5-1843/1

5-1843/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

14 NOVEMBER 2012


Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, om een evenwichtige aanwezigheid van beide geslachten onder de leden van het Grondwettelijk Hof te waarborgen

(Ingediend door de dames Zakia Khattabi en Freya Piryns)


TOELICHTING


In België is de opmars van de vrouw binnen de magistratuur al enige tijd bezig. Cijfers van de FOD Justitie tonen aan dat de vervrouwelijking van de lagere rechtscolleges een onomstotelijk feit is. Er is echter sprake van verticale segregatie : de vertegenwoordiging van vrouwen in de magistratuur neemt af naarmate we hoger op de professionele ladder klimmen. Veel vrouwen zijn jeugdrechter, vrederechter of rechter in de rechtbank van eerste aanleg. Maar als we hoger op de ladder gaan kijken, zien we dat er minder vrouwelijke rechters zijn in de hoven van beroep, om nog maar te zwijgen over het Hof van Cassatie, het Grondwettelijk Hof en de Raad van State.

De drie hoogst geplaatste oversten in de magistratuur (eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en federaal procureur bij het federaal parket) evenals de vier op de vijf procureurs-generaal bij de hoven van beroep en de vijf eerste voorzitters bij de hoven van beroep, zijn mannen.

Artikel 34, § 5 van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof bepaalt dat het Hof is samengesteld « uit rechters van verschillend geslacht », zodat het Grondwettelijk Hof minstens één vrouwelijke rechter moet tellen. Sinds een gemengde samenstelling verplicht is, telt het Hof nooit meer dan één vrouwelijke rechter (1/12 of 8,3 %) (1) . Aan een gebrek aan capabele vrouwen kan dit niet te wijten zijn, aangezien een evenwichtige samenstelling wel wordt bereikt bij de referendarissen, die op basis van een vergelijkend examen worden benoemd. Acht van de twintig referendarissen zijn vrouwen (40 %).

De leden van het Hooggerechtshof bekleden, ongeacht de precieze benaming van het Hof, het hoogste machtsniveau binnen het nationale rechtssysteem. In Europa zijn de leden van de nationale hooggerechtshoven gemiddeld voor 68 % mannen, maar dat resultaat wordt beïnvloed door het grote aantal vrouwen in een aantal recent tot de Europese Unie toegetreden landen, met name Bulgarije (79 % vrouwen) en Roemenië (77 % vrouwen) (2) .

Figuur 1 : man/vrouw verdeling (in %) bij hoogste Europese rechtscolleges (2010)

Landen waar een evenwicht werd bereikt zijn Slovenië, Zweden, Slowakije, Litouwen, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Luxemburg. De hoogste rechterlijke functies blijven daarentegen een mannenbastion in Malta, Portugal, Cyprus, het Verenigd Koninkrijk en Spanje waar 90 % van de rechters man zijn.

Al maken heel wat vrouwen deel uit van de hooggerechtshoven in tal van nieuwe lidstaten, toch bekleedt meestal een man het hoogste ambt. In Tsjechië, Luxemburg, Oostenrijk Slovenië, Roemenië, Zweden en Finland zit momenteel een vrouw het Hooggerechtshof voor. In de Europese Unie zijn gemiddeld 20 % van de voorzitters vrouwen.

Andere topposities uit de magistratuur die jaarlijks in kaart worden gebracht in de Europese Database on Woman and Men in Decision-making, zijn de voorzitters van de administratieve rechtscolleges (voor België, de Raad van State), de voorzitters van de grondwettelijke rechtbanken (voor België het Grondwettelijk Hof) en de leidende procureurs (voor België zes in aantal). Sinds 10 januari 2012, wordt slechts één van de hoge ambten bekleed door een vrouw, namelijk mevrouw A. Harrewyn, procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent.

Vooraleer in te gaan op een aantal principiële argumenten om genderquota in te voeren, staan we stil bij de vraag waarom vrouwen zo slecht doorstromen naar hoge en beleidsbepalende posities in de rechterlijke macht. Afrondend motiveren we waarom genderquota vandaag als legitieme en tijdelijke maatregel noodzakelijk zijn.

De eerste uitleg voor de geringe vertegenwoordiging van vrouwen is het nog altijd bestaande glazen plafond bij justitie (3) . Doorgaans worden een drietal groepen argumenten gebruikt die het in stand houden van dat glazen plafond verklaren : (1) « het is een kwestie van tijd », (2) « vrouwen willen niet », en (3) « de organisatiecultuur maakt het vrouwen moeilijk ».

