5-1652/1 | 5-1652/1 |
6 JUNI 2012
België beschikt over een uitgebreid sociaal vangnet waar heel wat mensen gebruik, maar jammer genoeg ook misbruik van maken. Deze misbruiken gaan van domiciliefraude tot uitkeringsfraude en identiteitsfraude.
De overheid wordt geregeld geconfronteerd met mensen die het niet zo nauw nemen met de sociale zekerheid, fiscaliteit en/of illegaliteit. Dit werkt negatieve beeldvorming in de hand van mensen die terecht een uitkering ontvangen. Het ondermijnt de solidariteit, heeft een slechte voorbeeldfunctie en schaadt zo de legitimatie van het sociale zekerheidsstelsel alsook de onderlinge solidariteit.
Door deze vormen van fraude verliezen de OCMW's heel wat geld aan onrechtmatige uitkeringen en kunnen we zelfs stellen dat belastingbetalers bestolen worden. De fraudeur maakt immers twee keer winst : hij krijgt ten onrechte geld van de gemeenschap, in casu het OCMW en moet daar zelf geen belastingen op betalen omdat er zogezegd geen inkomsten zijn. De belastingbetaler is twee keer de dupe, hij betaalt belastingen voor zichzelf, ook al maakt hij geen gebruik van deze voorzieningen en betaalt ook de belastingen voor degenen die er ten onrechte wel gebruik van maken. Solidariteit is noodzakelijk, maar solidariteit is slechts betaalbaar en houdbaar als deze misbruiken worden tegengegaan. De middelen van de OCMW's zijn beperkt en kunnen best daar terechtkomen waar ze horen.
Daarom wordt het tijd om paal en perk te stellen aan deze praktijken. De OCMW's van Antwerpen, Brussel, Namen en Gent hebben reeds een cel ter preventie en bestrijding van fraude opgericht. Kleinere OCMW's hebben echter niet de middelen, noch de schaalgrootte om een personeelslid in te schakelen ter preventie en bestrijding van fraude. Diverse kleinere gemeenten vrezen momenteel dat fraudeurs zullen uitwijken van die plaatsen waar er wel controle is naar kleinere gemeenten waar er momenteel minder controle is.
Recente feiten bevestigen dat ook kleinere OCMW's het slachtoffer zijn van fraude. Dit toont aan dat ook voor deze OCMW's de noodzaak ontstaat om gebruik te kunnen maken van een cel ter preventie en bestrijding van fraude. Door het tegengaan van fraude zullen jaarlijks ettelijke duizenden euro's kunnen terugvloeien naar de OCMW's en zullen deze middelen kunnen ingezet worden voor mensen die ze werkelijk nodig hebben. Dit wetsvoorstel heeft tot doel de oprichting van al dan niet bovenlokale cellen ter preventie en bestrijding van sociale fraude ondersteunen. Deze cellen worden best bestaft door ambtenaren met bevoegdheden naar Nederlands model, waar de zogenaamde sociale rechercheurs al jaren goed werk leveren.
Als een OCMW of verschillende OCMW's zich verenigen in een bovenlokaal samenwerkingsverband om een cel voor preventie en bestrijding van fraude op te richten, is het aangewezen dat deze cel gedeeltelijk ondersteund wordt met federale middelen. De federale overheid verleent immers ook subsidies voor het leefloon. Onterecht uitgekeerd leefloon heeft ook een kostprijs voor de federale overheid.
De ambtenaren die een dergelijke anti-fraudecel bestaffen moeten een beperkte politionele bevoegdheid krijgen waardoor zij de mogelijkheid hebben om fraude op te sporen en bewijzen te vinden voor deze fraude. Zij moeten de fraude kunnen vaststellen en een PV kunnen afleveren. Zij moeten bovendien nauw kunnen samenwerken met politie en parket en met collega's van andere anti-fraudecellen.
Het is weinig realistisch voor kleinere gemeenten om een aparte anti-fraudecel op te richten, daar de kostprijs voor bijkomend personeel voor hen niet opweegt tegen de baten. Indien de anti-fraudecel op bovenlokaal niveau wordt georganiseerd is de verhouding tussen de kosten en de baten helemaal anders. De indieners willen naar Nederlands voorbeeld de oprichting van bovenlokale cellen aanmoedigen.
Zij willen bovendien een deel van de baten van de door de bovenlokale anti-fraudecellen ontdekte fraude laten terugvloeien naar de gemeenten die meewerken aan deze bovenlokale cellen. Aldus krijgen ze een extra stimulans om de fraude efficiënt aan te pakken.
De indieners verwijzen naar de Nederlandse aanpak die als uiterst succesvol wordt ervaren Vanaf 1 januari 2004 werken organisaties die met de uitvoering van de verschillende regelingen zijn belast, samen. Fraude op deze terreinen wordt integraal aangepakt door middel van controles met interventieteams.
