5-53

5-53

Belgische Senaat

Handelingen

WOENSDAG 28 MAART 2012 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 21 december 1998 tot oprichting van de «Belgische Technische Coöperatie» in de vorm van een vennootschap van publiek recht (van mevrouw de Bethune c.s.; Stuk 5-868)

Algemene bespreking

De voorzitster. - Mevrouw Temmerman, rapporteur, verwijst naar haar schriftelijke verslag.

Mme Olga Zrihen (PS). - La présente proposition de loi vise à assurer une participation équilibrée des hommes et des femmes au sein du conseil d'administration de la Coopération technique belge. Actuellement, on constate une sous-représentation des femmes au sein de ce CA. L'objectif de la présente proposition est de prescrire un quota selon lequel deux tiers au plus des administrateurs peuvent être du même sexe.

Techniquement, il s'agit d'insérer à l'article 22 de la loi du 21 décembre 1998 portant création de la CTB, loi qui par ailleurs a été modifiée en 2007, un paragraphe ainsi libellé : « Le conseil d'administration compte au maximum deux tiers de membres du même sexe. »

Cette proposition, comme tant d'autres, s'inscrit donc dans un débat plus large lié au genre et au plafond de verre. Cette problématique fait l'objet, depuis plusieurs années, de réflexions tant au sein de notre institution que d'instances internationales. Un véritable travail législatif de fond a été entrepris à ce sujet.

Force est de constater que, dans le cadre de la gouvernance publique, les femmes se sont souvent heurtées au plafond de verre. Cette cloison invisible a barré à maintes reprises leur ascension professionnelle et les a contraintes à rester aux étages inférieurs de la hiérarchie, malgré des capacités égales à celles des hommes.

Il est un fait que toute entreprise publique peut avoir valeur d'exemple ou de modèle. En ce sens, les entreprises peuvent être un laboratoire parmi tant d'autres de la volonté de notre société en mutation de voir émerger une société totalement égalitaire, guidée par un souhait de représentation équilibrée des genres, dans les organes décisionnels, quels qu'ils soient.

Au même titre que la SNCB ou la SFPI, la CTB se doit, en tant qu'organe de l'État fédéral belge, de mettre en application au sein même de son conseil d'administration des valeurs d'égalité de genres qu'elle prône comme exemple dans le cadre de ses projets et programmes de développement. Il est un fait que la nature même et les priorités de la coopération internationale requièrent un équilibre des genres.

Je sais que beaucoup d'entre vous font preuve de scepticisme quant à la valeur ajoutée de la pratique des quotas mais, qu'on le veuille ou non, les quotas légaux demeurent nécessaires pour la simple réalisation d'un objectif d'équité. Dès lors, si certaines voix s'élèvent contre toute politique de quotas, la considérant comme discriminatoire, je souhaite simplement leur rappeler que ceci n'en constitue pas moins le mécanisme essentiel pour faire progresser le débat de l'équité des genres et son application dans la vie réelle. J'en veux pour preuve que la Belgique est souvent citée en exemple pour son dispositif de quotas sur les listes électorales.

Permettez-moi de clore cette intervention en vous rappelant que cette proposition de loi ne fait que s'inspirer de législations nationales et internationales existantes. Les principes généraux d'égalité hommes/femmes énoncés dans les traités internationaux ainsi qu'à l'article 11bis de la Constitution belge en sont les premiers exemples. Une loi prescrit depuis 1990 que les membres des organes consultatifs fédéraux ne peuvent se composer pour plus de deux tiers de personnes de même sexe. Plus récemment, cette règle a également été appliquée aux organes de gestion d'un certain nombre d'entreprises publiques. Enfin, par la loi de janvier 2007, on intègre la dimension du genre dans les structures politiques fédérales belges.

L'Union européenne n'est pas en reste pour statuer sur cette question. Ainsi, par exemple, en mars 2011, le président du Parlement européen, Jerzy Buzek, et la commissaire européenne chargée des droits fondamentaux, Viviane Reding, avaient plaidé pour l'institution de quotas dans le CA de grandes entreprises.

