schriftelijk advies dat het niet werd geconsulteerd over het wetsontwerp, nota bene het eerste van onze minister. Inmiddels moet de praktijk het zonder enige leidraad toepassen. Het wetsontwerp en de summiere en soms foutieve toelichting erbij zijn niet echt een hulp.
Een eerste voorbeeld: volgens de toelichting zou de magistratuur nu een aanhoudingsmandaat kunnen verlenen. De minister vergeet echter dat de magistratuur zowel de staande als de zittende magistratuur omvat, maar dat het openbaar ministerie helemaal niet bevoegd is om aanhoudingsmandaten te verlenen. Zo'n onnauwkeurigheden mogen niet voorkomen in een wetsontwerp.
Een tweede voorbeeld: elektronisch toezicht zou kunnen worden toegepast voor wie veroordeeld is voor intra-familiaal geweld. Nu is dat net een reden om geen thuisdetentie toe te staan.
In de commissie verklaarde de minister dat de detentie daarom niet thuis hoefde. Op mijn vraag aan welke detentieplaats ze dan wel dacht, kon ze echter niet antwoorden.
Bovendien voert het wetsontwerp nieuwe concepten en procedures in, zonder enige uitleg over de wijze waarop rechters er gebruik van moeten maken, noch over de verhouding ervan met de bestaande procedures.
Onder druk van de oppositie in de Kamer kwam het min of meer tot een bespreking en werd om schriftelijk advies gevraagd bij de actoren in het veld. Hopelijk levert dat een minimale leidraad op voor de praktijk.
We kampen in België met een torenhoge overbevolking in onze gevangenissen. We komen vandaag al meer dan 2 000 plaatsen tekort en dan tellen we de straffen van minder dan drie jaar nog niet mee. Elk waardevol alternatief is dus zeker een onderzoek waard. In een uitgebreid rapport noemt het NICC, een van onze gespecialiseerde instanties, het nieuwe elektronische toezicht een beleidsmaatregel met een extra en wellicht zware budgettaire weerslag en een naar alle waarschijnlijkheid eerder bescheiden en zeker geen substantiële impact op de omvang van de beklaagdenpopulatie in de gevangenissen. Die oplossing is dus omgeven door tal van juridische en praktisch-organisatorische problemen.
In de toelichting ging de minister daar amper op in. Zelfs in de Kamercommissie moesten de collega's haar dwingen de praktische toepassing van haar ontwerp door te denken en uit te leggen. Hetzelfde verhaal kregen we hier.
We hebben dus onze bedenkingen bij de snelle afhandeling van dit ontwerp, zeker omdat de minister in de Kamer er niet wilde over debatteren, maar er wel onmiddellijk wilde over laten stemmen.
In ieder geval werd onder druk van de oppositie een evaluatiemogelijkheid ingevoerd. De meerderheid wilde evenmin van een proefproject weten, maar uiteindelijk gaf de minister hierop toe. Bij de proefprojecten zullen nog problemen aan het licht komen. Op basis daarvan zullen we de wet moeten verfijnen en een meer realistisch antwoord formuleren op de problemen die het NICC heeft aangekaart.
Ik haal nog twee problemen aan bij de praktische toepassing van dit nieuwe en dure instrument. Hoe moet bijvoorbeeld een onderzoeksrechter binnen een korte termijn kunnen beslissen om al dan niet voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht op te leggen? Als de inverdenkinggestelde een vast adres heeft, zal men toch minstens informatie over de thuissituatie moeten inwinnen. Wie woont met hem of haar samen? Is voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht wel een goed idee voor de andere huisgenoten? Zijn ze er wel tegen opgewassen? Is het verantwoord de familiale omgeving te verplichten een verdachte terug op te nemen en kunnen andere bewoners op het adres van de verdachte zich tegen de maatregel verzetten? Er zal een minimum aan informatie moeten worden verzameld, bijvoorbeeld in een beknopt voorlichtingsrapport om na te gaan of die vorm van detentie enige kans op slagen heeft.
