5-1607/2 | 5-1607/2 |
12 JUNI 2012
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 12 juni 2012.
I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Het Akkoord dekt alle internationale relaties van vervoer van reizigers en goederen over de weg tussen België en Georgië.
Het bevestigt de preëminentie van het communautair recht. In de mate van het mogelijke werd de terminologie van het communautair recht gebruikt voor de gangbare omschrijvingen.
Het algemeen stelsel dat toegang biedt tot de vervoermarkt in beide landen, bestaat uit gewone machtigingen voor het vervoer van reizigers en gecontingenteerde machtigingen voor het vervoer van goederen. Bepaalde types vervoer werden nochtans vrijgemaakt.
Het Akkoord beperkt op twee manieren het gewicht en de afmetingen van de voertuigen, enerzijds, overeenkomstig de normen van het land van onthaal en, anderzijds, in functie van de officieel geregistreerde karakteristieken van de voertuigen. Het Akkoord regelt ook het uitzonderlijk vervoer overeenkomstig de bepalingen van de wegcode.
Het nationaal recht is van toepassing op het grondgebied van onthaal indien niets anders in het Akkoord bepaald is.
Ingeval van overtreding van het Akkoord of het nationaal recht, wordt de vervoerder vervolgd en gestraft volgens het nationaal recht van het land van onthaal. Dit land kan ook aan het land van vestiging vragen sancties te nemen.
De fiscale bepalingen zijn de gebruikelijke bepalingen die in zulke akkoorden vastgesteld zijn; de vervoerders worden onder andere vrijgesteld van de verkeersbelasting, maar niet van de betaling van gebruiksrechten.
Het Akkoord richt een gemengde commissie op waarvan de bevoegdheden vrij uitgebreid zijn. Deze commissie stelt het aantal en de aard van de machtigingen vast en mag de lijst van de vrijgemaakte transporten uitbreiden. Ze is ook bevoegd inzake verschillende materies die samenhangen met het eigenlijke vervoer.
Het Akkoord treedt in werking vanaf de datum van ontvangst van de laatste kennisgeving dat alle noodzakelijke procedures, overeenkomstig de nationale wetgevingen van beide landen, afgerond zijn.
II. ALGEMENE BESPREKING
De heer De Bruyn verwijst naar het advies van de Raad van State (stuk Senaat, nr. 5-1607/1, blz. 14 en 15) waarin wordt opgemerkt dat overeenkomstig artikel 6, § 4, 3º van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de gewestregeringen moeten betrokken worden bij het ontwerpen van de regels van de algemene politie en de reglementeringen op het verkeer en vervoer, alsook van de technische voorschriften inzake verkeers- en vervoersmiddelen. In de memorie van toelichting wordt hierover vermeld dat het bedoelde Akkoord geen nieuwe regels van algemene politie of nieuwe reglementeringen inzake verkeer of vervoer vastlegt, maar alleen een aantal bestaande regels toepast. Volgens de Raad van State echter bepaalt het Akkoord wel welke regels van toepassing zullen zijn op het vervoer van personen en zaken en daarom valt het onder het begrip « reglementering op het verkeer en vervoer » in de zin van het voormelde artikel 6, § 4, 3º van de bijzondere wet, zelfs al gaat het om een loutere herhaling van vroegere verdragsbepalingen.
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken legt uit dat naar aanleiding van het advies van de Raad van State, het Akkoord gemengd (federaal/gewesten) werd verklaard door de werkgroep « Gemengde Verdragen » van 5 juli 2011. Het Akkoord zal dus ook door de parlementen van de gewesten goedgekeurd moeten worden.
III. STEMMINGEN
De artikelen 1 en 2, alsmede het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Piet DE BRUYN. | Karl VANLOUWE. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 5-1607/1 — 2011/2012).