S'il est vrai que les débats en commission sur cette proposition de loi ont pu connaître quelques épisodes mouvementés ou du moins n'ont pas pu aboutir à un vote unanime, je reste persuadée que l'honorable assemblée dans laquelle nous siégeons offrira une légitimité accrue à un texte législatif qui s'inscrit dans la logique même de l'évolution de notre société.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik wil er enkel op wijzen dat mijn fractie dit wetsvoorstel niet zal goedkeuren omdat onze partij een compleet ander standpunt over quota heeft. Die visie zal ik verder uiteenzetten bij de bespreking van het voorstel van resolutie (Stuk 5-867), dat ook over quota gaat. Op dat moment zal ik een langere uiteenzetting houden.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik wil even aandacht schenken aan de structuur van de raad van bestuur van het BTC. Als ik me niet vergis, telt hij op dit moment 12 personen. De wet van 21 december 1998 tot oprichting van het BTC bepaalt dat de raad van bestuur door de Koning wordt benoemd voor een hernieuwbare periode van 4 jaar. De raad van bestuur wordt samengesteld door de Koning/regering en de 12 bestuursleden worden benoemd in onderlinge afspraak tussen de regeringspartijen.

Daarom vraag ik even stil te staan bij volgende bedenkingen. Is het noodzakelijk om genderquota in te voeren voor een raad van bestuur die door politieke benoemingen wordt gevormd? Welk nut heeft een raad van bestuur die alleen maar bestaat uit personen die hun strepen hebben verdiend in politieke partijen, fracties of kabinetten? Zou het niet correcter zijn Selor een vacature te laten uitschrijven en de beste kandidaten te laten selecteren? Door de gepolitiseerde mandaten nog verder te formaliseren met quota maken we de overheid nog rigider, minder flexibel en minder verantwoordelijk. Depolitisering van de raden van bestuur moet dan ook de boodschap zijn en niet het invoeren, het opleggen van extra quota. Enige inspraak van het parlement of de bevoegde commissie zou zeker ook op zijn plaats zijn. We weten uiteraard dat hiervoor de oprichtingsakte van BTC moet worden aangepast, maar dat is een kleine moeite in vergelijking met de vele werkgroepen, taskforces en consultingbureaus die bij de politieke arena betrokken zijn.

De overheersing van gepolitiseerde leden in de raad van bestuur heeft jammer genoeg ook zijn weerslag op het beleid van het BTC. Meer nog, ik vraag de regeringspartijen of er al werk is gemaakt van het personeelsstatuut van de BTC-medewerkers. Minister Chastel noch zijn voorganger, minister Michel, hebben hiervoor ooit iets ondernomen.

We erkennen dat de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven te weinig vrouwen tellen. Hetzelfde geldt trouwens ook voor grote ondernemingen, advocatenkantoren en dergelijke meer.

Ik onderstreep dat het debat over de vertegenwoordiging van vrouwen in de raden van bestuur ook kan worden doorgetrokken naar de toporganen van bijvoorbeeld de vakbonden en de ziekenfondsen. Er zetelen inderdaad slechts weinig vrouwen in de hoogste organen van onze ondernemingen en al zeker niet in de hoogste managementfuncties. Quota zijn volgens ons niet het middel om deze doelstelling te bereiken. Hoe komt het toch dat er zo weinig naar de top doorstoten, hoewel veel vrouwen aan de universiteiten afstuderen? Ligt het aan de moeilijke combinatie gezin-werk? Vrouwen zijn het best vertegenwoordigd in middenkaders, in administratieve functies en in de ambtenarij. Het probleem is evenwel reëel voor de topfuncties. Het invoeren van quota om dit te verhelpen, veroorzaakt wel problemen omdat het geen bijdrage is voor een oplossing. Net zoals mijn fractie meent dat het niet de taak van de overheid is om deze verplichtingen op te leggen aan privébedrijven, mag dit volgens ons ook niet van toepassing zijn op overheidsorganen. De aandeelhouders, in dit geval de overheid, hebben er toch steeds het beste mee voor. Het is onvoorstelbaar dat zij een bekwame kandidaat uit de raad van bestuur zouden weren, precies omdat het een vrouw is of omdat het geen vrouw is. De regel moet zijn dat functies worden toegekend op grond van de bekwaamheid, de persoonlijkheid en het profiel van de kandidaten.

Bij de ingediende wetsvoorstellen rijst onmiddellijk de vraag waar de 30 of 40% vrouwelijke leden van de raad van bestuur vandaan moet worden gehaald. Uit sociologisch onderzoek blijkt dat slechts 20% van de vrouwen carrière zou willen maken. Men moet durven toegeven dat het bereiken van de top grote offers vraagt, niet alleen op professioneel, maar ook op persoonlijk en familiaal vlak. In België werkt 45% van de vrouwen deeltijds. Vaak zijn zij het ook die ouderschapsverlof of tijdskrediet opnemen.

