5-62 | 5-62 |
De voorzitster. - De heer De Groote en Mevrouw Matz verwijzen naar hun schriftelijk verslag.
Mme Zakia Khattabi (Ecolo). - Madame la présidente, chers collègues, nous voilà enfin amenés à nous prononcer sur le fameux traité instituant le Mécanisme européen de stabilité.
Mon groupe est un groupe fédéraliste européen convaincu depuis toujours. Nous sommes persuadés que c'est en nous montrant solidaires que nous dépasserons la tourmente. La question est bien le coût de cette solidarité pour ceux qui en bénéficieront.
Nous avions déjà marqué notre inquiétude à cet égard lors de la modification de l'article 136 du Traité européen. Je dois dire que nous ne sommes toujours pas rassurés puisqu'il apparaît que le remède pourrait être pire que le mal qu'il entend combattre. Bien que rien n'apparaisse aussi clairement dans le texte et ses articles, l'exposé des motifs est très clair. Le ministre a confirmé en commission que l'octroi d'une assistance financière dans le cadre du MES sera conditionnée à la ratification de ce que l'on appelle communément la « règle d'or ».
Or en période de conjoncture difficile, des déficits consécutifs à des investissements porteurs d'avenir devraient être autorisés à titre transitoire pour laisser des marges de manoeuvre suffisantes aux États membres. L'objectif devrait être de mener dès à présent des politiques sociales, économiques et environnementales adéquates.
Les Verts défendent depuis le début l'idée que l'austérité ne peut être le seul horizon européen et qu'il faut intégrer le développement durable comme réponse à la crise.
Le débat politique évolue puisque diverses voix s'élèvent enfin en faveur de ce changement de cap. C'est un pas mais alors, il faut s'entendre sur ce qu'est la relance. S'il s'agit de refaire ce qui a été fait précédemment, avec les résultats que nous connaissons, il n'en est évidemment pas question. Nous plaidons pour que l'Europe et ses États membres mettent en place, à côté de la nécessaire régulation du système bancaire, des politiques de redéploiement économique et durable dans des filières porteuses d'activités, d'emplois et de bien-être, par exemple.
Comment envisager de telles politiques sans marges de manoeuvre budgétaire ? Si le MES s'accompagne en fait de mesures d'austérité, il s'agit d'un jeu de dupes auquel Ecolo ne participera pas. Nous n'accordons toujours pas de blanc-seing à cette majorité. Par conséquent, nous nous abstiendrons à nouveau.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - We hebben met de minister al een interessant debat gehad in de commissie en enkele belangrijke punten kunnen we hier nog verder bespreken.
Het aanvankelijk maximaal leningvolume van het Europees Stabiliteitsmechanisme, ESM, is vastgesteld op 500 miljard euro. Dat maatschappelijk kapitaal van het ESM is verdeeld in volgestorte en niet-volgestorte aandelen. Na de inwerkingtreding, vermoedelijk op 1 juli 2012, zullen de EU-lidstaten in een periode van twee jaar een bedrag van 80 miljard euro storten in de kas van het ESM. Dat bedrag is dus onmiddellijk beschikbaar voor het ESM. Maar het grootste deel van het geld leent het ESM op de kapitaalmarkt. Daarvoor zullen de lidstaten kredietgaranties geven ter waarde van ongeveer 420 miljard euro. Met andere woorden, de lidstaten houden 420 miljard euro gereed als kredietgarantie voor de ESM-obligaties. Zo staan de zeventien deelnemende eurolanden, en dus ook de burgers van die eurolanden, garant voor de leningen die het ESM zal verstrekken.
Als het geld niet kan worden terugbetaald door een land dat de lening ontvangt, roept het ESM de garanties in en volgens de verdeelsleutel heeft België hierin een aandeel van 3,4%. België doet voor ruim 24 miljard euro mee aan de borgstelling voor het ESM en legt nu meteen 2,78 miljard euro in.
Het gaat om enorme bedragen en daarom willen we vooreerst meer duidelijkheid over een aantal zaken.
Kan de minister toelichting geven over de werking van de garanties? Het ESM wil lenen op de kapitaalmarkt en de lidstaten staan daarvoor garant volgens een bepaald gewicht. Zal dat gewicht wijzigen wanneer een land dat momenteel mee garant staat, zelf aan het infuus moet? Ik denk nu aan Spanje. Elk plan voor financiële steun dat tot vandaag is ontworpen, is nadien ook nog opgetrokken. Het ESM heeft nu een substantieel kapitaal ter beschikking, maar wanneer een grote economie in de problemen zou komen, zou die 500 miljard snel kunnen opgesoupeerd raken. Wat gebeurt er in dat geval met ons aandeel van 3,4% in de garanties en wat met onze kapitaalinbreng?
Resulteert dit niet in een grote Europese bad bank, waarin de garanties verstrekt door een krimpend aantal landen mogelijk een negatieve spiraal kunnen uitlokken?
Wat is het scenario wanneer een belangrijk ESM-land, zoals Spanje, werkelijk steun nodig heeft? Welke stappen doen zich dan achtereenvolgens voor?
We hebben langs verschillende kanten verbintenissen aangegaan. Naast het ESM zijn er ook de eerdere bilaterale leningen en de tussenkomsten in de financiële sector. Daar is in toenemende mate risico aan verbonden. Hoe zal men te werk gaan om een regelmatige rapportering te krijgen over de evolutie van deze verbintenissen?
