5-55 | 5-55 |
Mme la présidente. - Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Elke ouder wil zijn of haar kind goed opvoeden en alle kansen in het leven geven, maar de mogelijkheden en de middelen die daarvoor nodig zijn - het gaat niet alleen om financiële middelen, maar ook om kennis en tijd - zijn in onze samenleving niet gelijk verdeeld. Kinderen die door de loterij van de geboorte moeten opgroeien in kansarme gezinnen, vertrekken met een achterstand vanaf hun eerste levensdag. Die achterstand groeit nog in de loop der jaren. Het is dan ook geen toeval dat schoolse achterstand vooral voorkomt bij deze kinderen.
Dat is de kern van het probleem.
Vinden we dat ouders niet op hun verantwoordelijkheid moeten worden gewezen? Uiteraard wel. De schoolloopbaan is te belangrijk om daar laks over te zijn. De samenleving moet echter ook ten volle gaan voor honderd procent kleuterparticipatie en later voor nul procent spijbelaars.
We vrezen alleen dat financiële sancties opnieuw de zwakste gezinnen zullen treffen. Gezinnen die het al moeilijk hebben om te overleven en die heel wat moeilijkheden ervaren in het opvoeden van hun kinderen. Gezinnen die leven van een leefloon van 1047 euro, waarmee ze de hele maand moeten rondkomen. Daarvan moeten ze de huur of een dak boven het hoofd betalen, kledij, voeding.
Deze week lanceerde de heer Versnick, partijgenoot van de staatssecretaris, collega in de gemeenteraad van Gent en voorzitter van het OCMW, de idee om de aanwezigheid van kleuters op school te koppelen aan het leefloon.
Hij wil dat als voorwaarde stellen, dat dit opgenomen wordt in de wet op het recht op maatschappelijke integratie. Ik geef hier een citaat van mevrouw Bea Cantillon, iemand die toch wel gespecialiseerd is in kansarmoede: `De mindere deelname van kansarme kinderen aan de kleuterschool is geen oorzaak van hun schoolse achterstand, maar een gevolg van de moeilijke omstandigheden waarin kinderen moeten opgroeien. Versnick verwart oorzaak en gevolg, gaat vlotjes voorbij aan de context en schuift de schuldvraag door naar de ouders, alsof de moeilijke situatie waarin zij leven en hun kinderen moeten opgroeien volledig hun eigen verantwoordelijkheid is. Dat is een illusie.'
De staatssecretaris heeft al gereageerd en is het voorstel genegen. Ze gaat het onderzoeken en daar juridisch advies over vragen. Heeft zij dat gedaan? Op welke basis en argumenten verdedigt zij dat voorstel? Waarom zijn repressieve maatregelen te verkiezen boven een preventieve aanpak van het probleem?
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - De Gentse OCMW-voorzitter, Geert Versnick, partijgenoot van de staatssecretaris, lanceerde afgelopen maandag in de Gentse gemeenteraad het voorstel dat het OCMW het leefloon, al dan niet tijdelijk en/of gedeeltelijk, moet kunnen intrekken als leefloners hun kinderen niet naar de kleuterschool sturen. Minister Monica De Coninck heeft dat als voorzitster van het Antwerpse OCMW ook proberen te doen, maar ze werd door de rechter teruggefloten.
Het leefloon is weliswaar een recht, geen gunst, waaraan een aantal voorwaarden kunnen worden gekoppeld, namelijk de plicht om zich zo snel mogelijk te integreren in hun nieuwe samenleving. Dat kan het volgen van lessen Nederlands zijn voor mensen van vreemde afkomst, of het volgen van een activeringstraject. Wat de kinderen van leefloners betreft, is het een feit dat de ouders hen een goede opvoeding moeten geven, maar men kan ze niet verplichten hun kleuters naar school te sturen, aangezien de leerplicht pas geldt vanaf 6 jaar.
Uit onderzoek blijkt echter dat kleuters die niet naar de kleuterklas gaan, een grote achterstand hebben wanneer ze naar het eerste leerjaar gaan. Die achterstand kan vaak niet meer worden ingehaald, zeker als het gaat om kansarme, allochtone kinderen of kinderen van nieuwkomers. We zien dat 95 procent van hen terecht komt in het beroepsonderwijs. Zowel in Gent als Antwerpen en andere grote steden wordt via een netwerk van sociale voorzieningen, zoals Kind en Gezin, CAW, OCMW, lokale onderwijsplatformen enzovoort, geprobeerd kansarmen en nieuwkomers te overtuigen van het nut van kleuteronderwijs.
