5-1364/2 | 5-1364/2 |
7 FEBRUARI 2012
Nr. 1 VAN DE DAMES NIESSEN EN PIRYNS
Art. 2
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Artikel 2 strekt ertoe de mogelijkheid van een beroep tot nietigverklaring bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen uit te sluiten. Het gaat om een beroep tegen de beslissingen van het CGVS betreffende een onderdaan van een land dat op de lijst van veilige landen staat. Het is de bedoeling het beroep tot nietigverklaring en tot schorsing als enige beroepsmogelijkheid te behouden.
Het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties verklaarde in een advies aan de leden van de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken, in het kader van de bespreking van dit wetsontwerp : « Une procédure accélérée sur la base du concept de « pays d'origine sûr » doit inclure la possibilité d'un recours effectif; en fait et en droit. (...) De plus, il est probable que la suppression du bénéfice des conditions d'accueil rendra plus difficile l'accès à la procédure d'appel. »
Bovendien vestigt het HCV er de aandacht op dat inzake de mogelijkheid tot het vorderen van de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van het bevel om het grondgebied te verlaten « la situation d'extrême urgence ne sera pas prise en compte si la personne n'est pas détenue, qu'il n'y aura pas de prise en compte des nouveaux éléments, et que, ne s'agissant pas d'un recours au fond, l'instance de recours ne pourra pas examiner des moyens relatifs à la Convention de Genève ou à la protection subsidiaire. »
Professor Vanheule van de Universiteit Gent, wiens advies ook aan de leden van de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken werd bezorgd, volgt die redenering. Zo bevestigt hij dat het annulatieberoep niet de waarborgen biedt overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Straatsburg betreffende de artikelen 3 (verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen) en 13 (recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel) van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens (daadwerkelijk rechtsmiddel), die van toepassing zijn in geval van een verdedigbare grief met betrekking tot een mogelijk « refoulement » van een asielzoeker naar een land waar hij risico loopt om te worden blootgesteld aan foltering of onmenselijke of vernederende behandeling. Hij verwijst naar het arrest-Salah Sheekh (nr. 1948/04, § 136, van 11 januari 2007), waarin het Europees Hof het belang van een volledig onderzoek ten gronde en ex nunc beklemtoont : « Dès lors que la possibilité que l'article 3 fait peser sur les États contractants dans les affaires de cette nature tient à l'acte consistant à exposer un individu au risque de subir des mauvais traitements, l'existence de ce risque doit s'apprécier principalement par référence aux circonstances dont l'État en cause avait ou devait avoir connaissance au moment de l'expulsion. » Hij volgt het HCV in zijn advies dat het annulatieberoep voor de RVV enkel een onderzoek ex tunc toestaat zonder mogelijkheid voor de verzoekende partij om nieuwe elementen toe te voegen. Enkel het beroep in volle rechtsmacht biedt deze mogelijkheid. Daarom bestaat het risico dat de afwezigheid van een onderzoek ten gronde en ex nunc op het niveau van de RVV door het EHRM wordt gekwalificeerd als een schending van artikel 13 EVRM in specifieke gevallen van asielzoekers die de gelegenheid niet kregen om tijdens de procedure tot nietigverklaring nieuwe elementen voor te leggen.
Tevens verwijst hij naar het arrest-Gebremedhin (nr. 25389/05 van 26 april 2007), alsook naar het arrest-M.S.S. vs België (nr. 30696/09, 21 januari 2011). Die arresten geven aan dat in het geval waarin een Verdragsluitende Staat beslist om een vreemdeling terug te sturen naar een land waar er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat hij een risico in de zin van artikel 3 EVRM zou lopen, artikel 13 EVRM vereist dat de betrokkene toegang heeft tot een rechtsmiddel met schorsende werking. Voorts stelt hij dat de procedure tot nietigverklaring niet zo'n rechtsmiddel is. Het indienen van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid heeft een schorsende werking, maar slechts in de gevallen waarin er een reëel risico bestaat op verwijdering. Dit is de gangbare praktijk wanneer de persoon wordt vastgehouden met het oog op een gedwongen verwijdering na de beslissing van de minister of de Dienst Vreemdelingenzaken betreffende de verwijdering.
Tevens vestigt hij er de aandacht op dat asielzoekers wier aanvraag niet in overweging werd genomen, meerdere beroepen en asielaanvragen dreigen in te dienen om nieuwe elementen voor te leggen die nog niet in overweging werden genomen in de procedure tot nietigverklaring, wat ingaat tegen het doel van het voorgestelde amendement.
Dit amendement beoogt derhalve te bewerkstelligen dat de asielzoekers die afkomstig zijn uit landen die opgenomen zijn in de lijst van veilige landen, opnieuw een beroep tot herziening kunnen indienen, zoals dat het geval is voor elke asielzoeker wiens asielaanvraag door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen is afgewezen, met name een effectief beroep in feite en in rechte, opdat de asielaanvraag ex nunc wordt onderzocht en het beroep de verwijderingsmaatregel opschort.
Claudia NIESSEN. | |
Freya PIRYNS. |