5-74 | 5-74 |
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Allereerst wil ik benadrukken dat veiligheid ook voor ons cruciaal is. Laat daarover geen misverstand bestaan.
De Plopsa Group kwam onlangs opnieuw in het nieuws met betrekking tot zijn beleid ten aanzien van personen met een handicap. In april jongstleden werden in Plopsaland personen met een handicap de toegang tot bepaalde attracties ontzegd.
Na protest werd het beleid ten aanzien van personen met een handicap bijgestuurd. De tussenoplossing bestaat erin dat aan de ingang van het pretpark aan begeleiders van personen met een handicap wordt gevraagd een formulier te ondertekenen waarin ze verklaren dat ze op de hoogte zijn gebracht dat Plopsa aan personen met een handicap ten stelligste afraadt om sommige attracties te betreden. Die instructie is gebaseerd op de risicoanalyses waarover zoveel te doen is geweest in april. Met andere woorden, personen met een handicap worden alleen op eigen risico tot bepaalde attracties toegelaten.
Is Plopsaland het enige pretpark dat personen met een handicap een verklaring laat ondertekenen en is die verklaring juridisch afdwingbaar bij een incident of een ongeval? Wat is de juridische status van de verklaring?
Volgens sommige kranten zou inmiddels overleg zijn gepleegd met de FOD Economie. Ik had dan ook graag vernomen of inderdaad overleg heeft plaatsgehad met de FOD Economie en, zo ja, met welk resultaat? Zo neen, is overleg gepland?
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. - Het onderwerp is belangrijk en vergt een grote kiesheid; die kiesheid ontbreekt misschien in de discussie die tot dusver wordt gevoerd.
Ik begin met een belangrijke precisering. Artikel 7 van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten zegt het volgende: `De producenten verstrekken binnen het bestek van hun activiteiten de gebruiker de informatie die hem in staat stelt zich een oordeel te vormen over de aan een product inherente risico's gedurende de normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksduur, indien deze risico's zonder passende waarschuwing niet onmiddellijk herkenbaar zijn, en zich tegen deze risico's te beschermen.'
Als producent heeft Plopsaland dus de plicht gebruikers te informeren en ze duidelijk te waarschuwen voor mogelijke problemen. Dat is wat nu gebeurt. Plopsaland heeft per toestel een risicoanalyse gemaakt. Op grond daarvan raadt het pretpark bepaalde personen af bepaalde attracties te gebruiken. Die personen kunnen immers lichamelijke of geestelijke problemen ervaren met het gebruik omdat ze onvoldoende autonoom zijn, onvoldoende zelfredzaam, niet in staat bepaalde bewegingen uit te voeren of niet in staat zich vast te houden, of onvoldoende besef hebben van tijd en ruimte.
Plopsaland geeft in die risicoanalyse uiterst gedetailleerde informatie. Zo wordt voor elk toestel aangegeven waarom het voor bepaalde personen gevaarlijk is en het hen wordt afgeraden het toestel te betreden. Dat is de strikte toepassing van de wet. Wanneer ze dat niet zouden doen, passen ze de wet niet correct toe.
De volgende stap in deze tussentijdse oplossing is dat de begeleider inschat of die attracties een gevaar vormen voor de begeleide persoon. De begeleide persoon betreedt de attracties dus op eigen initiatief. De woorden `op eigen initiatief' zijn een juridische spitsvondigheid. Er staat niet `op eigen risico'. Ik wil hier zeer duidelijk zijn. Zelfs als men die verklaring ondertekent, betreedt men het toestel niet op eigen risico. Door artikel 1382 en verder van het Burgerlijk Wetboek kan, met het louter ondertekenen van dit document, de verantwoordelijkheid niet worden verschoven. Als er een ongeval gebeurt, zal er nog altijd discussie zijn over wie waarvoor verantwoordelijk is, gelet op de concrete feiten. Plopsaland heeft de uitdrukking `op eigen initiatief' dus niet lukraak gekozen. Ze weten zelf ook wel dat het niet hetzelfde is als `op eigen risico'. Die oplossing is noch goed, noch volledig.