Bovendien zou in dit debat ook aandacht moeten gaan naar de situatie van de zelfstandige vrouwen. Niet het geslacht is de oorzaak van het probleem, maar wel het rollenpatroon van de vrouw in de huidige samenleving. Het gebeurt nog al te vaak dat mannen verwachten dat vrouwen de gezinstaken op zich nemen of ouderschapsverlof nemen. Hoe kunnen vrouwen in die omstandigheden een professionele loopbaan uitbouwen? Het echte probleem van het combineren van arbeid en gezin moet worden aangepakt door het doorbreken van bepaalde rollenpatronen. In dat verband moet meer worden ingezet op maatregelen die gezin en arbeid meer met elkaar in overeenstemming brengen en die de arbeidsmarkt flexibeler organiseren. Bovendien is er een mentaliteitswijziging nodig. Ik verwijs hierbij naar het Nederlandse model van een vrijwillig charter `Talent naar de top' en naar het Noorse model van het `Female Future'-programma. De moeilijkheid die daarbij rijst, is de kennelijke centralisatie van macht. Een vrouw kan immers wel zes of zeven mandaten opnemen.

De heer Herman Daems haalt een paar voorbeelden aan. Bij de GIMV zijn vier van de twaalf bestuurders vrouwen, bij Barco één van de tien. In het tweede voorbeeld is dit volledig te wijten aan het feit dat vrouwelijke kandidaten geen belangstelling hebben voor een mandaat in de raad van bestuur van dit hoogtechnologisch bedrijf. Toen de heer Daems voorzitter werd van de raad van bestuur van BNP Paribas Fortis, was die enkel uit mannen samengesteld, de vertegenwoordigers van de overheid inbegrepen. Op dit ogenblik heeft, op zijn impuls, slechts één vrouw zitting in de raad van bestuur. Zijn standpunt is dan ook helemaal niet ingegeven door een verkrampte houding. Bovendien is hij ervan overtuigd dat vrouwen even bekwaam, zo niet bekwamer, zijn dan mannen. Zij hebben ook ervaring, maar in sommige gevallen misschien een iets minder brede kijk op de zaken. Vrouwen richten zich op specialisatie, wat hen kennelijk toch een bepaald voordeel biedt. Op 27 februari 2007 verklaarde mevrouw Dominique Estenne, onderzoekster, tijdens een eerdere hoorzitting over hetzelfde probleem in de Kamer van Volksvertegenwoordigers dat de commissie Femmes et Entreprises sterk tegen quota was gekant. Volgens de commissie zijn quota niet meer dan een opgelegde discriminerende maatregel. De commissie vond met andere woorden dat de vrouwen, zoals het ideaal van de meritocratie wil, promotie moeten kunnen maken op basis van hun bekwaamheden en niet louter omdat ze vrouw zijn.

Wij zijn geen voorstander van quota, omdat dit kan leiden tot een stigmatisering van de vrouwen en een waardevermindering van hun competentie en hun geloofwaardigheid.

(Uitroepen)

Ik wil graag het debat aangaan met de fracties die quota willen opleggen. Maar precies zij hebben bijvoorbeeld in de raad van bestuur van de BTC, waar ze zelf hun vertegenwoordigers konden aanstellen, elke keer opnieuw nagelaten om daar voldoende vrouwen naartoe te sturen.

Veel belangrijker dan de quota is dat we werken op al wat de vrouwen belemmert om door te stoten tot leidinggevende functies. Een van de grootste hinderpalen is de combinatie van privé- en beroepsleven en voor vrouwen die een eigen bedrijf willen starten, is het de onzekerheid van het zelfstandigenstatuut. Daarom moeten we in de eerste plaats dringend werk maken van een betere kinderopvang, een aanpassing van de werktijdregeling en dies meer. Uit verschillende studies blijkt dat dit een fundamentele barrière is en dat het niet gaat om competenties. We zijn niet tegen quota ...

(Gelach)

... wel tegen het opleggen van quota. De minpunten daarvan heb ik al uiteengezet. Ik pleit veel meer voor ondersteunende en begeleidende maatregelen.

