5-867/5 | 5-867/5 |
13 MAART 2012
De Senaat,
A. gelet op de Pekingverklaring en het Peking Actieplatform naar aanleiding van de Wereldvrouwenconferentie van de Verenigde Naties in Peking in 1995 waarbij de lidstaten zich ertoe verbonden actie te ondernemen om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen op twaalf domeinen;
B. verwijzende naar het rapport van de VN-secretaris-generaal over de toepassing van de Verklaring en het Actieprogramma van Peking (1995), opgesteld in december 2009 naar aanleiding van de 54e sessie van de Commissie Status van de Vrouw in maart 2010, waarbij het lage aantal vrouwen op diplomatieke posten in het kader van vredesbehoud en vredesopbouw als een groot probleem gezien blijft worden als gevolg van hardnekkige vooroordelen, een gebrek aan vorming, de moeilijke en gevaarlijke werkomstandigheden;
C. gelet op het feit dat er een brede (internationale) consensus bestaat over de noodzaak van meer vrouwen in de diplomatie, niet alleen omdat dit een zaak van fundamentele gelijkheid betreft, maar ook omdat gemengde diplomatieke ploegen efficiënter zijn en een bredere visie hanteren, en omdat vrouwen de helft van het potentieel van de samenleving vormen waardoor dit talent ook binnen het diplomatiek korps niet mag ontbreken;
D. gelet op de ondervertegenwoordiging van vrouwen in het Belgische diplomatiek korps. Zo zijn er slechts zevenenzeventig vrouwen op vierhonderdvierendertig ambtenaren binnen de diplomatieke carrière. Binnen de carrière van de attachés voor ontwikkelingssamenwerking zijn er dat tien op een totaal van negenenzestig, terwijl dit binnen de consulaire carrière opgelopen is tot drieënvijftig vrouwen op honderdtweeënvijftig ambtenaren. Uit de weinige cijfers blijkt overigens dat de vrouwelijke aanwezigheid zich overwegend situeert in de tweede en derde klasse en dat de doorstroom naar de top een probleem blijft, wat wijst op het bestaan van een glazen plafond;
E. verwijzende naar de « Concluding observations of the Committee on the Elimination of Discrimination against Women : Belgium » van 7 november 2008 en, meer bepaald, de punten 21 en 22 waarbij de bijzonder lage vertegenwoordiging van vrouwen in de Belgische diplomatie (13,5 %) wordt betreurd en ons land wordt opgeroepen ter zake tijdelijke bijzondere maatregelen te treffen;
F. verwijzende naar de Belgische ratificatie op 10 juli 1985 van het VN-Vrouwenrechtenverdrag van 1979, dat onder andere pleit voor een grotere vertegenwoordiging van vrouwen in de diplomatie, waardoor België verplicht is ook in deze sector gelijke kansen voor vrouwen te realiseren;
G. verwijzende naar de Belgische Grondwet en meer bepaald naar artikel 10, waarin staat dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet en dat de gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd, en naar de artikelen 11 en 11bis die geen discriminatie op grond van geslacht toelaten;
H. rekening houdende met de Belgische wet van 12 januari 2007 strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de federale beleidslijnen en die erop gericht is de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen in alle beleidsdomeinen, bijgevolg ook in het Belgische buitenlandse beleid;
I. gelet op het advies nr. 55 van 13 september 2002 van de Raad van de Gelijke Kansen voor mannen en vrouwen betreffende vrouwen in de Belgische diplomatie;
J. gelet op het verslag « Samengevoegde vijfde en zesde periodieke verslagen van België ingediend bij het Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) » van 14 juli 2009 (stuk Senaat, nr. 4-1073/1), opgesteld door het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat, waar in punt 3 van de aanbevelingen gepleit wordt voor een verhoging van het aantal vrouwen in verantwoordelijke functies binnen alle sectoren van de samenleving en in de diplomatie;