Bijgevolg moeten justitieassistenten ingeschakeld worden om de nodige informatie te verzamelen, op basis waarvan de onderzoeksrechter met kennis van zaken een gemotiveerde beslissing kan nemen.
Dat hebben mijn collega's in de Kamer aangehaald, maar de minister is daar niet op ingegaan.
Kortom, we moeten elk alternatief voor de overbevolking van de gevangenissen op zijn merites bestuderen en toch minstens op de reeds gekende problemen ingaan. De minister is echter amper ingegaan op de vele problemen die het NICC heeft aangehaald en die uit de praktijk naar voren zijn gekomen.
Dit wetgevende hoofdstuk is voor ons niet klaar om behandeld te worden.
Met de strafverzwaring voor geweld tegen cipiers en de bijkomende strafverzwaring geeft de politiek een belangrijk signaal, maar ook niet meer dan dat. De problemen op het terrein lossen we er niet mee op.
Het probleem zit niet in de strafwet - geweld is vandaag al strafbaar - maar wel in de strafuitvoering. Straffen van minder dan drie jaar worden gewoon niet uitgevoerd. Wil minister Turtelboom echt het verschil maken, dan moet ze met haar collega's de probleemwijken aanpakken en consequent optreden tegen criminelen. Er bestaat vandaag al een strafverzwaring voor geweld tegen buschauffeurs, dokters, verpleegsters ... Mocht een nieuwe strafverzwaring zoden aan de dijk zetten, dan zouden we ze gerust kunnen steunen. Spijtig genoeg bleek tijdens de bespreking in de Kamer al dat de minister van Justitie niet over cijfers beschikt en tot vandaag kan ze niet vertellen of de bestaande strafverzwaringen enig effect gehad hebben. En toch beslissen we hier in het ijle om nieuwe strafverzwaringen in te voeren.
Bovendien is de logica in het strafrecht zoek. Door het wetsontwerp wordt in bepaalde gevallen onopzettelijk doden even zwaar gestraft als opzettelijk doden. Dat is toch niet logisch. Bovendien wordt eens reeks andere strafmaten toegevoegd en houdt de minister geen rekening met bestaande strafverzwaringen, zoals die van artikel 280 van het Strafwetboek. Zo wordt het strafwetboek een ondoorzichtig kluwen waar de praktijk zijn weg niet meer in vindt.
We kunnen straffen zoveel verzwaren als we maar willen, als we ze niet uitvoeren, lossen we niets op.
Zoals gezegd is het probleem de strafuitvoering. De nieuwe strafverzwaring is pure steekvlampolitiek; er is niet nagedacht over de consequenties.
De wetgeving bevat weliswaar enkele goede elementen, maar ze is niet doordacht en onvoldoende getoetst aan de praktijk. Als de minister haar huiswerk overdoet, willen we het onderwerp graag opnieuw bespreken. In afwachting daarvan zal de N-VA-fractie vandaag tegenstemmen.
Mme Christine Defraigne (MR). - Mon collègue, M. Bellot, interviendra sur le volet relatif aux armes. J'aborderai pour ma part la question de la surveillance électronique dans le cadre de la détention préventive.
Nous avons déjà déposé une proposition de loi qui avait le même objectif. Les prisons sont engorgées, et 40% des détenus sont des suspects ou des inculpés en détention préventive. Souvent, celle-ci est en quelque sorte une peine avant la peine, alors que ces personnes sont présumées innocentes.
Toutefois, il faut être vigilant dans l'application de cette nouvelle mesure par les magistrats. Les personnes qui ne sont pas en détention préventive ne peuvent pas être placées sous surveillance électronique, il faut éviter tout détournement de la norme et de l'utilité à ce sujet. Les conditions de la détention préventive sont strictes, il faut les respecter rigoureusement. Les risques sont que l'on se soustraie aux poursuites, que l'on fasse disparaître des preuves ou que l'inculpé entre en contact avec des tiers.
