5-73

5-73

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 12 JUILLET 2012 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Proposition de loi visant à modifier les lois coordonnées du 31 décembre 1949 sur la collation des grades académiques et le programme des examens universitaires et la loi du 7 juillet 1970 relative à la structure générale de l'enseignement supérieur (de Mme Fatma Pehlivan, M. Jan Durnez et consorts ; Doc. 5-1697)

Discussion générale

M. le président. - La parole est à Mme Maes pour un rapport oral.

Mevrouw Lieve Maes (N-VA), rapporteur. - Dit wetsvoorstel werd op 10 juli 2012 ingediend en doorverwezen naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. De commissie heeft dit wetsvoorstel besproken en erover gestemd tijdens haar vergadering van 12 juli 2012.

Mevrouw Pehlivan zette de ratio legis van het wetsvoorstel kort uiteen.

Met dit voorstel van wet wordt de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs vervangen door een nieuw enig artikel waarmee de algemene structuur van het onderwijs in België wordt vastgelegd.

Artikel 127 van de Grondwet bepaalt dat de gemeenschappen bevoegd zijn voor het onderwijs met uitzondering van de bepaling van het begin en het einde van de leerplicht, de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's en de pensioenregeling.

De federale overheid is bevoegd voor het regelen van de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's. Daaronder moet volgens de grondwetgever worden verstaan: `de voorwaarden die werkelijk bepalend zijn voor de waarde en dus ook de gelijkwaardigheid van de diploma's: dit zijn enkel de grote indelingen van het onderwijs in niveaus, leidend tot de uitreiking van diploma's en eindgetuigschriften, alsook de minimale globale duur die aan elk van deze niveaus moet worden besteed.'

Met `diploma's' worden einddiploma's bedoeld, dat wil zeggen diploma's met een zelfstandige finaliteit uitgereikt bij het afsluiten van een onderwijsniveau. De `minimale globale duur' wordt omschreven als de resultaten van het aantal studiejaren, het aantal weken per jaar en het aantal uren per week. `Minimaal' betekent dat elke gemeenschap wel hogere eisen mag stellen, maar niet mag dalen beneden de federaal vastgelegde drempel. De minimale voorwaarden voor het behalen van diploma's hebben per definitie geen betrekking op de inhoud van het onderwijs.

In de verklarende nota bij de herziening van de Grondwet van 1988 staat: `De gelijke waarde van diploma's zal meer en meer door de Europese Gemeenschappen worden geregeld', Conform deze nota richten de gemeenschappen hun onderwijssystemen steeds meer in naar internationaal gangbare modellen. Het invoeren van de bachelor-masterstructuur is een voorbeeld van zo'n trend. Een ander voorbeeld is het Europees kwalificatiekader voor een levenslang leren.

In het voorliggende wetsvoorstel is ervoor gekozen om enkel nog de grote indelingen van het onderwijs in niveaus vast te leggen, met een koppeling aan de niveaus van het Europese kwalificatieraamwerk voor levenslang leren. Behoudens de toepassing van de leerplicht-wetgeving zijn er binnen elke grote indeling meerdere eindniveaus mogelijk die elk met een einddiploma kunnen afgesloten worden. Elk van deze eindniveaus moet dan wel verbonden worden met een van de acht niveaus uit het Europese kwalificatieraamwerk. Daarmee wordt dan de doelstelling van de grondwetgever gerealiseerd, te weten de gelijkwaardigheid van de diploma's over de gemeenschappen heen.

De heer Durnez, mede-indiener van het wetsvoorstel, wees op de aanleiding voor dit wetsvoorstel: een opmerking is van de Raad van State over een ontwerpdecreet in het Vlaams parlement betreffende de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in Vlaanderen.

Tijdens de algemene bespreking betreurde mevrouw Khattabi dat de commissieleden niet meer tijd kregen om de tekst van het voorstel te bestuderen, daar het toch de essentie betreft van het hoger onderwijs in de Franse Gemeenschap. Daarom ook heeft haar fractie geweigerd om dit voorstel mee te tekenen. Zij is van mening dat dit wetsvoorstel geen goed alternatief biedt en vindt het voorstel inhoudelijk vaag. Daardoor wordt volgens haar niet tegemoet gekomen aan de bekommernis van de wetgever over de gelijkschakeling van diploma's. Dit is ook de reden waarom haar fractie zich zal onthouden.

De heer Durnez antwoordde nog dat diverse aanpassingen zijn gebeurd aan het hoger onderwijs in de verschillende gemeenschappen van het land. Die aanpassingen beogen meestal de duur van het studieprogramma te verhogen. Het risico dat studieduur wordt verlaagd, is zeer gering.

Zowel de artikelen als het wetsvoorstel in zijn geheel werd aangenomen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

-La discussion générale est close.