De gemeenten werken samen door middel van deze negen Regionale Platforms Fraudebestrijding (RCPF's), die een landelijk dekkend netwerk vormen. Namens de gemeenten hebben per regio wethouders en/of hoofden sociale zaken van contactgemeenten zitting in het platform.
Ook de landelijke organisaties zijn hierin vertegenwoordigd. Binnen het platform worden problemen op het terrein van de sociale zekerheid en projectvoorstellen besproken.
Deze voorstellen worden vervolgens ter besluitvorming voorgelegd aan de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI). Regionale Coördinatiepunten ondersteunen de RPF
Dit heeft in Nederland geleid tot een belangrijke mentaliteitswijziging. Momenteel zijn de gemeenten vragende partij om nog meer te kunnen doen in de strijd tegen sociale fraude. Zo willen de gemeenten meer bevoegdheden om fraude met bijstandsuitkeringen op te sporen. Zo willen zij bestanden koppelen om adressen van mogelijke fraudeurs op te sporen.
Zo wordt de gemeente gewaarschuwd wanneer bijvoorbeeld uit gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer blijkt dat iemand met een bijstandsuitkering veel auto's koopt en verkoopt. Mogelijk gaat het om autohandel, en dat betekent dat er sprake is van een inkomen.
Verder wordt het voor de Nederlandse gemeenten makkelijker om in het kadaster op te zoeken of iemand een ander huis buiten de eigen gemeentegrenzen heeft. Ook worden met de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) meer gegevens uitgewisseld.
Bovendien moet betere samenwerking de gemeenten helpen om spookburgers op te sporen, mensen die zich bewust verborgen houden voor de overheid.
De indieners willen een gelijkaardige dynamiek op gang zetten in ons land. Tevens is het de expliciete bedoeling van dit wetsvoorstel dat de goede leerlingen inzake de strijd tegen de sociale fraude mee profiteren van de baten die dit opleveren voor de federale overheid naar analogie van het boetefonds. Derhalve worden de inspanningen van de OCMW's die in een samenwerkingsverband gaan om fraude te bestrijden gecompenseerd vanuit een nieuw opgericht fonds.
Daarnaast beogen de indieners een vorm van sociale amnestie als overgangsperiode en dus beperkt in de tijd tot zes maanden. Eenmaal de OCMW's mee aan de kar gaan trekken inzake uitkeringsfraude verhoogt de pakkans immers aanzienlijk. Het lijkt de indieners billijk om derhalve een inkeerregeling te voorzien.
Artikel 2
Het artikel voegt in titel II, hoofdstuk VI van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie een afdeleling 4/1 in die de artikelen 43/1 tot 43/4 bevat met als opschrift : « Afdeling 4/1. Samenwerkingsverbanden bij de preventie en bestrijding van sociale fraude »
Het voorgestelde artikel 43/1 voorziet in een enveloppe van de federale overheid om samenwerkingsverbanden tussen OCMW's aan te moedigen door bij te dragen in de personeelskosten en in bijkomende toelagen te voorzien. De indieners zijn van oordeel dat deze operatie budgettair rendabel is gezien de fraudebestrijding veel geld oplevert. Het lijkt dan ook getuigen van gezond verstand om een deel van de werkingskosten van fraudecellen te dragen aangezien aldus veel meer fraude kan worden opgespoord en dit zowel wat bijstandsfraude en de uitkeringsfraude als domiciliefraude betreft. Sociale fraude kost ons land op jaarbasis immers vier miljard euro en ondermijnt de betaalbaarheid van onze sociale zekerheid. Wij moeten ons als maatschappij richten op het voorkomen van misbruik van de voorzieningen die zijn bedoeld om mensen een menswaardig inkomen te geven.
Het valt niet uit te sluiten dat in een later stadium andere partners in de strijd tegen fraude toetreden tot deze samenwerkingsverbanden.
Een projectmatige benadering wordt aangemoedigd met projectfinanciering. Zo kunnen fraudecellen bijvoorbeeld actieplannen opstellen rond domiciliefraude. Aangezien zij lokaal worden aangestuurd weten zij het best welke fraude waar aanwezig is.
Het voorgestelde artikel 43/2 voorziet in de oprichting van een Fonds voor fraudebestrijding binnen het sociaal zekerheidsrecht bij het bestuur van de Sociale Inspectie van de federale overheidsdienst sociale zekerheid om de samenwerkingverbanden tegen fraude, de zogenaamde cellen te ondersteunen. De koning bepaalt na overleg in de Ministerraad de verdere regels.