Het tweede punt dat ik wil aankaarten is het karakter van het verdrag. Gaat het al dan niet om een gemengd verdrag? Volgens ons heerst hierover nog veel onduidelijkheid. In het advies van de Raad van State worden twijfels geuit over het karakter van het verdrag. De raad wijst erop dat de budgettaire verantwoordelijkheid bij de federale staat berust, die de Belgische bijdragen voor zijn rekening neemt. Er is dus geen rechtstreekse budgettaire weerslag op de begroting van de deelgebieden. Bovendien is alleen de federale staat bevoegd voor het muntbeleid, zowel intern als extern.
De afdeling Wetgeving van de Raad van State wijst wel op enige bepalingen van het ESM-verdrag die niettemin twijfel kunnen doen rijzen. In hoever kan bijvoorbeeld artikel 36 van het verdrag, over de vrijstelling van belasting, een weerslag hebben op de fiscale bevoegdheid van de gewesten?
De Raad van State stelt in zijn advies dat, gelet op de aldus geuite twijfels, de memorie van toelichting op zijn minst moet worden aangevuld, zodat het duidelijk is of het ESM-Verdrag dat ter instemming wordt voorgelegd, al dan niet gemengd van aard is. Onze fractie sluit zich volmondig aan bij het oordeel van de afdeling Wetgeving van de Raad van State en meent dat rechtszekerheid moet bestaan als de werkgroep Gemengde Verdragen om advies zou zijn verzocht.
Kan de minister duidelijk maken op welke wijze dit verdrag wordt behandeld: als een gemengd of als een niet gemengd verdrag? Is inmiddels toch nog het advies gevraagd van de werkgroep Gemengde Verdragen? Zo ja, hoe luidt dat advies?
De verduidelijkingen van de minister zullen belangrijk zijn om ons stemgedrag te bepalen.
Mme Vanessa Matz (cdH). - Le traité proposé aujourd'hui à la ratification du Sénat vise à établir une discipline budgétaire stricte en contrepartie de l'assistance financière fournie par le nouveau Mécanisme européen de stabilité aux États membres de la zone euro qui n'ont plus accès au refinancement de leur dette par les marchés financiers à des conditions d'intérêt soutenables.
Il s'agit donc de pallier l'absence d'un budget fédéral qui, en pure logique, devrait, dans une union monétaire, venir en appui de la monnaie fédérale par le biais d'un dispositif associant discipline budgétaire des États et assistance financière entre eux.
Ce compromis répond au principe - cher à mon parti - de l'équilibre nécessaire entre responsabilité et solidarité.
Cet instrument est un outil de circonstance puisque sa véritable justification vise à rencontrer les objections politiques et juridiques soulevées en Allemagne, dont l'implication plus forte dans le renforcement du dispositif de gouvernance et de solidarité de l'Eurozone est indispensable.
Par ailleurs, il permet de contourner la menace du veto britannique, agité par Londres, en vue d'obtenir un traitement préférentiel pour la City en matière de régulation et de supervision financière, option inacceptable pour ses partenaires.
La voie intergouvernementale est dès lors apparue la seule possible. Elle consacre bien entendu du même coup l'évolution vers une Union européenne à deux vitesses, ce dont il n'y a pas lieu de trop s'inquiéter. D'une part, l'Eurozone peut ainsi progresser et, d'autre part, il est toujours loisible à la Grande-Bretagne et à la Tchéquie, autres États non signataires, de rejoindre le noyau de l'Eurozone lorsqu'ils rempliront les conditions d'adoption de l'euro ou qu'ils y seront disposés.
On peut avec raison s'interroger sur les dispositions de fond du traité, sur la portée véritable et la pertinence de la règle d'or, sur la clarification de cette règle dans la pratique.
Fera-t-elle exception pour les investissements immatériels de croissance que constitue la recherche, par exemple ? -, sur la tutelle que la Commission va exercer sur les projets de budget nationaux et sur le tour bureaucratique et intrusif que cette tutelle pourrait prendre, ce qui n'irait pas sans soulever de délicates questions sur la légitimité démocratique du processus.
On peut même s'interroger sur la faisabilité d'un plafonnement du déficit structurel à 0,5% en cas de récession prolongée.
On doit surtout s'assurer que le désendettement et la réduction des déficits n'exerceront pas un effet déflationniste procyclique qui, en provoquant la décroissance, aggraverait le ratio d'endettement au moment même où l'on entend le réduire.
La politique économique par les règles, telle que l'affectionnent les Allemands, a ses mérites, mais les circonstances peuvent imposer l'exercice d'un certain pouvoir discrétionnaire pour que le mieux ne soit pas l'ennemi du bien.
La mise en oeuvre du traité doit être soumise à une marge d'appréciation politique.
Je voudrais, pour ma part, signaler qu'en dépit des réserves et des questions que soulève ce traité, je suis reconnaissante au Conseil européen de l'avoir proposé à la ratification des parlements nationaux. Le Conseil présidé par Herman Van Rompuy a en effet réussi, jusqu'ici, à assurer l'intégrité et le fonctionnement de la zone euro, malgré la pression des marchés financiers sur les pays exposés par l'ampleur et la vulnérabilité de leur dette souveraine.
