5-57 | 5-57 |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Groot was mijn verbazing bij het lezen van het verslag van de zorginspectie, waaruit blijkt dat het aantal gedwongen opnames in Vlaamse psychiatrische zorginstellingen op tien jaar tijd meer dan verdubbeld is: van 1270 opnames eind jaren negentig naar 3042 in 2010.
De meeste gedwongen opnames gebeuren via de spoedprocedure, hoewel die procedure een uitzonderingsmaatregel is. Psychiaters en andere betrokken trekken aan de alarmbel over die ontwikkeling.
De maatregel van gedwongen opname is bijzonder ingrijpend: de persoon in kwestie wordt van zijn vrijheid beroofd. Een opname in een psychiatrische instelling kan voor sommigen erger zijn dan een detentie.
De tendens om veiligheid belangrijker te achten dan vrijheid is bedenkelijk. De samenleving wordt steeds minder tolerant in de omgang met geesteszieke mensen.
Er moet slechts aan weinig vereisten worden voldaan voor een gedwongen opname, terwijl zorgvuldigheid essentieel zou moeten zijn.
Hoe staat de minister tegenover de evolutie? Moeten de gedwongen opnames geen halt worden toegeroepen? Wordt de gedwongen opname niet misbruikt wegens intolerantie tegenover vreemd gedrag of om mensen te verwijderen uit de samenleving?
De spoedprocedure is zeer vreemd. De normale procedure verloopt via de vrederechter, waarbij een hoorzitting wordt gehouden en een uitgebreid verslag en medisch onderzoek is vereist. Bij de dringende procedure kan de procureur-generaal iemand gedwongen laten opnemen. Er moet enkel nadien een verslag van een geneesheer worden ingediend. Een onderzoek is zelfs niet vereist. Slechts tien dagen na de opname moet de vrederechter oordelen of de opname wordt verlengd. De wijze waarop de gedwongen opname nu wordt gebruikt door Justitie, is beangstigend.
Wat zijn de bedenkingen van de minister van Volksgezondheid daaromtrent?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - De geestelijke gezondheidssector meldt inderdaad een toename van het aantal aanvragen tot observatieopnames.
Ik deel volledig de bekommernis van de heer Anciaux over de gerechtelijke maatregel waarbij een persoon van zijn vrijheid kan worden beroofd en tegen zijn wil in een psychiatrische afdeling kan worden opgenomen.
De observatieopname valt echter onder de bevoegdheid van mijn collega van Justitie: zowel de definitie van de criteria die tot een dergelijke beslissing kunnen leiden, als het toezicht op de uitvoering van de betrokken wetgeving - de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke - vallen immers onder Justitie.
Het spreekt vanzelf dat een samenwerking tussen Justitie en Volksgezondheid op dat gebied essentieel is, daar de wet het ingrijpen van geneesheren-inspecteurs-psychiaters en het beroep op de diensten van de psychiatrische zorg impliceert. De kwestie van een nauwere samenwerking staat overigens voor de maand mei op de agenda van de volgende interministeriële conferentie Volksgezondheid.
Er lopen trouwens in het kader van proefprojecten initiatieven om een aanbod van geestelijke gezondheidszorg in de gemeenschap en de nabije omgeving te ontwikkelen, in de levensomgeving van de persoon, zijn familie en zijn kennissenkring. We zullen moeten evalueren of die projecten door de snelle opsporing, de behandelingswijze, de follow-up van de personen, het verminderen of vermijden van een internering, enzovoort, het aantal gedwongen opnames beïnvloeden.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister voor haar geëngageerde antwoord.
Ik ben me ervan bewust dat in deze materie ook de minister van Justitie een grote verantwoordelijkheid draagt.
Wel vond ik het belangrijk te weten wat de minister van Volksgezondheid denkt over de spectaculaire stijging van het aantal gedwongen opnames. Uit haar antwoord blijkt dat ze daarbij bedenkingen heeft en die ook aankaart op het overleg met Justitie.
Het psychiatrische zorgaanbod zou mijns inziens veel uitgebreider moeten zijn, zodat uiteindelijk niet alleen dwingende maatregelen worden genomen, maar veel frequenter ook echte ambulante maatregelen.
Ik zal ook de minister van Justitie ondervragen. Ik stel immers vast dat de wet een aantal tegenstellingen bevat. Bij een spoedcollocatie vindt geen grondig medisch onderzoek plaats, bij een gewone collocatie wel. De spoedcollocatie zou aan veel meer criteria moeten voldoen.
Ik ben ervan overtuigd dat de minister van Volksgezondheid mijn bezorgdheid deelt. Ik zal de minister van Justitie vragen of het niet nodig is de wet op een aantal punten te wijzigen. Intussen verheugt het me dat beide departementen op dit punt goed samenwerken.