K. gelet op het verslag van het Zweeds Europees voorzitterschap voor de 54e Commission on the Status of Women (CSW) van maart 2010, ter evaluatie van vijftien jaar vooruitgang na de 4e Wereldvrouwenconferentie te Peking, dat aantoont dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen in diplomatieke loopbanen niet alleen een Belgisch maar ook een Europees gegeven is. Op basis van het antwoord van tweeëntwintig EU-lidstaten blijkt dat er slechts 38 % vrouwelijke diplomaten zijn. Dit cijfer moet wel genuanceerd worden omdat, enerzijds, de kloof tussen de individuele lidstaten groot is (Italië heeft slechts 14 % vrouwen binnen de diplomatie terwijl Litouwen 67 % vrouwen heeft) en, anderzijds, het glazen plafond nog steeds bestaat aangezien het EU-gemiddelde van vrouwelijke ambassadeurs strandt op 13,5 %. Ook dit laatste cijfer varieert sterk tussen de individuele lidstaten aangezien Duitsland en Portugal slechts 4,5 % vrouwelijke ambassadeurs hebben, terwijl dit voor Litouwen oploopt tot 20 %. Wat het aantal vrouwelijke EU-ambassadeurs betreft, stellen we ook daar een ondervertegenwoordiging vast, met name elf van de honderdvijftien zijn vrouwen;
L. gelet op resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad (unaniem goedgekeurd op 31 oktober 2000) betreffende de participatie van vrouwen in vredesonderhandelingen, de bescherming van meisjes en vrouwen tegen geweld en de rol van vrouwen in de preventie van conflicten. Gelet op de opvolgingsresoluties 1820 (erkenning van verkrachting als oorlogswapen, juni 2008), 1888 (vredesmissies moeten vrouwen en kinderen beschermen tegen seksueel geweld en de Veiligheidsraad creëert het mandaat van Speciaal Vertegenwoordiger Seksueel Geweld tegen Vrouwen, oktober 2009) en 1889 (het versterken van de rol van vrouwen in vredesprocessen, oktober 2009) van de VN-Veiligheidsraad;
M. gelet op het verslag van de VN-secretaris-generaal (28 september 2010, S/2010/498) betreffende « Women, peace and security » dat indicatoren bevat ter implementatie van resolutie 1325;
N. gelet op de conclusies van de debatten in de VN-Veiligheidsraad en de aangenomen indicatoren op 26 oktober 2010 tijdens de herdenking van tien jaar VN-resolutie 1325 waardoor passende sancties en doelstellingen kunnen worden uitgewerkt en resolutie 1325 beter kan worden opgevolgd;
O. gelet op de voortrekkersrol die België heeft gespeeld als voorzitter van de Europese Raad in de herdenking van tien jaar resolutie 1325 door het organiseren van conferenties in Brussel, Genève en New York. Deze conferenties hebben bijgedragen tot het onderbouwen van een sterk EU-standpunt;
P. gelet op de indicatoren die door de EU werden ontwikkeld om de door de EU-lidstaten geboekte vooruitgang te meten inzake « Vrouwen en gewapende conflicten »;
Q. gelet op de « EU strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015 » die voortbouwt op de « Europese routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (2006-2010) » en die vijf prioritaire actiegebieden beschrijft om gendergelijkheid te verwezenlijken. In het kader van haar externe acties zal de EU zich inzetten voor een volwaardige deelname van vrouwen aan conflictpreventie, vredesopbouw en wederopbouwprocessen (actie 5);
R. gelet op het Belgisch Nationaal Actieplan (2009-2012) dat werk maakt van de uitvoering van resolutie 1325 en dat tussentijds geëvalueerd zou worden in 2010 en waarbij de volgende streefdoelen specifiek betrekking hebben op genderevenwicht in het personeel Buitenlandse Zaken, met name :
— middelen ter beschikking te stellen om trainingen te organiseren met betrekking tot mensenrechten voor diplomaten en ander overheidspersoneel en voor Belgen die deelnemen aan internationale civiele missies (ambtenaren, experts, politie, ...);
— te rapporteren over genderaspecten als onderdeel van het mission statement van de ambassades;