C'est sur ce dernier point que l'application de la mesure semble la plus délicate, en tout cas prima facie, car un contact avec des tiers, d'éventuels complices ou co-auteurs ou même des témoins est plus aisé aujourd'hui gráce aux nouvelles technologies.
Mon collègue Alain Courtois, président de la commission de la Justice, se posait à juste titre la question de savoir si le problème évacué ne resurgissait pas en mettant les personnes qui sont sous surveillance électronique sur écoute. Celle-ci doit être limitée, sans quoi nous aurions non seulement un détournement de l'objectif de la loi, mais aussi un coût plus élevé que la détention préventive pour un résultat peut-être moins efficace étant donné le risque de contact avec d'éventuels complices.
Ces deux remarques en appellent une suivante, à savoir que le juge d'instruction sera particulièrement vigilant, évaluera la situation, ne permettra pas cette surveillance électronique si toutes les conditions ne sont pas remplies. C'est peut-être déjà le cas aujourd'hui mais il ne faut pas non plus que le juge d'instruction acquière des pouvoirs exorbitants. C'est pourquoi cette nouvelle mesure devra nécessairement être évaluée. Il faudra examiner les pratiques et « habitudes » dans les divers arrondissements judiciaires - on ignore encore combien il y en aura - et voir pour chacun d'entre eux à quels types d'infractions cette surveillance électronique peut le mieux s'appliquer.
La durée devra aussi être évaluée. On observera certainement ce que l'on appelle des maladies de jeunesse dans la mise en oeuvre de la loi, et notre parlement devra revenir sur la question. Ce ne sera certainement pas la panacée car le nombre de détenus concernés oscille entre 5 à 10%. Mais c'est un moyen parmi d'autres qu'il faudra mettre en oeuvre pour lutter contre la surpopulation carcérale, une indignité de notre démocratie.
De heer Bart Laeremans (VB). - Het Vlaams Belang is absoluut niet gelukkig met het wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende justitie, dat vandaag besproken wordt. In de eerste plaats wegens de vorm. Het is een van de eerste ontwerpen die de regering bij het parlement indient. Opnieuw hebben we te maken met een soort vuilbakwet waarmee tal van wetten en wetjes die met elkaar niets te maken hebben, worden aangepast. Dat verhindert de transparantie en verknoeit het debat. Veel te veel zaken vallen zo tussen de plooien. Ik vraag de minister met aandrang af te stappen van die methodiek en respect te tonen voor de parlementsleden door duidelijke en samenhangende teksten in te dienen in het parlement, en niet onoverzichtelijk en incoherent broddelwerk.
Het belangrijkste onderdeel van het ontwerp is de invoering van de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht. Op het eerste gezicht zou men verheugd kunnen zijn met een extra instrument ten behoeve van de onderzoeksrechters om verdachten beter te kunnen volgen. Dat zou er inderdaad toe kunnen leiden, zo werd in de commissie erkend en door mevrouw Defraigne zonet ook benadrukt, dat meer mensen dan vandaag het geval is, onder het systeem van voorhechtenis vallen. Wij zouden dat toejuichen, want op het ogenblik zijn er te weinig mensen in voorhechtenis. Criminelen worden namelijk veel te snel na hun arrestatie weer losgelaten op de samenleving, ook al hebben ze zeer ernstige feiten gepleegd.
De grote frustratie bij politie en bij slachtoffers is inderdaad dat plegers van ernstige misdrijven al te snel weer op straat staan, wat én bij de slachtoffers, én bij de bevolking én bij de politie, die zoveel moeite heeft gedaan om mensen te kunnen arresteren, én bij de daders zelf nota bene de rampzalige indruk wekt van straffeloosheid, van een ultra-lakse aanpak.