La démarche empirique, souvent qualifiée de navigation à vue, le gradualisme de la démarche - critiqué en raison de petits pas trop rares et trop tardifs - et l'approche intergouvernementale, jugée hérétique aux yeux des tenants de la méthode communautaire, tout cela comporte bien entendu une part de vérité mais ne doit pas dissimuler l'essentiel : ce traité est tout simplement incontournable. En même temps, il est bien insuffisant pour sortir l'Eurozone d'affaire et amorcer la reprise de la croissance en Europe.
La croissance a bonne presse aujourd'hui en Europe, mais ne nous leurrons pas à ce propos : elle dépend de la qualité de l'offre, soit l'innovation et la productivité, et du volume de la demande, à commencer par la consommation, son vecteur le plus important. Or, si les « project bonds », le renforcement du capital de la BEI et l'utilisation des fonds structurels peuvent exercer à moyen terme un impact utile pour la croissance, par l'offre, ils ne suffiront pas à assurer une relance et encore moins un reflux du chômage qui atteint aujourd'hui la cote d'alerte de 11% dans la zone euro.
La relance ne viendra que d'une reprise de la demande, dont les termes sont, à l'échelon de l'Eurozone, l'allégement du service de la dette via sa mutualisation, un assainissement du secteur bancaire pour contrer la contraction en cours du crédit aux PME, une politique budgétaire expansionniste dans les pays à dette publique soutenable, un relèvement des salaires dans les pays en surplus extérieur, un abaissement du coût du travail par transfert de la charge fiscale sur les salaires vers d'autres revenus ou d'autres ressources comme l'énergie et la consommation, au-delà des biens de nécessité, et une dépréciation raisonnable de l'euro pour stimuler nos exportations.
Toutes ces politiques sont nécessaires et passent par un consensus au sein de l'Eurozone.
Nous devons donc aller au-delà du traité qui doit être considéré comme une étape préliminaire. Trois étapes ultérieures devront être engagées au plus tôt, pour fournir à l'eurozone une base de gouvernance plus robuste et plus équilibrée.
Tout d'abord, la relance véritable n'interviendra que lorsque la zone euro répondra à l'axiome : « À monnaie unique, dette unique ».
L'eurozone doit donc régler d'abord la question centrale de la mutualisation de la dette, assortie bien évidemment d'une discipline stricte en matière de déficit et d'émission de titres européens : les euro-obligations. Ainsi se constituerait, dans l'eurozone, un marché obligataire profond et liquide qui attirerait les investisseurs du monde entier et ferait baisser les taux d'intérêts de manière drastique pour les pays périphériques, et cela sans qu'il en coûte au contribuable.
L'eurozone doit aussi, comme le recommande le gouverneur de la BCE, Mario Draghi, organiser une union bancaire qui centraliserait régulation, supervision et résolution des crises des banques systémiques.
L'eurozone doit enfin oser l'harmonisation fiscale des facteurs mobiles que sont l'entreprise et l'épargne financière et en finir avec la concurrence fiscale tellement dommageable pour nos États en mal de ressources.
On m'objectera sans doute que l'Allemagne n'en voudra jamais. C'est faux. Certes, ce pays a longtemps plaidé le self-interest auprès de sa population pour justifier la solidarité. On ne prospère pas seul dans une eurozone asphyxiée par l'austérité. Mais l'Allemagne évolue ; elle pense que la monnaie unique doit créer une communauté profonde de destin entre pays de l'eurozone et qu'il faut désormais assumer cette nouvelle donne dans une perspective constructive.
C'est au nom d'un projet européen qu'il faut désormais agir. L'Europe est, par construction, faite de diversité ; son ciment se trouve dans la solidarité, avec toujours, pour contrepartie, la responsabilité. L'eurozone dotée d'une monnaie fédérale a besoin de solidarité et de responsabilité dans trois domaines : budgétaire, fiscal et financier.
Je vous propose que la Belgique, longtemps trop discrète à l'eurogroupe, prenne l'initiative d'ouvrir une réflexion sur ces points, avec pour perspective politique une Constitution pour la zone euro, fondée sur le même principe d'auto-exclusion des pays qui la rejetteraient. Le chantier de l'eurozone doit être mené à son terme logique : une unité complète, à l'abri des marchés, qui puisse agir sur la scène internationale et peser sur le noyau du G-20.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - De bespreking van het ESM-verdrag in de Senaatscommissie had niet veel om het lijf en naar ik heb vernomen, werd het verdrag er in de Kamercommissie op twintig minuten doorgejaagd. Dat zou kunnen laten vermoeden dat het om een fait divers gaat, maar dat is het volstrekt niet. In plenaire vergadering krijgt het verdrag wel wat meer aandacht dan in de commissie.
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. - Mevrouw, in de commissie hebben we over dit verdrag gedurende twee en een half uur een intens politiek debat gevoerd en uzelf hebt een twintigtal minuten gesproken.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik zei dat de Kamercommissie maar twintig minuten nodig had voor het debat. In de Senaatscommissie heb ik inderdaad lange tijd het woord genomen, en dat zal ik nu ook doen. Ik maak daarvoor graag gebruik van artikel 39 en van mijn spreektijd van dertig minuten om me ten stelligste te verzetten tegen het verdrag. Het is een schande dat onze staat het goedkeurt.