— posten te identificeren waar vrouwen niet of weinig aanwezig zijn, analyseren wat de oorzaken zijn en oplossingen voorstellen om tot een betere vertegenwoordiging van vrouwen te komen;
— een genderadvisor aan te duiden ter ondersteuning van de uitgezonden gender focal points;
S. gelet op het werk in de Senaat, meer specifiek verwijzende naar de op 17 februari 2005 unaniem aangenomen resolutie over vrouwen, vrede en veiligheid (stuk Senaat, nr. 3-902/4) en het verslag van 14 juli 2009 van de hoorzitting inzake de implementatie van resolutie 1325 georganiseerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen (stuk Senaat, nr. 4-1388/1);
T. rekening houdend met de bijzondere situatie van mensen die in het buitenland werken en met de maatschappelijke veranderingen in gezinsstructuren, waardoor de combinatie tussen privé en professioneel leven een andere dimensie krijgt en een eigen loopbaan en financiële onafhankelijkheid de norm is geworden;
U. verwijzende naar de aanbevelingen van « Alloquium », de belangengroep van partners van statutair uitgezonden personeel, met name diplomaten, consuls en attachés voor ontwikkelingssamenwerking;
V. gelet op het feit dat een gezinsvriendelijker personeelsbeleid één van de pijlers is om tot gendergelijkheid te komen in de buitencarrières van de FOD Buitenlandse Zaken waarbij dit niet alleen de vrouwelijke instroom moet bevorderen, maar ook de uitstroom moet tegengaan en de doorstroming naar de hoogste klassen voor vrouwen effectief haalbaar moet maken;
W. gelet op het steunplan 2008 van de Stafdirectie P&O van de FOD Buitenlandse Zaken met de operationele doelstelling 7.4 gericht op een goed werkklimaat waarin een maximaal aantal werknemers zich thuis voelt en op een beleid waar plaats is voor initiatieven die de combinatie van gezin en arbeid bevorderen, en met de operationele doelstelling 7.5 die een hervorming van het federale ambt in de buitenlandse carrière wil doorvoeren waardoor de werk- en levensomstandigheden verbeterd kunnen worden;
X. gelet op de instelling, op 16 juni 2005, van de nieuwe functie van « Family Officer » binnen de FOD Buitenlandse Zaken met onder andere de opdracht als vertrouwenspersoon een brug te slaan tussen de statutaire en contractuele personeelsleden van de buitencarrière van de FOD Buitenlandse Zaken, hun partners en gezinsleden, enerzijds, en het departement, anderzijds;
Y. rekening houdende met het Actieplan « Familiebeleid 2009-2010 » voor de statutaire en contractuele buitencarrières van de FOD Buitenlandse Zaken (23 januari 2009) waarbij structurele ondersteuning aan de Family Officer werd verleend door de dienst Familiezaken binnen de stafdirectie P&O (P&O — 0.2) op te richten;
Z. verwijzende naar doorgevoerde regelingen van andere Europese landen om het sociaal statuut en de financiële situatie van de partner te verbeteren,
Verzoekt de regering :
Voor meer vrouwen in de buitencarrières van de FOD Buitenlandse Zaken :
1. stapsgewijs een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen in de diplomatieke vertegenwoordiging van ons land te realiseren aan de hand van streefcijfers en van een positief actieplan dat sleutelt aan de verschillende fasen van de loopbaan;
2. onderzoek te verrichten naar de aantrekkingskracht die de statutaire diplomatieke buitencarrières van diplomaat, consul en attachés voor ontwikkelingssamenwerking uitstralen en in welke mate deze genderneutraal is, alsook naar de organisatie van de diplomatie in andere landen zodat ons land kan leren uit de goede praktijken;
3. de instroom van vrouwen in de diplomatieke loopbaan te bevorderen via een aantal randvoorwaarden;