(1) Nu de instroom van de vrouwen in de magistratuur goed op gang is gekomen, is de gangbare theorie dat het slechts een kwestie van tijd zal zijn dat een evenredig deel van vrouwen in topfuncties terecht komen. Dat is echter zeer twijfelachtig. De geschiedenis leert dat het niet klopt dat « met verloop van tijd het wel vanzelf zal gebeuren ». Nederlands onderzoek van De Rooij toont aan dat het tijdseffect op de verticale segregatie sinds 1975 niet heeft gespeeld. Of het percentage vrouwen blijft miniem, of het duurt allemaal heel erg lang.

(2) Het tweede argument — « vrouwen willen niet » — is gedeeltelijk valabel. Sommige vrouwelijke rechters willen wel graag hogerop, maar geraken er niet. De structurele ondervertegenwoordiging van vrouwen in de hogere rechtscolleges, wijst op de ongelijke toegang tot belangrijke posities in de magistratuur. De geschiedenis leert dat de toegang tot de juridische beroepen nooit vanzelf is gebeurd. Het was altijd het gevolg van individuele acties van vrouwen, met de steun van de feministische beweging.

(3) Hogere rechtscolleges worden geassocieerd met een cultuur van mannelijkheid en staatsmanschap. Topfuncties in het gerecht worden nog te veel beschouwd als functies die altijd uitgeoefend werden door mannen en worden met bepaalde kenmerken — bewust of onbewust — geassocieerd (4) .

Verschillende argumenten bestaan voor een meer evenwichtige samenstelling van hogere rechtscolleges :

1. Bevorderen van het democratisch gehalte van de rechtspraak

De strategische doelstellingen van het Actieplan van Peking (het resultaat van de VN Wereldconferentie ivm vrouwenrechten) strekten ertoe vrouwen de middelen in handen te geven om te participeren in besluitvorming en om verantwoordelijke functies uit te oefenen. Het Actieplatform definieert twee strategische doelstellingen in het kader van het essentiële aandachtsgebied « Zeggenschap en besluitvorming » : « Maatregelen treffen om te zorgen voor gelijke toegang tot en volwaardige participatie van vrouwen in machtsstructuren en besluitvorming » (strategische doelstelling G.1) en « De capaciteiten van vrouwen om te participeren in besluitvorming en leiding vergroten » (strategische doelstelling G.2).

De magistratuur vertegenwoordigt de samenleving, die bestaat uit mannen en vrouwen. In de Belgische gerechtelijke wereld geldt echter nog steeds dat hoe strategischer en schaarser de positie, des te minder toegang vrouwen hiertoe toegang hebben. Wanneer het perspectief van de helft van de samenleving in de hogere rechtscolleges ontbreekt, is dat niet goed voor de geloofwaardigheid van de justitiële wereld. Het democratisch karakter van de instellingen vraagt om een evenwichtige samenstelling in verhouding tot de samenleving. Het gaat hier immers niet om sociale wenselijkheid maar om de toepassing van internationaal aanvaarde rechtsnormen, zoals artikel 7 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen (CEDAW) (5) .

2. Belang van de vertegenwoordiging van vrouwen

Het afbouwen van de ondervertegenwoordiging van vrouwen zal ook de noodzakelijke belangenverdediging voor vrouwen garanderen. Het gaat hierbij niet om het zogenaamd « vrouwelijk perspectief » van vrouwelijke rechters, maar om de verdediging van specifieke vrouwenbelangen (6) , die niet zomaar door mannen zouden kunnen verdedigd worden. (7) Dit geldt in het bijzonder voor het Grondwettelijk Hof, dat waakt over de fundamentele rechten en vrijheden.

3. Kwaliteitsvolle rechtspraak

Diversiteit en kwaliteit gaan hand in hand. Meer diversiteit is overal een meerwaarde, in de economie, in human resources : diversiteit leidt tot meer flexibiliteit en creativiteit. Uit verschillende onderzoeken en rapporten blijken dezelfde resultaten. Een meer gediversifieerde magistratuur zal de kwaliteit van de rechtspraak ten goede komen : betere aanwending van de talenten, meer aandacht voor het duurzaamheidsaspect, democratischere interne werking en betere erkenning van de legitimiteit van de uitgevaardigde besluiten.

Waarom streven naar genderpariteit via genderquota ?

— Allereerst omdat het instellen van quota een krachtige stimulans is die haar nut heeft bewezen, onder meer inzake de evolutie van het aantal vrouwen in het Federaal Parlement.

— Voor de beeldvorming van de hogere geledingen van een beroepsgroep die voor bijna de helft uit vrouwen bestaat, mag een zekere urgentie bestaan om ook vrouwen te benoemen. Eenzijdig opgebouwde organisaties sluiten nu eenmaal minder goed aan bij de samenleving.