De term stabiliteitsmechanisme is een eufemisme. Het woord stabiliteit is een schoolvoorbeeld van orwelliaanse newspeak. De euro- en EU-technocraten in Brussel spreken voortdurend over stabiliteit. Ik geef slechts enkele voorbeelden: eurobonds noemt men nu stabiliteitsobligaties, Europese belastingen heten nu financiële transactiebelastingen. Die orwelliaanse taal moet verhullen dat het gaat om een verdere uitholling van de soevereiniteit van de Europese natiestaten, van de Belgische staat en ook van toekomstige staten zoals Vlaanderen.
Het ESM-verdrag zou een andere naam moeten dragen. Ik stel Europees Soevereiniteitsdiefstalmechanisme voor omdat het verdrag van Europa een transfertunie maakt naar Belgisch model, die miljarden belastinggeld op antidemocratische wijze van Noord naar Zuid versluist. Die naam dekt alleszins beter de lading dan ESM.
Het ESM wordt soms ook wel kortweg `het permanent noodfonds' genoemd. Om de euro overeind te houden gaat men dus over van een tijdelijk noodfonds naar een permanent noodfonds. Voor mij is dat typerend voor de mislukking van de postmoderne dictatuur die Europese Unie heet.
Maar waarom moest dat ingrijpende mechanisme eigenlijk in het leven worden geroepen? Het antwoord op die vraag luidt gewoonlijk: de crisis, of de eurocrisis. De hamvraag is dan waarom die eurocrisis er gekomen is. Het antwoord dat de toonaangevende media of de eurofiele politici geven, is helemaal niet correct. Ze jagen de Europese volkeren angst aan door ze op populistische en leugenachtige wijze voor te houden dat de eurocrisis iedereen bedreigt. Ik denk dat de euro zelf aan de basis ligt van de economische crisis en dat dus de euro een grotere bedreiging vormt dan de crisis. Die eurofielen zijn echter te trots en te laf om toe te geven dat de totstandkoming van de politieke unie waarvoor een eenheidsmunt is vereist, en ook de invoering van de euro zelf, schromelijke vergissingen zijn geweest. Ze zijn ook als de dood voor de stem van het volk, die de vergissing keihard zal afstraffen, zoals wellicht in september in Nederland zal gebeuren.
Dikwijls hoor ik ook de mantra dat het zonder die eenheidsmunt allemaal nog veel erger zou zijn geweest. Zo worden echter groteske spookbeelden en doemscenario's losgelaten op de bevolking. De Van Rompuys en de Verhofstadts van deze wereld zetten daarbij de toon. Voor alle duidelijkheid, ik ben ook geen voorstander van de Belgische frank, en zal daar straks verder op ingaan.
Zonder de euro en de EU zouden we een crisis zoals in de jaren dertig hebben gekend, zo wordt gezegd. Daarbij veegt men onder de mat dat verschillende Europese landen, zoals bijvoorbeeld Zwitserland en Noorwegen, die noch de euro hebben, noch deel uitmaken van de Unie, het vandaag economisch veel beter doen en veel minder last hebben van de crisis.
Zonder de euro en de EU, nog altijd volgens hetzelfde dogma, zou zelfs de vrede in Europa op de helling komen te staan. Woorden als `chaos' en `oorlog' waren nooit zo aan inflatie onderhevig als vandaag. Men doet net alsof we in het Europa van voor het verdrag van Maastricht uit 1993 allemaal in berenvellen rondliepen en in grotten woonden. Alles wordt heel simplistisch voorgesteld: de wereld is groot en alle Europese landen zijn klein, in die globalisering kunnen we alleen overleven als we één worden. Zonder die eenmaking gaan we ten onder en zullen we verarmen. Maar voor de invoering van de euro was Europa toch helemaal niet arm? Integendeel, Europa was een welvarende regio. Meerdere onderzoeken, onder meer in Nederland, hebben precies aangetoond dat de euro ons juist veel geld heeft gekost. Nooit ging het Europa meer voor de wind dan in de jaren voor de invoering van de euro. De bevolking weet dat alles sinds die invoering veel duurder is geworden. De euro-elites zijn verblind door zelfbedrog en doen daarom aan bangmakerij. Iedereen moet beseffen dat de democratie van de natiestaten in het gedrang komt omdat het zinkende EU-schip moet worden gered. De EU, die in mijn ogen niet democratisch is maar eerder antidemocratisch, is dus niet de oplossing. Niet het nationalisme is een gevaar, maar wel het euronationalisme.
Het mechanisme is me heel duidelijk: de eenheidsmunt en de politieke Europese Unie worden de Europese volkeren op ondemocratische wijze door de strot geduwd. En als die constructie die onwerkbaar is, vervolgens ook effectief niet werkt, dan wordt erop gehamerd dat de enig mogelijke oplossing bestaat in méér EU. Er wordt ons verteld dat we de crisis enkel kunnen oplossen door georganiseerde solidariteit tussen de lidstaten.
In de commissie hamerde de minister op de solidariteit. Er moet inderdaad solidariteit zijn tussen de Europese volkeren, maar niet met het mes op de keel, zoals het in de transferteconomie in ons land ook gebeurt. Meer Europa om de eenheidsmunt te redden, is volgens mij niet de oplossing. De euro-obligaties en het ESM-verdrag, dat vandaag voorligt, zijn dat evenmin. De crisis is niet enkel economisch, maar ook politiek. Voor een Europese politieke federatie is een volk en een politieke ruimte nodig. Die zijn er eenvoudigweg niet in Europa. De Europese Unie is een peperdure bureaucratie die op zoek is naar een natie. Daarom spelen de eurocraten voor natie. Zij hebben een vlag, een volkslied, een president en een parlement in het leven geroepen. Het gaat om politiek theater dat wil verhullen dat dé Europese taal, dé Europese cultuur of hét Europese volkskarakter niet bestaan.