Op 24 mei heeft de FOD Economie een eerste overlegvergadering georganiseerd met de Plopsa Group, TÜV SÜD Benelux, het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Toerisme Vlaanderen, het Vlaams Expertisecentrum Toegankelijkheid en Gelijke Kansen in Vlaanderen. Plopsaland past die risicoanalyse ook toe in zijn andere vestigingen. We weten niet of dit ook elders zo gebeurt.
Op die vergadering is afgesproken om twee lijsten op te maken. Enerzijds heeft Plopsaland een lijst met de noodzakelijke vaardigheden per attractie. Die telt meer dan 80 bladzijden en is overhandigd aan de FOD Economie. Anderzijds dienden de vertegenwoordigers van de mensen met een beperking een lijst te overhandigen waarin bij elk type beperking de vaardigheden staan vermeld.
Die tweede lijst zou aangebracht worden door de verenigingen die opkomen voor mensen met een beperking. Die lijst moest in juli klaar zijn, maar is nog niet afgeleverd. Hierdoor is de tweede vergadering ook niet kunnen doorgaan. De FOD Economie had graag die lijst ontvangen, zo niet had de volgende vergadering volgens hen geen zin. Er is aan iedereen gevraagd het debat niet op de spits te drijven, en ervoor te zorgen dat we die teksten hebben. Dan pas zal de FOD Economie de volgende vergadering houden en een definitieve oplossing zoeken.
De voorliggende tekst is geen definitieve oplossing. De woorden `op eigen initiatief' zijn dubbelzinnig. Men interpreteert het als `op eigen risico', wat het niet is. Ik kan alleen vragen dat die twee lijsten me zo vlug mogelijk worden bezorgd. Aangezien de verschillende partijen hebben afgesproken wat de beperkingen zijn voor elke attractie, kan objectief en correct worden gehandeld.
Het is essentieel dat een verbod goed gedocumenteerd is, wil het objectief zijn. Wanneer dat niet het geval is, is het discriminatie. Dat kunnen we uiteraard niet aanvaarden.
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Ik dank de minister voor zijn duidelijk en gestructureerd antwoord. Ik wil het debat ook niet op de spits drijven, verre van. Ik ben begonnen met te zeggen dat veiligheid ook voor ons heel belangrijk is en dat het daarbij niet uitmaakt of iemand een handicap heeft of niet.
Ik begrijp uit uw antwoord dat er overleg is geweest, waarop werd beslist een tweetal lijsten op te stellen. Een is al klaar, de andere komt eraan. Daarom werd nog geen tweede overleg gepland, vermits er nog geen basis was om verder te werken. Daar heb ik alle begrip voor.
Ik begrijp dat bepaalde vaardigheden nodig zijn om veilig in een attractie te kunnen, maar met dat aspect moeten we heel zorgvuldig omspringen. Het is niet omdat iemand een handicap heeft, dat hij of zij niet in een attractie zou mogen.
Ik heb ook het koninklijk besluit geraadpleegd waarop de risicoanalyse gebaseerd is. Daarin wordt mijns inziens vooral gekeken naar de veiligheid van het product, van de attractie dus. Als iemand in een treintje zit die door een bepaald mankement komt vast te zitten bijvoorbeeld hoog in een achtbaan, dan doet een handicap er niet toe, want niemand kan er dan uit. Gaat het om attracties waar het belangrijk is dat gebruikers uit kunnen stappen, dan kan daar op een aangepaste manier mee worden omgegaan, bijvoorbeeld door het inzetten van een assistent of een begeleider.
We hebben het nu over Plopsaland en de Plopsa Group, maar wat met de andere pretparken? Die hebben blijkbaar geen probleem en dat intrigeert me. Het is wellicht ook interessant te kijken hoe het er in het buitenland aan toe gaat, om dan definitief een goede oplossing te vinden, in het belang van iedereen en vooral in het belang van personen met een handicap