Ik wil dit nogmaals illustreren met de aanpak in Nederland. Daar geldt de code-Tabaksblat, een gedragscode voor beursgenoteerde bedrijven, die in 2003 werd afgekondigd, maar die op dat ogenblik geen bepalingen bevatte over de man/vrouw-diversiteit. Bij een update van de Code in 2008 vermeldde de Commissie-Frijns die diversiteit wel als voetnoot, maar bleef ze erg vaag over de doelstelling. Bij een volgende update door de Commissie-Streppel in 2010 werden concrete doelstellingen vastgelegd ten aanzien van de diversiteit in de samenstelling van de raad van commissarissen, die daarover in zijn verslag verantwoording diende af te leggen. Vennootschappen kunnen zelf bepalen hoe ambitieus ze willen zijn, maar moeten wel duidelijk maken hoe ze die ambities willen realiseren door hun concrete doelstellingen te vermelden. De man/vrouw-diversiteit is in Nederland niet in de wet vastgelegd. De verschillende sectoren van het bedrijfsleven en van de overheid maken hun eigen codes. Zo heeft men de Code Banken en de Code Blauw voor de politie. Die laatste is in feite een gedragscode voor politieofficieren waarin regels van diversiteit en integriteit zijn vastgelegd. Verder is er ook de Governance Code 2010 voor de sector van de gezondheidszorg. De raden van toezicht zijn er verplicht te streven naar een gebalanceerde samenstelling van de teams.

Ik verwijs ook graag naar de in 2003 uitgevaardigde Noorse wetgeving, waarbij quota werden ingevoerd en die gericht is op de gendersamenstelling van een breed spectrum van de raden van bestuur. Die wet vraagt dat daarin minstens veertig procent van elk geslacht vertegenwoordigd is. Deze wetgeving heeft een niet geringe invloed gehad op het debat in Europa. De wetgeving is vooral gericht op beursgenoteerde ondernemingen, maar ze geldt ook voor intergemeentelijke bedrijven, overheidsbedrijven, gemeentelijke bedrijven en coöperatieven. Er zijn in Noorwegen ongeveer 400 beursgenoteerde ondernemingen, waarvan er 240 op de beurs van Oslo zijn genoteerd. Er zijn ongeveer 800 bedrijven die geheel of gedeeltelijk overheidseigendom zijn. In totaal gaat het om 7000 mandaten in raden van bestuur. Voor de 400 bedrijven die onder deze wet vallen, gaat het om ongeveer 2400 mandaten. Deze plaatsen worden door ongeveer 1400 mensen bezet, 800 mannen en 600 vrouwen. Tal van mensen bekleden dus meer dan één bestuursfunctie. De Noorse wet schrijft voor dat in raden van bestuur met negen of meer leden elk geslacht minstens 40 procent van de mandaten moet hebben. Voor kleinere raden van bestuur gelden specifieke voorwaarden, afgestemd op de omvang van de onderneming. Als de raad bijvoorbeeld zes tot acht leden telt, moeten beide geslachten daarin minstens drie leden tellen.

De Nederlandse docente Marike Stellinga stelde dat `men jonge onervaren vrouwen diende aan te trekken omdat er niet voldoende vrouwen in het Noorse topmanagement van bedrijven waren. Net zoals in Nederland, dat op dat vlak ook laag scoort, is dat te verklaren door de vrije keuze die de vrouwen zelf maken. In Noorwegen valt het op dat vrouwen vooral werkzaam zijn in de semi-overheidssector - onderwijs, gezondheidszorg, kinderopvang - terwijl mannen vooral in het door de oliesector gedomineerde bedrijfsleven actief zijn. Ondanks het vrouwvriendelijke beleid van de Noorse overheid, die een genereus ouderschapsverlof toekent en quota voor studierichtingen vastlegt, is de maatschappij in feite nog zeer sterk traditioneel gestructureerd. Dat wordt trouwens ook weerspiegeld in de loonkloof tussen mannen en vrouwen, die in Noorwegen zeer groot is.'

