5-82 | 5-82 |
De voorzitster. - De heer Alexander De Croo, vice-eersteminister en minister van Pensioenen, antwoordt.
De heer Bart Laeremans (VB). - Ik verneem dat bij de Brusselse politie terecht meer inspanningen worden geleverd om schijnhuwelijken tegen te gaan. Zo wordt nu ook in de zone Zuid een aparte cel uitgebouwd, waardoor de expertise kan worden gebundeld. Tegelijk kan op die manier het werk van de wijkagenten worden verlicht; zij zijn immers op het ogenblik belast met het tegengaan van schijnhuwelijken.
Het gaat om een zeer grote werklast: ongeveer 400 dossiers werden geopend op vraag van de gemeentebesturen en 540 dossiers op vraag van het parket. Die cijfers slaan alleen op het jaar 2011 en alleen op die zone Zuid.
Met één dossier kan een politie-inspecteur gemakkelijk een paar dagen bezig zijn. In de Brusselse politiezone Noord blijkt dat het, op 250 dossiers per jaar, in 80 tot 85% van de gevallen om schijnhuwelijken gaat. Die cijfers tonen in ieder geval aan dat schijnhuwelijken nog steeds een zeer belangrijk immigratiekanaal vormen.
Mijn verbazing was dan ook groot toen ik gisteren las dat in drie jaar tijd amper één van de 5722 Brusselse dossiers bij het parket geleid heeft tot een effectieve veroordeling. Welgeteld één dossier dus. Het gros van de dossiers werd geseponeerd; 1400 dossiers zijn nog in onderzoek.
Op basis van die cijfers kan ik moeilijk anders dan concluderen dat schijnhuwelijken bij het Brussels parket de laagst mogelijke prioriteit hebben en dat in de praktijk een soort gedoogbeleid wordt gevoerd. Het immense werk dat de politie in die dossiers steekt, blijft dus zonder strafrechtelijke gevolgen, ook al staat het misdrijf in het gros van de gevallen onomstotelijk vast.
Kan de minister verklaren waarom dit intensieve politiewerk zo slecht wordt opgevolgd door Justitie? Welke problemen doen zich hieromtrent voor bij het Brussels parket?
Is de laksheid ook in de andere arrondissementen zo frappant als in Brussel? Neemt de minister maatregelen om de parketten ertoe aan te zetten schijnhuwelijken krachtiger te bestrijden?
De heer Alexander De Croo, vice-eersteminister en minister van Pensioenen. - Ik lees het antwoord van de minister van Justitie.
De regering hecht veel belang aan een efficiënte aanpak van schijnhuwelijken en schijn-wettelijke samenwoningen. In de eerste plaats verwijs ik daarvoor naar het regeerakkoord.
In uitvoering van dat regeerakkoord heeft de Ministerraad op 5 oktober 2012 een voorontwerp van wet goedgekeurd met betrekking tot de schijnhuwelijken en schijn-wettelijke samenwoning. Op 19 oktober 2012 is dat voorontwerp voor advies naar de Raad van State verzonden. Dat advies wordt eerstdaags verwacht.
Gelet op het belang dat de regering hecht aan die problematiek, is het uiteraard ook belangrijk dat de gerechtelijke autoriteiten daaraan dezelfde aandacht geven.
Uit de inlichtingen die werden ingewonnen bij de statistische analisten, blijkt dat het in dit geval vooral gaat over een foutieve interpretatie van de geciteerde cijfers.
Het is bij vele parketten de gewoonte om schijnhuwelijken via de burgerlijke weg af te handelen in plaats van via de strafrechtelijke weg. Die aanpak heeft tot gevolg dat de strafdossiers in de rechtbank van eerste aanleg als "geseponeerd" worden ingevoerd in het informaticasysteem, dat enkel strafzaken bevat en geen burgerlijke zaken. Daarna worden die dossiers echter als burgerlijke zaak heropend en alsnog afgehandeld. Een en ander geeft in de statistieken een vertekend beeld inzake de aanpak van schijnhuwelijken. De betrokken statistieken moeten dus worden bekeken en geduid in het licht van de geschetste werkwijze van de parketten.
Ten slotte wijs ik erop dat het College van procureurs-generaal zijn omzendbrief ter zake op het ogenblik evalueert. Eventuele problemen op het terrein zullen bij die evaluatie ook aan bod komen; desgevallend kan de omzendbrief worden aangepast.
De heer Bart Laeremans (VB). - Het antwoord van de minister is voor mij vrij teleurstellend.
Ik weet uiteraard dat er een voorontwerp is goedgekeurd dat de bedoeling heeft om te zorgen voor een strengere aanpak. En er zijn inderdaad nog omzendbrieven op komst over deze materie.
Maar het blijft een feit dat de parketten veel te laks optreden tegen schijnhuwelijken. De minister zegt nu dat de cijfers verkeerd worden geïnterpreteerd omdat schijnhuwelijken wel voor de burgerlijke rechtbanken worden gebracht. Dat volstaat voor mij echter absoluut niet. Schijnhuwelijken zijn strafbaar en die strafsancties zijn zeer belangrijk als ontrading. Een sanctie van een burgerlijke rechtbank zal het massale misbruik van schijnhuwelijken niet kunnen stoppen. Schijnhuwelijken blijven dan een omweg om het land binnen te geraken.
Ik vraag dus dat de minister voor een strengere aanpak zorgt en dat de parketten hun strafrechtelijke verantwoordelijkheid opnemen.