Om die redenen zal een Europese politieke unie nooit een democratische unie zijn. Ik geef een voorbeeld. Tegenwoordig staat ene Olli Rehn heel erg in de belangstelling. In zijn mondelinge vraag vandaag heeft de heer Sannen ook nog naar hem verwezen. Wie is die Olli Rehn? Hij is een Fin. Hoe komt het dat hij zoveel macht heeft? Dat komt omdat hij Eurocommissaris is. Waarom wachten we allemaal in spanning op signalen van Olli? Omdat hij beslist over geld en hij ook grote boetes kan uitdelen. Maar heeft iemand van ons ooit op Olli gestemd? Nooit heeft er iemand op hem een democratische stem kunnen uitbrengen. Olli heeft wel macht over ons en toch kunnen wij niet op hem stemmen. We kunnen hem ook niet wegstemmen. Hij is een typisch voorbeeld van een eurocraat die achtereenvolgens in de Raad van Europa, het Europees Parlement en dan in de Europese Commissie heeft gezeten.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Mevrouw Van dermeersch, bent u voor een Europese kieskring? Met die kieskring zou dat wel kunnen.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Neen, ik ben niet voor een Europese kieskring. Het gaat er mij vooral om dat de Europese Unie op een heel ondemocratische wijze wordt bestuurd.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Weet u wat het bruto nationaal product van Europa is?
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik wil wel antwoorden op politieke vragen, maar niet deelnemen aan een quiz. Dat is er mij te veel aan. Verder ben ik van mening dat de invoering van de euro een vergissing was. Het is niet nodig helderziende te zijn om te voorspellen dat de euro geen lang leven meer is beschoren. Daartoe volstaat een simpele marktanalyse. Een gemeenschappelijke munt in Europa is volgens mij een crisismunt. Want Europa heeft een nieuwe monetaire unie nodig. Het huidige pakket van ESM-maatregelen zal absoluut niet voldoen.
Ik verwacht meer heil van een muntunie zoals die vroeger bestond voor de Scandinavische landen; de Noorse muntunie steunde inderdaad op wisselkoersunies. Ik denk dat voor dat soort unie een toekomst is weggelegd of voor afspraken zoals in de jaren zeventig rond de ecu. We moeten eerder die richting uit om een oplossing te vinden voor de huidige crisis. Zonder stabiele munt waarvoor elk land individueel verantwoordelijk is, kunnen wij absoluut niet verder.
Als we zelf geen verantwoordelijkheid dragen, moeten we ook geen economische groei verwachten. Alleen een nieuw en verbeterd monetair Europees stelsel dat analoog is aan het pre-eurotijdperk, kan de toekomst van Europa vrijwaren. Voor het overige kunnen culturele identiteiten niet zomaar worden weggevaagd door ambtelijke decreten vanuit Brussel. Mijn partij verwerpt het systeem van de ondemocratische Europese Unie. Een Europa waar we zelf heel weinig over te zeggen hebben, maakt een onaanvaardbare inbreuk op onze soevereiniteit. Dat blijkt ook uit het verdrag dat vandaag voorligt. Het bureaucratische Europa dat vandaag bestaat, vormt zeker geen goed systeem.
Europa moet verenigd zijn, maar als een Europa van de volkeren. Dat heb ik ook in de commissie aan de minister gezegd. Wanneer een land een deel van zijn financiële soevereiniteit overdraagt, zou de bevolking zich daarover in een referendum moeten kunnen uitspreken. Spijtig genoeg bestaat het referendum hier niet. Met een referendum zou de bevolking zich kunnen uitspreken over het ESM- verdrag. Met een referendum zou het volk kunnen zeggen of het soevereiniteit en ook financiële soevereiniteit wil afstaan aan Europa om de Europese crisis op te lossen.
Ik denk dat de meerderheid van de mensen geen politieke Europese transfertunie wil naar Belgisch model. De meeste Vlamingen zijn het Belgische model trouwens al helemaal niet genegen. De bevolking wil geen overdracht van soevereiniteit aan de ondemocratische en oppermachtige bureaucratie van de EU. De bevolking was nog niet op de hoogte van het ESM-verdrag toen ze naar de stembus ging. Daardoor ontbreekt het democratische evenwicht om ons over het verdrag uit te spreken. Overigens weten we op het ogenblik niet of en wanneer de euro zal vallen. Voorliggend verdrag zal dat ook niet voorkomen. We kunnen het verdrag niet goedkeuren omdat we ons niet kunnen vinden in de huidige Europese Unie en omdat we voor een solidair Europa van de volkeren zijn.
Mme Olga Zrihen (PS). - Le projet de loi qui porte assentiment au traité instituant le mécanisme européen de stabilité, lequel a été signé le 2 février 2012, montre que l'Union européenne a approuvé un mécanisme de stabilité dont l'objectif est de mobiliser des ressources financières en vue d'apporter un soutien à des États de la zone euro en cas de nécessité.