De N-VA vraagt zich dan ook af of dit het model is dat we moeten volgen. De Noorse overheid poogt een vermeende discriminatie van vrouwen te bestrijden door mannen te discrimineren. Dat getuigt niet van onpartijdigheid. Stellinga kwalificeert de wettelijke quota als `een bot, vrijheidsbeperkend en schadelijk instrument, dat bovendien geen rekening houdt met de specificiteit van bepaalde bedrijfstakken.' In sommige bedrijfstakken werken er gewoonweg weinig vrouwen en in andere bedrijfstakken verrichten vrouwen meer deeltijds werk. Het opleggen van quota vergroot de kans op een topbaan voor een goed gekwalificeerde vrouw ten opzichte van de kans voor een goed gekwalificeerde man. De overheid zou alleen quota kunnen opleggen als ze kan aantonen dat vrouwen - en dat geldt ook voor andere bevolkingsgroepen zoals allochtonen, mindervaliden - stelselmatig en in alle aspecten van het maatschappelijk leven worden achtergesteld. Pas dan kan de vrije werking van de arbeidsmarkt aan banden worden gelegd, echter niet wanneer het aantal topvrouwen alleen maar tegenvalt. Dat laatste kan immers ook bewijzen dat vrouwen en mannen nu eenmaal andere keuzes maken. Gelijke kansen hoeven immers niet altijd tot gelijke resultaten te leiden. Gemiddeld ongeveer drie decennia van hard werken verwijderen het afstudeermoment van het bereiken van de top van het bedrijfsleven. In deze periode mogen de vrouwen toch hun eigen keuzes maken, ook al wijken ze af van de keuzes van mannen.

Laat ons even stilstaan bij de vaststelling dat er in de VS blijkbaar wel een hoge vertegenwoordigingsgraad van vrouwen in beslissingsorganen van ondernemingen bestaat, hoewel de overheid zich op dat vlak afzijdig houdt. Er zijn geen quota. Uit de debatten in de Kamercommissie en uit de hoorzittingen kunnen lessen worden getrokken: diversiteit binnen de raden van bestuur van beursgenoteerde ondernemingen is nodig. Gemengdheid is een van de belangrijkste factoren van diversiteit. De vrouwen zijn zwak vertegenwoordigd in de raden van bestuur van beursgenoteerde ondernemingen, namelijk met 7%. De doelstelling bestaat erin te streven naar een betere vertegenwoordiging van vrouwen in die raden van bestuur. De aanpak om die doelstelling te bereiken kan essentieel verschillen: ze kan berusten op een aanbeveling of op een systeem van door de wet opgelegde quota.

Hilde Laga, advocate en topvrouw uit de ondernemingswereld stelt: `Op de vraag of men voor of tegen quota is, kan geen eenduidig antwoord volgen. Als men zijn toevlucht tot quota neemt, geeft men toe dat een bepaalde doelstelling op geen andere wijze kan worden behaald. Alles hangt af van de vraag hoe snel men de vooropgestelde cijfers wil halen. Indien men ze op korte termijn wil realiseren, zijn quota misschien de enige oplossing. Wil men echter het natuurlijk proces, dat onbetwistbaar aan de gang is, laten voltrekken, dan kan de doelstelling ongetwijfeld met behulp van de comply or explain-regel worden bereikt.'

Marike Stellinga, auteur van het boek De mythe van het glazen plafond en ook directeur economie bij uitgeverij Elsevier, heeft zich verdiept in de loonverschillen tussen mannen en vrouwen en in de effecten van het vrouwvriendelijke Scandinavische beleid inzake kinderopvang en taakverdeling tussen mannen en vrouwen. Toen ze haar boek over de bestaande quotawetgeving in Noorwegen voorbereidde, heeft ze daarover ambtenaren, regeringsfunctionarissen, onderzoekers, academici en mensen uit het bedrijfsleven geïnterviewd.

Het Europees Hof van Justitie veroordeelde Duitsland in de zaak Kalanke wegens het bevoordelen van vrouwen ten opzichte van mannen bij promoties. De rechtspraak zou volgens Stellinga ook op de Noorse wetgeving kunnen worden toegepast. Ze is discriminerend ten aanzien van mannen. Ook in de Verenigde Staten bestaat er rechtspraak die quota veroordeelt. Ter illustratie wordt verwezen naar de uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof in de zaak Grutter in het jaar 2003.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Collega Vanlouwe, u hebt het over het discriminerende karakter van quota. Quota waarmee een correcte weerspiegeling van de bevolking in overheidsinstellingen, in raden van bestuur, enzovoorts wordt nagestreefd, zijn absoluut geen bron van discriminatie. Men beoogt er precies mee op al die niveaus de diversiteit van de bevolking te weerspiegelen. Waarom noemt u dat discriminatie? Het ontbreken van quota zou discriminatie veeleer in de hand werken. Ik begrijp het discriminatieargument helemaal niet.