Een pittige illustratie van die laksheid, die vooral het arrondissement Brussel zo kenmerkt, hebben we de voorbij week nog mogen ondervinden. Onze streek, de Vlaamse Rand rond Brussel, het arrondissement Halle-Vilvoorde, werd gedurende enkele weken geteisterd door steeds weer dezelfde crimineel-met-zonnebril uit Oost-Europa, die apotheken overviel. Uiteindelijk heeft men de dader kunnen vinden dankzij een tip van de politie van Grimbergen. Hij werd vanzelfsprekend aangehouden, maar zijn kompaan, de 22-jarige Albanese chauffeur, bekend bij het Franse gerecht, en die hem overal ter plaatse bracht, werd vrijgelaten. Want, zo lezen we in de krant, hij beweerde niet te weten dat de gangster overvallen pleegde, en de Franstalige onderzoeksrechter geloofde die man. Het is door dat soort absurde verhalen, door dat soort hemeltergende laksheid, dat Justitie altijd weer in eigen voet schiet, de eigen geloofwaardigheid iedere keer weer teniet doet.
Maar een kentering van die toestanden is helaas niet het uitgangspunt van voorliggende wet. Er wordt integendeel van uitgegaan dat er te veel mensen in voorhechtenis zijn en dat het bijgevolg, gezien de beperkte capaciteit, noodzakelijk is dat er nog maar eens een inspanning wordt gedaan om mensen die wel degelijk thuishoren in de gevangenis, zo snel mogelijk uit die gevangenis te krijgen. Ook al zou het om "slechts" 200 tot 400 gedetineerden gaan, dan nog vinden wij dat veel te veel. Want het is een fabel, eigenlijk een regelrechte leugen, dat er te veel mensen in voorhechtenis zitten. De verhoudingen zijn inderdaad wel verkeerd. Ten opzichte van het aantal veroordeelden zijn er in ons land relatief veel mensen in voorhechtenis. Een verhouding van bij benadering 60/40. Maar die verhouding heeft niets te maken met een te streng beleid inzake voorhechtenis, wel met een waanzinnig laks beleid inzake strafuitvoering. Er zitten gewoonweg veel te weinig veroordeelden in de gevangenis omdat het gros van de effectieve celstraffen niet worden uitgevoerd, zelfs geen begin van uitvoering kennen. Allemaal omdat de traditionele partijen in dit onzalige land zich jarenlang hebben laten leiden door waanzinnige criminologen, fanatici van het slag van Kristel Beyens en Sonja Snacken, die tot op vandaag blijven verkondigen dat elke extra gevangenis een gevangenis te veel is, elke bijkomende cel een cel te veel. Het is die doldwaze ideologische geborneerdheid die ertoe leidde dat men jarenlang verzuimd heeft, geweigerd heeft om gevangenissen bij te bouwen.
Om gehoorzaam te blijven aan de linkse wereldvreemde dogma's heeft men de voorbije jaren niets anders gedaan dan de straffen alsmaar verder ingekort. Toen ik zo'n 17 jaar geleden in het parlement begon, beschouwde men het als normaal om straffen onder de zes maanden niet uit te voeren, nadien werd het acht maanden en onder minister van Justitie Onkelinx werd het zelfs zo erg dat straffen tot drie jaar in de regel zonder uitvoering bleven.
En ook daarna hebben de ministers van Justitie, eerst De Clerck en nu Turtelboom, niets anders gedaan dan lippendienst beleden aan een strenger strafbeleid. Want het Masterplan voor het gevangeniswezen heeft helemaal niet de intentie om een het aantal gedetineerden op te drijven. Het plan is er enkel op gericht om het comfort van de gedetineerden te verhogen. Eén man één cel. Niets meer dan dat.