Ce mécanisme qui va de l'assistance aux États exclus des marchés obligataires à la prévention de la contagion des crises grâce à la possibilité d'acquérir des titres de tout État de la zone euro et de participer à la recapitalisation des établissements financiers, est loin d'être un nouveau jouet au niveau européen. Chaque mécanisme d'intervention est bien sûr assorti de conditions politiques qui visent à consolider la politique en vue de rendre à terme l'aide superflue.
En quoi cela peut-il être négatif ? Je ne crois pas que l'existence d'un mécanisme permanent de financement qui dispose de ressources financières suffisantes, qui permettra d'instaurer un climat de confiance et qui doit éloigner le spectre des crises financières analogues à celle que nous connaissons aujourd'hui, soit négatif, bien au contraire ! Un mécanisme de stabilité doit être perçu comme un instrument au service de la solidarité entre États membres et je peux comprendre que certains n'apprécient guère le mot « solidarité ». Quoi qu'il en soit, il s'agit bien d'un instrument au service de la solidarité entre États membres qui participera à la gestion des crises financières.
Il s'agit seulement d'un élément dans l'éventail des mesures que l'Europe a prises afin de résoudre la crise de l'euro. Le mécanisme européen de stabilité est aussi un instrument, comme la stratégie « Europe 2020 » qui date de 2010, que la Belgique a été la première à demander pour pouvoir être un acteur privilégié de ce travail. En effet, je rappelle que la stratégie « Europe 2020 » a aussi pour objectif de lutter contre la précarité. Mais peut-être cet objectif n'a-t-il guère d'importance pour certains !
Il importe donc que toute mesure d'austérité ne soit pas envisagée sans la mise en oeuvre d'un véritable processus de croissance. N'en déplaise à certains, la croissance nous intéresse parce qu'elle amène normalement à la fois un nouveau dispositif économique, un nouveau redéploiement mais surtout une politique volontariste avec un engagement européen clair.
Il importe que le mécanisme européen de stabilité soit soumis à des procédures de contrôle et soit appliqué dans la plus grande transparence avec les parlements.
Il importe aussi que l'Europe se dote enfin d'un projet européen ambitieux qui redonne aux citoyens ainsi qu'aux États un réel espoir. Ce projet européen ne peut se satisfaire des seules politiques de rigueur. Il s'agit bien plus de réorienter le projet européen : la relance suppose bel et bien une ambition de croissance et doit s'accompagner d'un modèle social irréprochable et équitable. Je peux comprendre encore une fois que certains ne l'aiment pas !
L'élément central inhérent à l'institution du mécanisme européen de stabilité est de savoir si l'Europe va, dans les deux ans, établir un budget européen qui vise à favoriser la croissance en recourant notamment aux investissements, à un nouveau modèle de banque centrale européenne, au financement de la dette par les eurobonds.
Monsieur le ministre, nous sommes lucides, nous savons que le mécanisme européen de stabilité ne réglera pas tous les problèmes d'une Europe trop peu solidaire, ni de pays où la fraude fiscale est le sport des riches. Mais nous sommes convaincus que ce mécanisme européen de stabilité devrait apporter beaucoup plus de sérénité sur le marché et surtout, pour nous qui sommes des Européens convaincus, que c'est un premier pas vers une Europe encore plus fédérale, avec son propre Trésor public et un budget important.
Nous soutiendrons donc ce projet portant assentiment au traité instituant le mécanisme européen de stabilité.
M. Richard Miller (MR). - En s'exprimant à cette tribune, Mme Van dermeersch a omis un « détail », à savoir que l'Europe des cultures nationalistes a provoqué deux conflits mondiaux dont le dernier a fait cinquante-deux millions de morts ! Pour ma part, je suis très heureux qu'il y ait une construction européenne qui avance, même si elle connaît quelques difficultés. Je me réjouis, à la fois pour notre génération et pour les générations futures, de l'existence de l'Union européenne.
Il y a un mois, nous nous sommes prononcés en séance sur une décision majeure : la modification de l'article 136 du Traité de l'Union européenne qui permet la création du mécanisme européen de stabilité. S'appuyant sur une base juridique ainsi adaptée, ce mécanisme va succéder le 1er juillet prochain au Fonds européen de stabilité financière pour secourir les pays membres les plus durement touchés par la crise.
En tant que membres d'une assemblée parlementaire nationale - il importe de le souligner eu égard aux critiques faites à propos de l'absence de démocratie du processus - nous sommes donc appelés à poursuivre le processus de contrôle parlementaire qui permet d'autoriser la ratification du traité instituant la création proprement dite de ce mécanisme, signé le 2 février à Bruxelles.
Il s'agit, par ce biais, d'institutionnaliser le principe de solidarité au coeur de la construction européenne et ce, avec une préoccupation de responsabilité dans le chef des États membres.
Le mécanisme européen de stabilité présente de nombreuses garanties supplémentaires par rapport au Fonds européen de stabilité financière : structure pérenne, organisation financière internationale et capacité maximale de prêt de cinq cents milliards.
Les instruments d'intervention du mécanisme européen de stabilité seront puissants et diversifiés : prêts directs, lignes de crédit à titre de précaution, recapitalisation d'institutions financières via des prêts aux États, y compris ceux qui ne seraient pas sous programme d'assistance.
Le futur mécanisme a donc la possibilité d'intervenir en prêt et sur le marché primaire, mais aussi en ligne de crédit préventive, en prêt pour financer la recapitalisation des banques et en rachat sur le marché secondaire. En outre, les États ont convenu de baisser les taux des prêts pour alléger le poids de la dette des États bénéficiant de l'aide.