Het voorgestelde artikel 43/3 bepaalt dat natuurlijke personen die sociale fraude hebben gepleegd gedurende een periode van zes maanden een regularisatie kunnen vragen. Zij dienen dan wel de onterecht uitbetaalde tegemoetkomingen terug te betalen, maar er zullen geen nalatigheidsintresten noch bijkomende boetes worden opgelegd. Gezien de terugbetaling in één keer niet evident is voor sommigen zal de Koning de regels voor een afbetalingsplan vastleggen.
Binnen de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) wordt een Contactpunt regularisaties opgericht op tijdelijke basis (zes maanden). Zij zullen de regularisatieattesten toekennen als aan alle voorwaarden is voldaan.
Georganiseerde sociale fraude worden vanzelfsprekend uitgesloten van regularisatie.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, op welke voorwaarden en op welke wijze de natuurlijke personen een regularisatie-aangifte kan doen
Het voorgestelde artikel 43/4 bepaalt een aantal uitsluitinggronden. Indien een onderzoek lopende is kan niet langer een regularisatie toegekend worden.
Bart TOMMELEIN. | |
Nele LIJNEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In titel II, hoofdstuk VI, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie wordt een afdeleling 4/1 ingevoegd die de artikelen 43/1 tot 43/4 bevat, luidende :
« Afdeling 4/1. Samenwerkingsverbanden bij de preventie en bestrijding van sociale fraude
Art 43/1. Een toelage wordt toegekend aan de samenwerkingsverbanden tussen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die als doelstelling hebben fraude te bestrijden.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, onder welke voorwaarden en op welke wijze de toelagen alsmede een deel van de personeelskosten vanuit het « Fonds voor fraudebestrijding binnen het sociaalzekerheidsrecht » zoals bepaald in artikel 43/2 worden uitbetaald. Bijkomende financiering wordt voorzien vanuit dit Fonds voor projectmatige aanpak van specifieke fraudefenomenen.
Art. 43/2. Binnen het bestuur van de Sociale Inspectie van de federale overheidsdienst sociale zekerheid wordt een fonds opgericht, « Fonds voor fraudebestrijding binnen het sociaal zekerheidsrecht » genaamd.
Dit Fonds wordt opgericht om deel te nemen aan de financiering van de samenwerkingsverbanden tussen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zoals bepaald in artikel 43/1 en het levert bijstand.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, op welke voorwaarden en op welke wijze het fonds wordt gefinancierd.
De Koning neemt de besluiten na overleg in de Ministerraad die voor de uitvoering van dit artikel nodig zijn.
Art. 43/3. § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder « regularisatie-aangifte » : de aangifte met het oog op het bekomen van een regularisatie-attest mits de onterecht ontvangen uitkeringen worden terugbetaald.
§ 2. De Koning bepaalt, bij een besluit genomen na overleg in de Ministerraad, op welke voorwaarden en op welke wijze de natuurlijke personen een regularisatie-aangifte kan doen bij het het binnen de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) ingerichte Contactpunt regularisaties. Indien alle onterecht uitgekeerde bedragen worden terugbetaald waarbij desgevallend in een afbetalingsplan kan worden voorzien, worden er gedurende de periode van regularisatie geen bijkomende administratieve geldboetes gevorderd, behoudens in geval van van georganiseerde fraude. Indien de onterecht uitgekeerde bedragen integraal worden terugbetaald vervallen de nalatigheidsinteresten.
De regularisatie is slechts mogelijk gedurende zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet.
De Koning bepaalt :
1) de nadere regels waaraan de regularisatie-aangifte moet voldoen;
2) de werkwijze alsook de omkadering van het contactpunt regularisaties in samenspraak en na advies van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD);
3) de voorwaarden om een regularisatie-attest toe te kennen;
4) wat er wordt verstaan onder georganiseerde fraude; en
5) de modaliteiten van een afbetalingsplan en de bijkomende sancties ingeval van niet naleving van het afbetalingsplan.
Art. 43/4. § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder « aangever » : de natuurlijke persoon die overgaat tot het indienen van een regularisatie-aangifte hetzij in persoon hetzij door bemiddeling van een gemachtigde.
§ 2. De in artikel 43/3 bedoelde aangifte, noch het in artikel 43/3 bedoelde attest, hebben uitwerking :
1º indien de geregulariseerde fraude voortkomt uit een witwasmisdrijf of een onderliggend misdrijf bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;
2º indien voor de indiening van de regularisatie-aangifte de aangever door een Belgische belastingadministratie, een sociale zekerheidsinstelling of een Belgische sociale inspectiedienst, schriftelijk in kennis is gesteld van lopende specifieke onderzoeksdaden ».
9 mei 2012.
Bart TOMMELEIN. | |
Nele LIJNEN. |