5-52

5-52

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 22 MAART 2012 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Piet De Bruyn aan de minister van Werk over «de verlenging van het ouderschapsverlof» (nr. 5-474)

De heer Piet De Bruyn (N-VA). - Europa heeft beslist het ouderschapsverlof te verlengen van drie naar vier maanden. De regeling geldt voor alle werknemers, ongeacht het soort arbeidsovereenkomst. De Europese richtlijn daaromtrent moest tegen 8 maart zijn omgezet in onze wetgeving.

De minister heeft nu beslist de bijkomende vierde maand te vergoeden zoals de drie andere maanden. De Nationale Arbeidsraad waarin alle sociale partners zitting hebben, en Europa hadden echter unaniem aanbevolen de uitbreiding van het ouderschapsverlof te koppelen aan het inkrimpen van het tijdskrediet met één maand. Dat leek ons ook logisch, op een ogenblik dat veel bedrijven, vooral KMO's, het economisch moeilijk hebben. Nu blijkt dat de minister het advies van de Nationale Arbeidsraad niet volgt. Waarom volgt ze dat advies niet of overweegt ze het alsnog te volgen?

Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - Op 2 maart is in de schoot van de NAR een ontwerp van advies ontwikkeld dat erop neerkomt dat ook de vierde maand ouderschapsverlof wordt vergoed. De opgenomen periodes zouden proportioneel verrekend worden met het gemotiveerd tijdskrediet, dat ongeveer drie jaar is.

Om budgettaire en juridische redenen kunnen we dat voorstel moeilijk integraal overnemen. Volgens ramingen zou dat op korte termijn een structurele meerkost van 39 miljoen euro per jaar meebrengen en een latente kost van 160 tot 230 miljoen euro voor ouders die in het verleden hun drie maanden hebben opgenomen en waarvan het kind nog geen 12 jaar is. Die kost zou slechts op termijn en partieel kunnen worden verrekend met het gemotiveerd tijdskrediet.

De belangrijkste bezwaren zijn van juridische aard. Het belangrijkste daarbij is dat overweging 5 van de EU-richtlijn stelt dat ouders omwille van de opname van het ouderschapsverlof niet mogen benadeeld worden in andere sociale voorzieningen.

Concreet zou het voorstel van de NAR tot gevolg hebben dat werknemers die gebruik maken van ouderschapsverlof daardoor gekort worden op hun recht op gemotiveerd tijdskrediet, dat naast zorg voor kinderen ook geldt voor opleiding, bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid en het verstrekken van palliatieve zorg.

Om die redenen denk ik dat het voorstel van de NAR niet zonder meer kan worden overgenomen.

Wat de concrete bekommernissen van UNIZO en een aantal bedrijfsorganisaties betreft, die vinden dat kleinere bedrijven niet zo gemakkelijk verlof kunnen toekennen, zijn er in het kader van de uitvoering van het regeerakkoord al een aantal beslissingen genomen waardoor het tijdskrediet in veel gevallen al aanzienlijk wordt teruggeschroefd. Dat die organisaties dat nog niet door hebben, komt doordat die beslissingen zeer snel werden genomen en onvoldoende zijn doorgedrongen.