Je voudrais rappeler à cet égard que lors de la réunion des chefs d'État ou de gouvernement, dont il a aussi été fait rapport à notre assemblée, il a été décidé de rendre exceptionnelle la contribution des créanciers privés et d'introduire une procédure de décision en urgence à une majorité qualifiée de 85%.
Enfin, il a été décidé d'anticiper d'un an l'entrée en vigueur du mécanisme européen de stabilité et de la fixer à juillet 2012.
En conclusion, la structuration de la zone euro permet à l'Union européenne de franchir une étape majeure vers plus d'intégration fédérale et ce, sur le modèle des cercles concentriques. Cette structuration était une étape absolument nécessaire. Les étapes suivantes devront être économique et sociale.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - In de commissie hebben we een kritisch debat gehouden over dit verdrag en de kritiek kwam niet louter en alleen van de oppositie. Ook collega's van de meerderheid en ikzelf hebben heel wat kritische vragen gesteld over het democratische gehalte van het verdrag, de democratische controle, de transparantie en over het feit dat er naast de financiële constructie ook absoluut nood is aan een politieke versterking van Europa, net om voor evenwicht te zorgen.
De antwoorden van de minister waren degelijk, sterk en voluntaristisch. We kunnen met ons land, dat altijd in het hart, de kern, het centrum van Europa heeft gezeten, inderdaad niet aan de kant blijven staan, maar we moeten wel zorgen voor een sterkere democratische controle op Europees vlak. Daar zijn we trouwens ook de voortrekkers van.
Dit verdrag hebben we nodig om ervoor te zorgen dat de landen in Europa die het moeilijk hebben, worden meegetrokken. Ja, het klopt dat er heel wat vragen te stellen zijn bij een visie die alleen gericht is op besparen. In Europa en zeker in ons land begint er een consensus te groeien dat er naast besparingen en controle op de uitgaven ook een sterke relance nodig is. De minister heeft daarover in de commissie met een PS-collega een stevig debat gevoerd. In het verleden is daarvoor inderdaad te weinig aandacht geweest. Dat er nooit aandacht voor was, is niet juist, maar men mag best een tandje bijsteken. Door de financiële crisis moeten we er in Europa op bepaalde vlakken echt voor gaan. We moeten van Europa een sterk huis maken waar men respect heeft voor elkaar, waar er regels gelden, maar waar de politieke besluitvorming ook door de bevolking wordt gedragen. Daar moeten we nog aan werken.
Het Europees Stabiliteitsmechanisme zal er niet voor zorgen dat Europa opeens het democratisch paradijs wordt en dat de bevolking onmiddellijk betrokken is, maar we moeten ons wel durven afvragen hoe het zonder dit pact zou zijn. Hoe ziet Europa eruit indien we geen stevige vuist maken tegen de internationale financiële speculatie? Dus keuren we dit goed, niet omdat we de grote believers zijn, niet omdat we ervan overtuigd zijn dat dit de weg, de waarheid en het leven is, maar wel omdat het moet en op voorwaarde dat we daarnaast ook politiek en democratisch stappen vooruit durven te doen. De minister heeft ons daarin gelijk gegeven en we hebben geen argumenten om tegen het wetsontwerp te zijn, wel integendeel.
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. - Ik zal het kort houden, maar op bepaalde overwegingen die we zopas hebben gehoord, wil ik toch antwoorden, en ik wil vooral ingaan op de dringende vraag van de heer Vanlouwe over de problematiek van de gemengde verdragen. Daar wilde hij mijn mening over kennen, omdat ze het stemgedrag van de N-VA-fractie kan beïnvloeden. Ik wil die inspanning graag doen.
Aansluitend op de begeesterende toespraak van de heer Anciaux van daarnet wil ook ik zeggen: dit is een ogenblik waarop we kunnen tonen dat we op een kritische, alerte, attente manier Europeanen willen zijn. Europeanen die geloven in een federaal project. Niet kritiekloos, niet onvoorwaardelijk, maar met de accenten die sinds de stichting die van België zijn geweest, namelijk zorgen voor voldoende responsabilisering en een voldoende democratisch gehalte. In elk geval doen we niet mee aan een afbrokkeling van de solidariteit, maar tonen we dat we, op het continent dat zich sinds de Tweede Wereldoorlog enorm heeft ingespannen om uiting te geven aan de lotsverbondenheid tussen de volkeren, op een efficiënte manier in staat zijn oplossingen te bieden.
Daarom ook kom ik naar dit spreekgestoelte om even te herinneren aan wat ik ook in de commissie heb gezegd.
Op het ogenblik van het uitbarsten van de eurocrisis hebben we een aantal oplossingen, waaronder de bilaterale leningen, uitgewerkt. We hebben ervoor gezorgd dat er nieuwe instrumenten, zoals het EFSF, ontstonden, maar iedereen voelt aan dat er een permanent mechanisme nodig is.
Vandaag wordt u gevraagd de verdragsbasis hiervoor mogelijk te maken. Het gewicht van de verschillende participanten, mijnheer Vanlouwe, verandert niet. We spreken hier immers over een kapitaalsinbreng en niet over de waarborgsystemen in het EFSF.