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Collega Vanlouwe, u citeert mevrouw Stellinga en andere auteurs en professoren die blijkbaar allemaal het Noorse model op de helling zetten, hoewel quota er in de loop der jaren hun nut hebben bewezen. De internationale vertegenwoordigers van de Scandinavische landen in de politieke en de sociale milieus geven de wereld overigens een zeer vrouwvriendelijk beeld van hun land. Denk maar aan bepaalde Scandinavische eerste ministers, andere ministers en VN-vertegenwoordigers.

Verder zou ik graag het N-VA-standpunt over de quota kennen. Is uw fractie ervoor om de situatie op korte termijn recht te trekken zodat de samenstelling van onze samenleving zo snel mogelijk op alle niveaus wordt weerspiegeld?

Voor allochtonen, en meer bepaald Marokkanen en Turken, die nog maar vijftig jaar op het Belgische grondgebied aanwezig zijn, rijst er blijkbaar minder twijfel. Vrouwen echter vormen inmiddels wereldwijd wel de meerderheid in alle samenlevingen. Vrouwen lopen hier al veel langer rond dan allochtonen. Wat beveelt de N-VA aan als toepasselijke wetswijzigingen ter zake? Wil ze de historische achterstelling van vrouwen in bedrijven en in andere sectoren van de samenleving zo vlug mogelijk ongedaan maken?

In de Amerikaanse samenleving worden quota niet in verband gebracht met discriminatie, maar met affirmative action. Affirmative is een positief begrip en action ook. Het Hooggerechtshof in de Verenigde Staten en ook verschillende mensenrechteninstanties zoals het Hof van Straatsburg hebben quota die de achterstelling van vrouwen rechttrekken, nooit willen vernietigen. Wil de N-VA de uitspraken van die Amerikaanse, Europese en internationale gerechtshoven nu tegenspreken en uitsluitend rekenen op een zogenaamd evolutief proces? Hoe kan een evolutief proces in onze hypergeavanceerde en snel veranderende samenleving een historisch gegroeide achterstelling ongedaan maken?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mag ik verwijzen naar wat de auteur Marike Stellinga zegt. Zij spreekt van een natuurlijk proces dat niet kan worden opgelost met quota. Met quota kan alleen op korte termijn een bepaalde scheeftrekking worden rechtgezet. Al jaren hadden de meerderheidspartijen de kans om de raden van bestuur anders samen te stellen. Waarom hebben ze dat niet gedaan?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Maar collega Vanlouwe, dit voorstel is een vingerwijzing naar onze eigen partij.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Waarom is uw partij niet eerder opgetreden? Bij de laatste benoeming in het BTC heeft uw partij niet aangedrongen op een evenwichtiger samenstelling.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - We doen het nu!

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - U hebt een wet nodig om uzelf te verplichten.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Wel, we doen het nu. Beter laat dan nooit.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Dat is een schijnheilige houding. Toen u de mogelijkheid had om in te grijpen, koos u daar niet voor, zogezegd vanwege politieke afspraken.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik weet niet hoe het bij jullie is, maar in onze partij stemmen we vrijwillig voor een wet. Vandaag beslissen we vrijwillig dat we voor deze wet stemmen en we beslissen dat er voor de toekomst eindelijk een juiste oplossing wordt gevonden, wat tegelijk een vingerwijzing is naar onszelf voor wat het verleden betreft.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De laatste topbenoemingen dateren niet van twintig jaar geleden. Ik heb bij die aanwijzingen weinig vrijwilligheid gezien.

Maar goed, ik ga verder en verwijs even naar Noorwegen. Ondanks het vrouwvriendelijke beleid van de Noorse overheid, die ook al een genereus ouderschapsverlof toekent, quota instelt voor beursgenoteerde ondernemingen en voor studierichtingen, is de samenleving er nog steeds traditioneel gestructureerd.

Mme Olga Zrihen (PS). - Non, monsieur Vanlouwe, le congé parental n'est pas réservé aux femmes. Le congé parental permet aux hommes et aux femmes d'assumer vraiment leurs obligations. Si vous pensez que cette politique concerne uniquement les femmes, vous m'ouvrez des perspectives de travail alors que je pensais en avoir terminé avec cette question. J'ai cru pendant des années et encore jusqu'à récemment, que l'évolution de la société et des gens qui la composent était telle que l'on pouvait considérer aujourd'hui cette cause comme acquise.