Sterker nog. In de hoofdstad van het land, die ook de hoofdstad van de criminaliteit van het land is, de hoofdstad van de illegaliteit en van de georganiseerde misdaad, in Brussel dus, is men zelfs van plan het aantal gevangenisplaatsen voor volwassen mannen met 500 te verminderen: van 1500 naar 1000. Want men heeft het lumineus idee opgevat om de onlangs volledig gerenoveerde gevangenis van Sint-Gillis af te breken. In deze tijden van crisis vindt men het opportuun om de 10 miljoen euro, die de voorbije zeven jaar in Sint-Gillis werd geïnvesteerd, overboord te gooien. Want het gerenoveerde Sint-Gillis én de gevangenis van Vorst moeten dicht, omdat ze niet meer van deze tijd zouden zijn. Terwijl beide gevangenissen perfect gelegen zijn: in volle stadscentrum, vlakbij het Justitiepaleis. En tegelijkertijd gaat men bij alle burgemeesters smeken om locaties voor nieuwe gevangenissen. In de lagere school hadden wij een ervaren onderwijzer die ooit stage had gelopen in een psychiatrische inrichting. Hij probeerde ons uit te leggen wat voor vreemde mensen de bewoners van zo'n inrichting, wij noemende dat toen zotten, eigenlijk wel waren. Wel, zei hij, zo gek zijn ze niet, want ze zijn in staat om heel mooie dingen te maken. Ze kunnen bijvoorbeeld een boot in elkaar steken, of een huis bouwen. Maar het gekke is dat ze dat dan nadien zonder reden weer afbreken. Aan dat verhaal moet ik denken als ik het gevangenisbeleid in Brussel overschouw. De vorige ministers van Justitie renoveerden en bouwden op. Minister Turtelboom breekt weer af. Niemand begrijpt zoiets. Dat is echt wel voer voor de psychiatrie.
De regering heeft dus helemaal niet de intentie om echt tot een geloofwaardig strafbeleid over te gaan. Straffen onder de zes maand zullen wel uitgevoerd worden, zegt de minister. Maar als we goed zijn ingelicht zullen die veroordeelden in de praktijk gedurende een drietal weken een telefoon in huis krijgen met een systeem van spraakherkenning. Zoiets maakt natuurlijk ongelooflijk veel indruk! Als de minister denkt dat die aanpak het gevoel van straffeloosheid zal temperen zit ze er echt wel naast.
En ook het verhaal van vandaag zal de straffeloosheid verder in de hand werken. Want de maatregel die voorligt, voorhechtenis onder elektronisch toezicht, betekent in de praktijk niets anders dan dat het verblijf in de gevangenis, de echte gevangenisstraf dus, andermaal wordt ingekort, andermaal wordt gereduceerd.
De tijd die in huis wordt doorgebracht zal als volwaardige detentietijd worden beschouwd en zal dus worden afgetrokken van het effectieve gedeelte van de straf. De kans is dus bijzonder groot dat de geluksvogels die van het nieuwe systeem zullen profiteren, uiteindelijk nooit de gevangenismuren zullen zien, terwijl de effectieve veroordeling toch behoorlijk lang is. Ze kunnen gewoon genieten van de fictie dat zij een voldoende grote fractie van de opgelopen straf hebben ondergaan. Wat hier vandaag wordt goedgekeurd, zal er in de praktijk toe bijdragen dat het gevoel van straffeloosheid nog verder toeneemt, ook al omdat de raadkamers losser zullen omspringen met het elektronisch toezicht dan met een effectief verblijf in de cel.
Voor ons zou de maatregel enkel bespreekbaar zijn geweest, als hij gepaard was gegaan met een versnelde en drastische uitbreiding van de celcapaciteit én de garantie dat uitgesproken straffen ook in de praktijk achter tralies zouden worden uitgevoerd. Die garantie hebben we minder dan ooit. Wat wij vragen is nochtans niet buitensporig of overdreven. Wij vragen alleen maar een beleid zoals dat al jarenlang in Nederland wordt gevoerd. Daar had en heeft men nog steeds wel de moed om daadwerkelijk over te gaan tot de uitvoering van alle opgelegde straffen. Ook korte straffen van minder dan een maand gevangenisstraf worden in Nederland uitgevoerd. Hetzelfde geldt daar voor langdurige straffen: levenslang is levenslang.
Nederland had de moed de gevangeniscapaciteit op korte tijd te verdubbelen. Dat heeft niet tot een aanzuigeffect geleid, zoals de wereldvreemde criminologen in ons land altijd maar weer voorspellen. Het heeft wel geleid tot een daling van de gevangenispopulatie en een daling van de criminaliteit.
