5-129COM | 5-129COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Sinds begin december verblijven drie Belgische kinderen in een Pools opvangcentrum nadat ze door hun ouders in België werden ontvoerd. Oorspronkelijk woonde het gezin in ons land, maar de ouders bleken de kinderen onvoldoende te verzorgen. De kinderen werden in 2009 door de ouders ontvoerd en naar Polen overgebracht. Daar startte de verwaarlozing opnieuw, zodat de kinderen in Polen opnieuw werden geplaatst. Belgische familieleden bezochten hen ter plaatse en stelden vast dat de kinderen zich in een precaire situatie bevonden. Ze vroegen de Belgische Staat dan ook om ervoor te ijveren dat de kinderen naar België zouden worden overgebracht. Kinderpsychiater Peter Adriaenssens antwoordde op een vraag over dergelijke dossiers dat dergelijke gevallen voorbeelden zijn van parentale ontvoering.
(Voorzitster: mevrouw Freya Piryns.)
Hoe evalueert de minister de situatie van Belgische kinderen die na een parentale ontvoering in een buitenlandse instelling worden geplaatst omdat er sprake is van kinderverwaarlozing?
Neemt de minister in dergelijke gevallen contact op met de betrokken familieleden in ons land?
Is de minister bereid om in gevallen waarin kinderen door de ouders worden ontvoerd, vervolgens worden verwaarloosd en daarop in een buitenlandse instelling worden geplaatst, ervoor te ijveren dat de kinderen naar België worden overgebracht?
Over welke mogelijkheden beschikt de minister om op te treden en welke concrete stappen zal zij in dergelijke gevallen doen? Wat kan zij niet doen?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Om privacyredenen kan ik niet ingaan op dit concrete dossier. Ik moet me dan ook beperken tot een algemeen antwoord.
België is met een groot aantal landen, waaronder alle lidstaten van de Europese Unie, verbonden door het internationaal Verdrag van 's Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. Op basis van dat verdrag is de FOD Justitie bevoegd om aan de overheden van een andere verdragsstaat een verzoek toe te zenden strekkende tot de terugkeer van een kind naar België, zijnde de lidstaat van diens gewoonlijk verblijf.
In afwachting van een beslissing over de terugkeer kan de FOD Justitie krachtens artikel 7 van het verdrag ook vragen dat de instanties ter plaatse voorlopige maatregelen nemen om te voorkomen dat het kind aan gevaar wordt blootgesteld en dat ze gegevens verschaffen over de maatschappelijke omstandigheden waarin het kind zich bevindt.
De verzoeker neemt zelf het initiatief om via de FOD Justitie of een eigen advocaat op basis van het verdrag een aanvraag tot terugkeer in te dienen. Uiteraard moet wel aan de voorwaarden van het verdrag zijn voldaan opdat de FOD Justitie eraan gevolg kan geven. Zo moet de verzoeker bijvoorbeeld titularis zijn van een recht van gezag over het kind, en dat zowel ten tijde van de overbrenging als op het moment van de indiening van het verzoek. Indien aan de voorwaarden van het verdrag niet is voldaan, heeft de FOD Justitie vanzelfsprekend geen rechtsgrond om het terugkeerverzoek te behandelen op grond van het verdrag. Het gaat dan om een privéaangelegenheid, waarbij de belanghebbenden zich op eigen initiatief tot de bevoegde gerechtelijke instanties moeten wenden.
Indien het verdrag niet van toepassing is, kan de FOD Justitie wel nog altijd bijstand verlenen. Als bezorgdheid bestaat over de toestand van een kind in een andere Europese lidstaat, dan kan de FOD Justitie uitsluitend op verzoek van de Belgische overheden of van de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid uitoefent over het kind, vragen dat op basis van Europese Verordening 2201/2003 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissingen in huwelijkszaken bij de betrokken lidstaat informatie wordt opgevraagd over de situatie van het kind, de lopende procedures en enige met betrekking tot het kind genomen beslissing.
Dit soort dossiers worden door de FOD Justitie behandeld als dossiers van kinderbescherming. Een zorgmelding betreffende een kind wordt door België onder bepaalde voorwaarden aan een andere lidstaat overgemaakt. Informatie-uitwisseling over de toestand van het kind is steeds mogelijk, maar het komt de betrokken EU-lidstaat toe om eventuele beschermingsmaatregelen te nemen.
Als de belanghebbende zelf zich tot de buitenlandse rechter wil wenden, kan de FOD Justitie onderzoeken of hij of zij mogelijk aanspraak kan maken op al dan niet gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand in het buitenland. Dat zal afhangen van de internationaalrechtelijke instrumenten die in werking zijn tussen België en het betrokken land, en van inhoudelijke voorwaarden voor de behandeling van het rechtsbijstandsverzoek. In de Europese Unie is de Richtlijn van de Raad 2002/8/EC tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand relevant.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik zal het antwoord rustig analyseren en nagaan of in het concrete dossier waarnaar ik verwees nog stappen kunnen worden gedaan.
(Voorzitter: de heer Guy Swennen.)