Wordt het een grote Europese bad bank? Welnu, ik ken niet veel bad banks met een triple A-rating. Het is geen bad bank, we creëren een instrument van echte solidariteit tussen lidstaten. Lidstaten die uiteraard ook hun eigen problemen moeten oplossen, want zonder noodzakelijke structurele hervormingen, ben ik de eerste om te zeggen dat een ESM zinloos is. Het is maar één bouwsteen van een groter geheel.
Op de vraag welk scenario er wordt gevolgd wanneer er moet worden geholpen, antwoord ik: de regel blijft de unanimiteit, alleen in noodgevallen komt men tot de fameuze formule van 85% van de stemaandelen. Men zal moeten inspelen op de situatie zoals ze zich aandient, maar zonder het instrument kan er überhaupt niet nagedacht worden over de manier waarop de lidstaten van de eurozone hun solidariteit zullen formuleren. Hier wordt een instrument gecreëerd om op basis van voluntaristische politiek tussen te komen.
Ik heb beloofd dat de rapportering over de verschillende engagementen die België neemt onder de vorm van bilaterale leningen, van waarborgen, van participaties in ESM, ook in de Belgische begroting duidelijker, transparanter en efficiënter moeten zijn. Ik zal me aan dit engagement houden.
Wat het gemengde karakter betreft, moet België nu tonen dat het snel tot uitvoering kan overgaan. Op basis van een analyse, die ik opnieuw met u wil maken, werd een antwoord verstrekt op de vragen van de Raad van State. We hebben niet voldoende informatie om met zekerheid te zeggen of de problematiek van de immuniteiten geen aanleiding zou kunnen geven tot het gemengd verklaren van het verdrag. Ik heb in de commissie uitgelegd dat de in artikelen 32 en 35 bedoelde immuniteiten, betrekking hebben op de bescherming tegen rechtsvervolging en dat ze federale materie zijn.
De kwestie van het zetelakkoord heeft, aangezien het ESM in Luxemburg zal gevestigd worden, geen impact.
De federale staat is van oordeel dat de beschikkingen van dat verdrag geen invloed hebben op het gemengde karakter ervan. De actieclausules gaan alleen over obligaties, uitgegeven door de nationale overheden, niet over schuldpapier van de sub-nationale overheden.
Punt voor punt tonen wij aan dat er hier geen sprake is van een gemengd karakter. Volgende week zal deze kwestie ongetwijfeld aan bod komen in de werkgroep gemengde verdragen. Ik zal ze er zelf indienen, zodat er wel een antwoord op de vragen moet komen.
Vandaag heb ik geen advies van de werkgroep gemengde verdragen, maar ik heb wel de volle overtuiging dat de Senaat geen enkele reden heeft om dit verdrag niet goed te keuren. De kwestie van het al dan niet gemengde karakter van het verdrag mag wat mij betreft volgende week opnieuw in de werkgroep worden besproken.
Intussen vraag ik de N-VA-fractie, die toch van zichzelf zegt dat ze Europees gezind is, of ze zover zou gaan om niet voor dit verdrag te stemmen vanuit het argument dat het om een gemengd verdrag zou kunnen gaan. Zelfs als dat het geval zou zijn, zou u nog de verantwoordelijkheid hebben om een ja-stem uit te brengen als de Senaat straks dit verdrag goedkeurt. Ik hoop dus dat de N-VA-fractie de onduidelijkheid over het gemengde karakter van het verdrag niet zal inroepen om zich te onthouden. Een onthouding kunnen wij alleen maar begrijpen als een onenigheid met de inhoud van dit verdrag. Ik zal dan niet anders kunnen dan daar mijn politieke conclusies uit te trekken.
(Applaus)
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De minister heeft verschillende van mijn vragen duidelijk beantwoord, maar niet die over het gemengde karakter van het verdrag. De minister haalt een aantal punten aan die volgens hem een zuiver federale bevoegdheid zijn. Ik kan zeggen dat er ook raakvlakken zijn met de bevoegdheden van de gewesten. De Raad van State oordeelt dat er onduidelijkheid bestaat over het karakter van het verdrag en vraagt dat de werkgroep Gemende Verdragen wordt bijeengeroepen. Ik betreur dan ook dat we vandaag moeten stemmen, terwijl die werkgroep pas volgende week bijeenkomt en die discussie daar zal worden gevoerd.
Bij een stemming over een belangrijk verdrag als dat over het ESM, moeten de regels correct worden nageleefd. Dat gebeurt hier niet en daarom zal de fractie van de N-VA zich bij de stemming onthouden.
De minister weet zeer goed dat de N-VA een pro-Europese partij is. Maar als hij van ons vraagt om de regels even opzij te zetten om snel te kunnen handelen, dan gaan wij daarmee niet akkoord. De regels zijn er voor iedereen, ook voor de minister, ook voor de federale regering en ook voor de gewestregeringen. De minister had ten minste op tijd het advies van de werkgroep Gemengde Verdragen kunnen vragen.
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. - Die regels houden in elk geval in dat de Senaat een stem moet uitbrengen over dit verdrag, ongeacht of het gemengd is of niet gemengd. Wat de senatoren van dit verdrag vinden, komt het beste tot uiting door de keuze om ja of neen te stemmen, of zich te onthouden.
De heer Louis Ide (N-VA). - Ik vermoed dat de minister een legalist is en als legalist moet hij de procedures en de regels volgen. Zo eenvoudig is dat.