Wanneer blijkt dat ouders, ondanks al die inspanningen, hun kinderen toch niet naar school sturen, moet er een stok achter de deur zijn als sluitstuk van een beleid, niet als een beleid op zich.
Hoe staat de staatsecretaris tegenover het voorstel om de wet inzake het recht op maatschappelijke integratie te wijzigen zodat leefloners verplicht kunnen worden hun jonge kinderen naar de kleuterschool te sturen?
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Deze week werd een proefballonnetje opgelaten om het leefloon af te nemen van kansarme gezinnen die hun kinderen niet naar de kleuterschool sturen. Professor Bea Cantillon werd hier al geciteerd, en ik wil daar graag nog even op wijzen. Dit voorstel is onrechtvaardig, verwart oorzaak met gevolg en dreigt de moeilijke situatie van de meest kwetsbaren in onze samenleving nog te verslechteren. Groot was dan ook mijn verbazing toen bleek dat de staatssecretaris het idee wel genegen was.
De financiële stok achter de deur zal de vicieuze cirkel van kinderarmoede niet doorbreken, integendeel. Het gaat om gezinnen die zich in een zeer precaire situatie bevinden en die alle steun kunnen gebruiken om weer ten volle aan de samenleving te participeren en hun kinderen een toekomst te geven. Het afnemen van een leefloon zal deze ouders en hun kinderen nog dieper in de armoede duwen en dan zijn de kinderen tweemaal het slachtoffer.
De mindere deelname van kansarme kinderen aan de kleuterschool is trouwens geen oorzaak van hun schoolse achterstand, maar een gevolg van de moeilijke omstandigheden waarin die kinderen moeten opgroeien. Bovendien toont Amerikaans en Brits onderzoek dat het bestraffen van ouders van wie de kinderen niet of niet voldoende naar school gaan, inderdaad geen effectieve beleidsmaatregel is. Ook in ons land weten we al dat het intrekken van de schooltoelage van ouders met spijbelende kinderen niet leidt tot een daling van het aantal spijbelaars.
Vandaag werd ook in de commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement het spijbelactieplan besproken.
Hoe rijmt de staatssecretaris deze visie van het individuele schuldmodel met de uitgangspunten inzake armoedebestrijding van het federaal plan armoedebestrijding en het federaal regeerakkoord waarbij het herstel van de sociale grondrechten en een structurele aanpak centraal staan?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Net als de vraagstellers ben ik ten zeerste begaan met de problematiek van de kinderarmoede. Het is zeer belangrijk dat kinderen naar school gaan omdat ze daar de basis kunnen leggen voor hun verdere toekomst. Het is ook van belang dat ze dat zo vroeg mogelijk doen om zich te kunnen ontwikkelen, zich de taal eigen te maken en zich beter te integreren.
Wanneer ouders, om welke reden ook, weigeren om hun kinderen naar school te sturen kan dit de toekomst van het kind hypothekeren. Sommige ouders zijn zich niet altijd bewust van hun bijdrage daaraan en dat kan een probleem zijn. Hier moet het OCMW een rol spelen. De maatschappelijk werker bouwt een vertrouwensband op met de betrokkenen en is op de hoogte van hun situatie. Wanneer wordt vastgesteld dat ouders hun kinderen niet naar de kleuterschool wensen te laten gaan, is het de taak van de maatschappelijk werker om te motiveren, te stimuleren en te argumenteren waarom dit geen goede zaak zou kunnen zijn voor hun kind. Wanneer de maatschappelijk werker op een bepaald moment echter vaststelt dat ouders niet bereid zijn om hun kinderen die kansen te geven, ben ik van oordeel dat we dit als maatschappij niet zomaar kunnen aanvaarden. Indien geen enkele stimulans effect heeft, moet dan een andere optie worden overwogen? Ik vind van wel. Een mogelijkheid kan erin bestaan te werken via het geïndividualiseerde project voor maatschappelijke integratie (GPMI). Deze afsprakennota die tussen cliënt en OCMW wordt opgemaakt, bevat bepalingen omtrent werkbereidheid, maar kan ook andere inspanningen bevatten. De inzet van ouders met betrekking tot het schoolbezoek van hun kinderen kan één van die bepalingen zijn. Indien de ouders hier geen gehoor aan geven, kan het OCMW haar beslissing inzake steun evalueren en de nodige stappen ondernemen. U weet dat in het kader van het GPMI een schorsing van de steun kan worden uitgesproken met een minimum van één week. Dit dient toch gezien te worden als laatste en finaal middel. Ik ben alleszins bereid om, in het belang van de kinderen, alle mogelijkheden te onderzoeken om ouders te ondersteunen en om ouders aan te zetten om hun kinderen naar school te sturen en hun verantwoordelijkheid op te nemen. Ik was dan ook bereid om in te gaan op de suggestie van de Gentse OCMW-voorzitter Versnick en heb een advies gevraagd aan de administratie. De strijd tegen sociale ongelijkheid is een prioriteit voor ieder van ons. Die strijd moeten we met grote vastberadenheid voeren.