Het is in ons land helaas niet de gewoonte om misdadigers streng te bestraffen. Des te enthousiaster zijn we in de aanpak van eerbare burgers die "verderfelijke" hobby's beoefenen zoals folkloristische wapens verzamelen en deelnemen aan folkloristische of historische stoeten en evocaties. Die mensen vormen echt wel een reëel gevaar voor de samenleving! Tegen dat soort gevaarlijke mensen moeten we hoognodig worden beschermd!
Dat was althans de overtuiging van de huidige blauwe minister van Justitie, die zowaar een vergunningsplicht voor folklorewapens durfde voorstellen als een heldhaftig antwoord op de terreurdaden van Amrani op de Place Saint-Lambert te Luik, vandaag precies één jaar geleden.
De brave wapenliefhebbers mogen, met voorliggend ontwerp, de regering dankbaar zijn omdat ze onder een versoepelde regeling vallen, geen medische keuring moeten ondergaan en geen schietproeven moeten afleggen. De betrokkenen moeten voortaan wel dokken. De minister was in de commissie immers heel duidelijk. Eens de vergunningen moeten worden hernieuwd, zullen zij evenveel moeten betalen als jagers en sportschutters, zo'n slordige 95 euro voor een eerste wapen, en zonder dat ze ook maar enig gevaar betekenen voor onze samenleving.
We hebben dan ook een amendement opnieuw ingediend, dat ertoe strekt de wapenbezitters zonder munitie, van die bijdrage vrij te stellen. Allicht tegen beter weten in blijven we hopen dat het gezond verstand zal zegevieren en dat de senatoren tijdig tot het besef komen dat eerbare burgers die een oud familie-erfstuk als decoratie aan de schouw hebben hangen en zeker zij die hun tijd en energie steken in het opfleuren van onze samenleving met stoeten en historische evocaties, niet mogen worden gepenaliseerd. We hopen dan ook dat ons amendement wordt aangenomen.
M. François Bellot (MR). - Voici tout juste un an, à Liège, un homme tuait de sang-froid plusieurs personnes, dont des enfants, avec des armes de guerre. À la suite de cette tuerie, les ministres de la Justice et de l'Intérieur avaient annoncé leur intention de supprimer toutes les armes en vente libre.
Au mépris des statistiques et de la vérité - en 2008, le parquet fédéral indiquait que 2% des homicides étaient commis avec des armes à feu autorisées ou en vente libre - et contre les avis des spécialistes et des professionnels, la loi sur les armes va à nouveau être modifiée.
Le groupe MR n'a jamais changé son point de vue. La suppression des armes en vente libre ne peut être présentée comme étant la solution permettant d'éviter ce type de tuerie. On se trompe de cible. Il s'agit d'une mauvaise réponse à un vrai problème. Le vrai problème, c'est le trafic d'armes illégales, souvent des fusils d'assaut. Les milieux criminels s'approvisionnent en effet sur le marché illégal d'armes de guerre et n'utilisent pas d'armes en vente libre, jugées trop onéreuses. C'est à ce niveau que devraient être concentrés tous les moyens de la police et de la justice.
Nous préconisions de supprimer de la liste des armes en vente libre, les armes présentant un danger en raison de la disponibilité des munitions, notamment en provenance des pays de l'Est.
Étant donné l'intransigeance des ministres de la Justice et de l'Intérieur, souhaitant supprimer purement et simplement la liste des armes en vente libre, le MR a exigé que les personnes détenant actuellement des armes à feu en vente libre puissent bénéficier d'une procédure d'autorisation allégée - pas de condition de motif légitime, d'épreuve ou d'attestation médicale - et gratuite. C'est la mesure qui est soumise aujourd'hui à notre assemblée dans la loi portant des dispositions diverses.
Contrairement à ce qui a été dit, nous voulons que le Roi puisse organiser une procédure d'autorisation allégée et gratuite pour les armes feu qui demain ne seront plus en vente libre. Ce vote ne supprime pas la liste des armes à feu en vente libre reprise à l'annexe 1 de l'arrêté royal du 20 septembre 1991.