4. de nodige informatiecampagnes op te zetten specifiek gericht op een grotere instroom van vrouwelijke diplomaten, consuls en attachés voor internationale samenwerking via meer doelgerichte informatiecampagnes én een intensievere en doelgerichte berichtgeving rond de organisatie van de toelatingsexamens voor deze drie diplomatieke carrières, alsook, in overleg met de deelstaten, via informatiesessies in het hoger en universitair onderwijs;
5. de selectieprocedure meer genderneutraal te maken door :
— de examenjury steeds paritair samen te stellen;
— het organiseren van voorbereidende opleidingen en cursussen;
— de valorisatie van elders verworven competenties in aanmerking te nemen;
6. er voor te zorgen dat voldoende vrouwen een kans krijgen in de internationale Europese diplomatie en in het bijzonder bij de Europese Dienst voor Extern Optreden;
7. er voor te zorgen dat vrouwen dezelfde kansen krijgen om door te groeien tot posthoofd;
Voor meer aandacht voor de gezinssituatie van de partner en kinderen binnen de buitencarrière van de FOD Buitenlandse Zaken :
8. maatregelen uit te werken voor een betere combinatie professioneel-privéleven in hoofde van de uitgezonden ambtenaar via een volwaardig stelsel van moederschapsverlof, ouderschapsverlof, kinderopvang, parttime werken, ...;
9. op proactieve wijze de tewerkstellingsmogelijkheden van de partners van de uitgezonden ambtenaren te ondersteunen, via het verder afsluiten van bilaterale akkoorden met diverse landen zodat de partner van de uitgezonden ambtenaar beroepsactiviteiten kan ontwikkelen;
10. vanuit de FOD Buitenlandse Zaken alle pistes te onderzoeken om maatregelen te nemen om de kansen op arbeid van de partner van de uitgezonden ambtenaar te versterken;
11. maatregelen te nemen om meer rekening te houden met de hoge kost van expatriatie voor de kinderen van diplomaten;
12. de partners en kinderen van uitgezonden personeel op te nemen in alle verzekeringspolissen die FOD Buitenlandse Zaken afsluit met verzekeringsmaatschappijen;
13. de mogelijkheden en de realisaties van de functie « Family Officer » te evalueren, de bevoegdheden uit te breiden en in de hieraan verbonden middelen te voorzien;
Voor meer genderaandacht in de internationale diplomatie :
14. uitvoering te geven aan de engagementen opgenomen in het Belgisch Nationaal Actieplan « Vrouwen, Vrede en Veiligheid » (2009-2012) en in het bijzonder te voorzien in gendertrainingen voor haar diplomatieke personeel;
15. de vooropgestelde tussentijdse evaluatie van dit Belgisch Nationaal Actieplan snel te realiseren en daarbij rekening te houden met de indicatoren van de VN-Veiligheidsraad, de EU-indicatoren en de goede praktijken uit het buitenland;
16. aan alle Belgische ambassadeurs te vragen zich bezig te houden met het genderprobleem in al zijn aspecten en jaarlijks over de gendertoestand te rapporteren;
17. een Belgische genderambassadeur aan te stellen (zoals in Denemarken en inde VS), in het bijzonder om de genderdimensie in het Belgische buitenlandse beleid te mainstreamen, meer aandacht te hebben voor het geweld op vrouwen en meisjes, en de politieke en economische empowerment van vrouwen te bevorderen;
18. bij de EU te pleiten voor de aanstelling van een EU « special representative on gender equality », die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het genderbeleid in de verschillende externe diensten van de Europese Unie, overeenkomstig een advies van het Adviescomité voor gelijke kansen van het Europees Parlement;
19. er bij de EU en de lidstaten op aan te dringen om de politieke en de financiële slagkracht van de EU te gebruiken om een grotere vertegenwoordiging van vrouwen af te dwingen op alle beslissingsniveaus binnen nationale, regionale en internationale instellingen en organismen die belast zijn met conflictpreventie en -beheersing;
20. speciale adviseurs aan te stellen voor de bescherming van vrouwen tijdens vredesmissies in de strijd tegen seksueel geweld in het verlengde van de VN-resolutie 1325 over « Vrouwen, Vrede en Veiligheid » van 31 oktober 2000.