In dit debat is ook de school een belangrijke partner, niet allen van de kinderen, maar ook van de ouders. De verlaging van de leerplicht is hiertoe een belangrijk instrument. Zoals u weet, ben ik daarvoor niet bevoegd. Voor de kleuterparticipatie in Wallonië moet ik u doorverwijzen naar mijn Waalse collega van Onderwijs.
Ik sta open voor elke suggestie die wordt gedaan om de kinderarmoede te verhelpen. Ik zal ook elke suggestie op de haalbaarheid laten onderzoeken.
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Mevrouw de staatssecretaris, we staan volledig achter het plan om kinderarmoede te bestrijden, maar we zijn wel tegen het feit dat u en uw partijgenoot het leefloon willen koppelen aan kleuterparticipatie. We zullen ons ertegen verzetten dat men de mensen met de laagste inkomens zo hard gaat treffen. We moeten alles op alles zetten om die ouders te motiveren om hun kinderen naar de kleuterschool te sturen.
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Uit het antwoord van de staatssecretaris heb ik niet veel opgestoken dat ik niet ook al uit de krant had vernomen. Ik ben wel blij te vernemen dat ze wil nagaan of de plannen van de heer Versnick steek houden. We moeten inderdaad onder ogen durven zien dat er een groep ouders bestaat, zowel in Gent en Antwerpen als in andere steden, die ondanks zachte aanmaningen hun kinderen niet naar school willen sturen. Dat gaat toch in tegen de belangen van de kinderen en hun toekomst. En daar moeten we toch vooral aan denken.
Ik ben het er volkomen mee eens dat men vooraf een heel traject van aanmoediging en zacht dwang moet hebben afgelegd, maar wat kunnen we doen als iemand hardleers is? Dan moeten we toch individueel, geval per geval, kunnen bekijken of het leefloon niet kan worden gekoppeld aan de bereidheid om het kind naar school te sturen. Op zich is daar niets mis mee. We kunnen het vergelijken met flitspalen. Dat er flitspalen zijn wil nog niet zeggen dat iedereen geflitst wordt. Alleen de mensen die niet meewerken, die de wet overtreden worden geflitst en komen in de problemen. We moeten dat denkspoor inderdaad durven volgen, op een rechtvaardige manier.
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Ik ben een beetje ontgoocheld, want de staatssecretaris heeft op mijn vraag niet echt geantwoord. Hoe rijmt ze het voorstel met de inhoud van het Federaal Plan Armoedebestrijding en met wat er in het federaal regeerakkoord staat over het herstel van de sociale grondrechten? We moeten niet aan symptoombestrijding doen. In de plaats van een advies te vragen, had de staatssecretaris beter besloten de Interministeriële Conferentie Maatschappelijke Integratie opnieuw samen te roepen, want het gaat natuurlijk ook om onderwijsmateries, dus gemeenschapsmateries.
In de gemeenschappen heeft men wel begrepen dat men vooral preventieve acties moet opzetten. Ik geef graag enkele voorbeelden van minister van Welzijn, Jo Vandeurzen, zoals de samenwerking met Kind en Gezin, en de inloopteams. Dat betekent het preventief stimuleren van ouders, ook in precaire situaties, om hun kinderen naar de kleuterklas te sturen. De staatssecretaris zou dus beter de Interministeriële Conferentie samenroepen en werk maken van preventieve acties. Een repressief beleid kan ook onze fractie niet steunen.
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Anderhalve maand geleden heb ik een brief schreef aan minister Bourgeois, die door het roterend voorzitterschap nu de Interministeriële Conferentie moet bijeenroepen. Ik zal er graag naartoe gaan, maar dan moet ik wel een uitnodiging krijgen. Ik kan de Interministeriële Conferentie niet bijeenroepen.