La compétence et la responsabilité de la suite des événements incombent à la ministre de la Justice et à elle seule par le biais de la rédaction d'un arrêté royal. Il lui appartient de passer d'une approche radicale à une approche plus proportionnée, à laquelle pourrait adhérer le secteur, et qui ne concernerait pas les milliers de détenteurs légaux d'armes à feu qui n'ont jamais posé de problème en termes de sécurité.
Le secteur a proposé à plusieurs reprises son expertise pour améliorer les conditions de contrôle, d'enregistrement et de vente des armes du circuit légal. Aucune suite n'a été réservée à cette proposition.
Je répète que le MR trouve démesuré de pénaliser tout un secteur au nom de quelques criminels se trouvant dans l'illégalité la plus totale et dont certains sont connus des milieux judiciaires. De plus, la modification proposée n'empêchera pas les criminels de frapper. Il est temps que les ministres et leurs administrations prennent conscience que ce ne sont pas les détenteurs légaux d'armes à feu - les chasseurs, les tireurs sportifs ou récréatifs ou les collectionneurs - qui représentent un danger pour la sécurité publique et la population, mais bien les trafiquants, les organisations criminelles et les truands qui se fournissent sur le marché illégal et se procurent trop facilement des fusils d'assaut.
La priorité doit être la lutte contre ce trafic. La mesure préconisée par la ministre de la Justice mobilisera un nombre important de policiers qui ne pourront dès lors plus se focaliser sur la lutte contre le trafic d'armes. Des milliers d'armes devront être régularisées. Cela nécessitera un énorme travail de vérification et un coût certain à l'heure où tout le monde veut voir plus de policiers dans la rue.
À ce jour, plus ou moins 200 inspecteurs de police et fonctionnaires travaillent à ce dossier. Nous estimons qu'il serait bien plus utile pour la sécurité publique de les affecter à la lutte contre le trafic d'armes alimentant le grand banditisme. Signalons déjà que la ministre a plusieurs fois indiqué en commission de la Justice que les armes folkloriques ne seraient pas visées, notamment celles utilisées dans les marches de l'Entre-Sambre et Meuse reconnues comme patrimoine immatériel par l'Unesco.
Pour conclure sur ce chapitre, j'insiste sur le fait que le MR adopte la disposition du projet de loi non pas parce qu'il adhère de manière inconditionnelle à la volonté de la ministre de supprimer intégralement la liste des armes à feu en vente libre, mais parce qu'il est préférable de prévoir une procédure allégée et gratuite au lieu de soumettre les détenteurs d'armes à la procédure d'autorisation ordinaire qui implique des conditions multiples et un coût.
Mais, mesdames les ministres de l'Intérieur et de la Justice, soyez conscientes qu'à l'heure où vous déclarez vouloir plus de policiers dans les rues, cela nécessitera de gros moyens au sein des zones de police et des parquets pour un résultat quasi nul en termes de lutte contre le trafic d'armes du grand banditisme.
Nous serons attentifs au contenu de l'arrêté royal qui sera prochainement pris et qui suscite déjà des réactions. Je déposerai d'ailleurs prochainement une demande d'explications à ce sujet. Dans ce dossier, il ne faut pas se tromper de cible. À mon avis, c'est le cas aujourd'hui.
M. Philippe Mahoux (PS). - Je voudrais insister sur le fait que les nouvelles dispositions respectent les conditions à remplir pour justifier la détention préventive, quelle que soit la manière de la réaliser.
Je voudrais insister par ailleurs sur l'évaluation qui sera faite de cette loi. Elle portera sur l'évolution du nombre de détentions préventives, sur le type de délits qui mènent à l'utilisation de cette méthode spécifique de détention et, enfin, sur le coût de la mesure, comparé au coût de l'incarcération.
En tout état de cause, indépendamment du coût financier, ce serait une bonne chose si cela aboutissait à une réduction de la surpopulation carcérale, en particulier pour les prévenus. En effet, les conditions de détention dans les prisons sont actuellement indignes d'un pays comme le nôtre.
-La discussion générale est close.