— Wat het loopbaanbeleid voor vrouwen en hun doorstromingskansen betreft, zou de rechterlijke macht een lichtend voorbeeld moeten zijn en zich niet mogen neerleggen bij een situatie waarin de onderkant van de rechtspraak voornamelijk uit vrouwen bestaat en de top hoofdzakelijk uit mannen. Wanneer we vaststellen dat andere, zachte stimuli die eigenlijk hadden moeten werken, gefaald hebben, moeten we naar een paardenmiddel grijpen.

— Het realiseren van genderpariteit kan men in de magistratuur, net zo min als in de meeste andere organisaties, aan de sector zelf overlaten, aangezien er te veel gevestigde belangen op het spel staan. Er bestaat geen twijfel dat er voldoende gekwalificeerde vrouwen voor hoge functies te vinden zijn. Een quotummaatregel kan moeilijk als « ingrijpend » worden bestempeld, wanneer men kan uitgaan van een voldoende grote pool.

Dit voorstel van bijzondere wet beoogt een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in het Grondwettelijk Hof.

Het Hof bestaat uit zes Nederlandstalige en zes Franstalige magistraten. Deze zes worden ook onderverdeeld in drie magistraten met juridische achtergrond (professoren, bepaalde functies in de hoge magistratuur) en drie magistraten die gewezen parlementslid zijn. Er zijn dus vier categorieën met telkens drie magistraten.

De indieners van dit voorstel van bijzondere wet stellen voor dat ten minste één van de drie rechters in elke categorie van een ander geslacht is, vergeleken bij de meerderheidsgroep. Het is dus de bedoeling bij de twaalf rechters van het Grondwettelijk Hof een verhouding van één op drie rechters van verschillend geslacht in acht te laten nemen.

Relevante literatuur

— Brems E., Stevens L., Recht en Gender in België, Brugge, die Keure, 2011.

— Keereman, A. (2010), « Quota voor vrouwen binnen de magistratuur. » Interview met Eva Schandevyl in : De Juristenkrant, 27 oktober 2010, blz. 9.

— Keereman, A. (2011), « Het recht is nog te weinig genderneutraal. » Interview met Liesbet Stevens en Eva Brems in : De Juristenkrant, 6 april 2011, blz. 9-10.

— Schandevyl, E., De Metsenaere M. en Bollen, S., In haar. Vrouwe Justitia feministisch bekeken, VUBpress, 2010, 160 p.

— De Rooij, M. (2007), A Woman is the Judge. 60 jaar vrouwelijke rechters in Nederland. In : Nederlands Juristenblad, 39, blz. 2474-2481.

— Brems, E. (2005), Samenstelling Hoge Raad niet discriminerend in : De Juristenkrant, 9 februari 2005, blz. 10.

— Humblet, P., « De vervrouwelijking van de advocatuur en van het juridische werkveld », in Martyn, G., Donker, G., Faber, S., Heirbaut, D. (eds.), Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen, « Pro Memorie. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden, » 2009, 227-247.

— Deville, A. en Paye, O., Les femmes et le droit : constructions idéologiques et pratiques sociales, Bruxelles, 1999.

— Anasagasti M. en Wuiame N., Women and decision-making in the judiciary in the European Union, European Commission, Directorate-General for Employment, Industrial Relations and Social Affairs, 1999.

— Boigeol, A., « Male strategies in the face of the feminisation of a profession : the case of the French judiciary », in Schultz, U. en Shaw, G., (eds), Women in the legal profession, Oxford, 2003.

Zakia KHATTABI.
Freya PIRYNS.

VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 34, § 5, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, ingevoegd bij de wet van 9 maart 2003, wordt vervangen door wat volgt :

« § 5. Het Hof telt telkens ten minste een rechter van verschillend geslacht :

— onder de Nederlandstalige rechters die voldoen aan de in § 1, 1º, bepaalde voorwaarden,

— onder de Franstalige rechters die voldoen aan de in § 1, 1º, bepaalde voorwaarden,

— onder de Nederlandstalige rechters die voldoen aan de in § 1, 2º, bepaalde voorwaarden,

— onder de Franstalige rechters die voldoen aan de in § 1, 2º, bepaalde voorwaarden. »

13 september 2012.

Zakia KHATTABI.
Freya PIRYNS.

(1) In de hele geschiedenis van het Grondwettelijk Hof komen slechts drie vrouwelijke rechters voor, op een totaal van 45 : Trees Merckx-Van Goey, Janine Delruelle-Ghobert en Irène Pétry.