Or vous osez me reparler aujourd'hui d'une évolution naturelle de la condition féminine, vous osez me dire que les femmes ont une vision plutôt fermée alors que les hommes ont une vision ouverte, vous oser me parler du principe des quotas. Il se fait qu'en Belgique, nous pouvons prouver, ne serait-ce que dans cette assemblée, que l'application dudit quota a permis aux femmes d'arriver. Excusez-moi, mais l'évolution naturelle telle que vous la concevez est celle qui a fait en sorte que, pendant des années, alors que nous représentons plus de 50% de la population, nous devions rester à attendre qu'au sein de votre compagnonnage entre hommes, vous acceptiez la présence des femmes qui, en outre, doivent être intelligentes, jolies, compétentes, performantes, mères de famille, ...

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Wat u nu zegt, is onzin. Zo heb ik het nooit gezegd! De bekwaamheid moet primeren, of het nu om een man of om een vrouw gaat!

Mme Olga Zrihen (PS). - Nous avons dû supporter pendant des années des affirmations techniques et scientifiques selon lesquelles .....

De voorzitster. - U moet nu afronden, mijnheer Vanlouwe.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Hoe zullen wij er als wetgever voor zorgen dat er meer vrouwen komen aan de top en dat er meer vrouwen in de raden van bestuur zitten? Dit wetsvoorstel voor het invoeren van quota is niet meer dan een symbolische maatregel, een soort opsmukmaatregel. In het verleden heeft de meerderheid altijd de mogelijkheid gehad om die evenwichtige samenstelling met mannen en vrouwen door te voeren. Nu wil men radicaal ingrijpen zonder iets te doen aan de structurele problemen. Vrouwen kunnen onvoldoende doorgroeien. Dat is volgens ons het probleem en dat wordt niet aangepakt.

Dit voorstel is niet het juiste instrument. Ik heb verwezen naar flexibele arbeidstijden, niet naar kinderopvang, want dat is een Vlaamse bevoegdheid. Ik heb verwezen naar ouderschapsverlof en hoop dat het zal worden verdeeld.

Als we naar de cijfers van het tijdskrediet kijken, stellen we vast dat 80 procent van de thematische verloven door de vrouw wordt opgenomen omdat meestal de vrouw voor het gezin zorgt. Zelf zou ik de huistaken ook liever evenwichtiger verdeeld zien.

Mme Olga Zrihen (PS). - Et les hommes célibataires ? Les hommes tout seuls, comment ils font ?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Hoe kan een vrouw doorgroeien naar de top als ze vijf of tien jaar wegblijft op haar werk? Dat is iets wat wij ten zeerste betreuren.

Er moet ook een mentaliteitswijziging komen. De realiteit is jammer genoeg - en ik benadruk dat - nog altijd ingegeven door het klassieke rollenpatroon. Zolang er geen mentaliteitswijziging komt, vrees ik dat we in Kamer en Senaat blijvend over quota zullen kunnen stemmen.

Ten slotte richt ik mij tot iedereen in het halfrond, met een citaat dat de kern van mijn betoog weergeeft. Het komt opnieuw van mevrouw Stellinga: `Ik dacht dat het feminisme ervoor streed dat ik gezien zou worden als een individu en niet in de eerste plaats als een vrouw, en helemaal niet als het vrouwtje dat alleen de top kan bereiken met behulp van de overheid'.

Beste collega's, ik hoop dat jullie dit citaat indachtig zullen zijn bij de stemming.

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). - Mijnheer Vanlouwe, ik zal niet herhalen wat mijn collega's al gezegd hebben, maar ik ben toch ook verbaasd. Ik ben al ongeveer dertig jaar actief op het vlak van diversiteit en gender. Wij doceren dat aan de universiteit. Het verwondert mij dan ook om van iemand als u te horen dat vrouwen meer gefocust zijn op specifieke zaken en zich minder bezighouden met algemene zaken.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Neen, ik bedoel meer gespecialiseerd.

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). - Eerder gespecialiseerd is het woord dat u gebruikt hebt, terwijl we allemaal weten dat vrouwen, door hun multitasking, ofwel van nature of omdat het zo moet, juist heel breed bezig zijn en veel meer geïnteresseerd zijn in algemene zaken dan mannen, die precies een meer enge geest hebben en zich beter met specifieke zaken bezighouden. Ik weet dus helemaal niet waar u die stelling vandaan haalt en hoe u die kan onderbouwen. Het is de eerste keer dat ik dit hoor en er bestaat helemaal geen wetenschappelijke evidentie voor.

Dit is een kaakslag voor alle vrouwen die hier in het halfrond aanwezig zijn. De politieke vrouwelijke vertegenwoordiging is er ook deels gekomen dankzij quota en ik denk niet dat één van ons hier zit omdat ze vrouw is. Vrouwen moeten steeds verantwoorden waarom ze op een bepaalde plaats kunnen functioneren, terwijl dat nooit aan een man gevraagd wordt. Ook dat argument is totaal absurd. U mag citaten geven, maar u bent zeer eenzijdig in het citeren. Wij kunnen ook een tekst voorbereiden waarbij we experts, specialisten en hoogleraren van allerlei richtingen juist het tegenovergestelde laten zeggen.

U hebt voorbeelden uit de Verenigde Staten geciteerd en internationale citaten gegeven, waarin u juist zegt dat diversiteit in de raden van bestuur zo belangrijk is voor het welzijn van een bedrijf, voor het welzijn van een samenleving. U pleit voor een natuurlijke evolutie, maar ik kan u zeggen dat studies hebben aangetoond dat het dan minstens vijftig tot zestig jaar zal duren alvorens de vrouwen correct vertegenwoordigd zijn. Daarom vind ik dat er iets gedaan moet worden. We hadden dat al vroeger kunnen doen, maar we hebben een regelgeving nodig om het proces te versnellen. Daarom staan wij volledig achter de vrouwenquota.

Mme Olga Zrihen (PS). - Ce débat sur les quotas, qui revient régulièrement, a de plus en plus tendance à vouloir nous culpabiliser en s'étonnant du fait que nous, les femmes, qui pouvons, qui savons, nous ayons encore besoin de ces quotas. Les pratiques et les techniques montrent bien qu'en dépit du fait que les femmes représentent plus de 52% de la population, la volonté persiste de les confiner à certaines tâches.

M. Vanlouwe a dit, à juste titre, qu'au niveau universitaire, les filles sont souvent très présentes, très brillantes, très performantes. Si on ne les retrouve pas plus tard dans les carrières plus intellectuelles ou dans des fonctions de niveau élevé, c'est tout simplement parce qu'elles portent la responsabilité de la procréation et, par conséquent, celle d'assumer une absence du champ du travail. Il se fait que la période concernée est le moment où est dressé l'inventaire des documents scientifiques et textes de recherche. Les femmes sortent de ce dispositif dans lequel, il faut l'admettre, nous n'avons pas les moyens de leur permettre d'assumer pleinement le travail parental qu'elles doivent partager et une carrière scientifique ou professionnelle. Elles sont absentes du marché du travail jusqu'à un certain âge, ce qui les défavorise voire les disqualifie lorsqu'elles y réapparaissent.

Nous demandons des quotas parce que nous ne croyons pas au cours naturel des choses. La réalité nous donne raison. Pendant des années, en attendant que les hommes veuillent bien mettre ces points à l'ordre du jour, rien ne s'est fait. Grâce aux quotas politiques, nous siégeons maintenant dans les assemblées et nous avons organisé notre agenda des priorités des femmes.

Je peux comprendre que cela vous dérange, mais je trouve inacceptable de continuer à utiliser l'argument des femmes qui ne seraient pas intéressées, qui ne seraient pas compétentes, et qu'on irait chercher comme des potiches. Je ne voudrais pas en arriver à devoir faire l'inventaire du nombre de collègues masculins que je considère comme étant incompétents ou comme de vraies potiches mais qui, pourtant, siègent dans des conseils d'administration et des assemblées.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Men moet mij geen woorden in de mond leggen die ik niet heb gebruikt. Ik stel vast dat bepaalde zaken worden aangehaald die ik niet heb gezegd. Ik wens te benadrukken dat de N-VA iedere vorm van discriminatie veroordeelt. Volgens ons is er een natuurlijk proces dat moet worden gevolgd en dat via allerlei maatregelen in het arbeidsproces kan worden geregeld. Volgens ons zijn quota niet het meest geschikte middel om in te grijpen. De partijen die deze resolutie steunen hebben altijd de mogelijkheid gehad om de meest geschikte personen af te vaardigen naar de raden van bestuur, maar blijkbaar hebben ze dat tot op heden niet gedaan.

-De algemene bespreking is gesloten.