(2) Richtinggevend is het Verslag van de Europese Commissie « Les femmes et les hommes dans la prise de décision 2007 — Analyse de la situation et tendances ». Voor een jaarlijkse up-date van de « Database on woman and men in decision-making » met betrekking tot de hogere rechtscolleges, zie : http://ec.europa.eu/justice/gender-equality/gender-decision-making/database/judiciary/index_en.htm.

(3) Voor deze toelichting werd uitvoerig geput uit De Rooij, M. (2007), A Woman is the Judge. 60 jaar vrouwelijke rechters in Nederland. In : Nederlands Juristenblad, 39, blz. 2474-2481.

(4) Het zit al vervat in de terminologie « raadsheer ». Bij het herijken van de benoemingsprocedures, verdient ook de beeldvorming aandacht. De aanduiding « raadsheer » moet worden vervangen door « rechter ». De toekomstige generaties zullen in de 21e eeuw moeten opgroeien met het gender-neutrale beeld dat de functies in de hoogste rechtscolleges door mannen en vrouwen gelijkelijk worden bezet.

(5) Artikel 7 van de CEDAW : « States Parties shall take all appropriate measures to eliminate discrimination against women in the political and public life of the country and, in particular, shall ensure to women, on equal terms with men, the right : (...) b) To participate in the formulation of government policy and the implementation thereof and to hold public office and perform all public functions at all levels of government; (...). »

(6) P. Popelier « Geslachtsquota in de besluitvormingsorganen van publieke instellingen vanuit juridisch perspectief » in E. Brems, L. Stevens, Recht en Gender in België, Brugge, die Keure, 2011, 29-30 en 145-179 : « De leer van de bijzondere belangenverdediging gaat uit van het bestaan van specifieke vrouwenbelangen, die niet zomaar door mannen zouden kunnen verdedigd worden. Meestal blijft men vaag over welke belangen zodanig gegenderd zijn dat ze eenduidig gelden voor alle vrouwen ongeacht hun etnie, klasse, status of hun sociale en culturele context. Volgens Phillips maakt het contingente karakter van gender en vrouwenbelangen de aanwezigheid van vrouwen in besluitvormingsorganen echter des te meer noodzakelijk, omdat ze niet op voorhand, maar pas doorheen het politieke proces kunnen worden geformuleerd. In werkelijkheid blijkt de aanwezigheid van vrouwen in besluitvormende organen vooral relevant om wetgeving ten voordele van vrouwen te stemmen, zoals onder meer geslachtsquota op kandidatenlijsten. Hoe dan ook, in deze filosofie is een « drempelaanwezigheid » relevant, die gewoonlijk op 30 % van de leden wordt gelegd. In de parlementaire voorbereidingen bij de grondwetsbepaling wordt vaak verwezen naar de idee dat een grotere deelname van vrouwen aan het politieke besluitvormingsproces noodzakelijk is om de belangen van vrouwen te verdedigen. De regering, die het tekstvoorstel voor artikel 11bis GW indiende, gaf daarbij als doelstelling een « kritieke massa » op, die zou neerkomen op een minimumaandeel van een derde vrouwen. Deze drempelaanwezigheid van 30 à 33 % is ook in internationale teksten terug te vinden als streefcijfer. Net zoals de Belgische grondwetgever, worden in die internationale teksten argumenten die verwijzen naar paritaire democratie, gemengd met argumenten die verwijzen naar een specifieke belangenvertegenwoordiging. Het Europees Parlement pleit voor een verdergaande gelijkheid, met 40 % als minimaal vertegenwoordigingspercentage « op alle beleidsterreinen en in alle commissies op EU, nationaal en internationaal niveau ». Ook de Commissie van Venetië pleit ervoor om meer ambitieuze streefdoelen te formuleren dan de minimumaanwezigheid van 30 %. Een grondslag voor dit cijfer wordt niet gegeven.»

(7) Met « vrouwelijk perspectief » doelen we op de eventuele impact van de vervrouwelijking van de magistratuur op de rechtspraak; dat vrouwelijke magistraten meer gericht zouden zijn op procedures en een sterkere voorkeur hebben voor overleg en verzoening dan mannen, die zich eerder zouden laten leiden door abstracte regels. Onderzoekers treffen daar geen evidentie voor aan, en menen dat het mens- en maatschappijbeeld van de magistraat zwaarder doorweegt dan de sekse. Het antwoord op die vraag wordt trouwens bemoeilijkt door het multifactoriële karakter van het jurisdictieproces : niet alleen de sekse van de magistr(a)t(en) in kwestie speelt een rol, ook andere factoren zijn bepalend. Het is moeilijk om sekse als variabele te isoleren. De meeste vonnissen en arresten komen immers collegiaal tot stand, want de magistraat zetelt zelden alleen.