5-115COM | 5-115COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De ad-interimdirecteur is algemeen directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België en tevens directeur van de Musea voor Kunst en Geschiedenis. Ik heb er bij de vorige minister al op aangedrongen snel een directeur te benoemen. Nu er een regering met volle bevoegdheid is, lijkt het me belangrijk over te gaan tot de aanwerving van een definitieve directeur voor de beide musea. Het gaat om twee volwaardige banen die niet door een ad-interimdirecteur kunnen worden uitgeoefend.
De vorige minister drong aan op het voortzetten van de aanwervingsprocedure, maar dat is blijkbaar nooit gebeurd.
Recent meldden de media dat de heer Draguet, algemeen directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten en ad-interimdirecteur van het Jubelparkmuseum, plannen voor een ingrijpende reorganisatie van een aantal Brusselse musea bekendmaakte. Hierbij wil hij onder andere het Dexia Art Center en het voormalige winkelcentrum Vanderborght inschakelen. Dit in afwachting van een grote nieuwbouw in een open tunnel in het Jubelpark. Tegelijkertijd verwees hij naar het Muziekinstrumentenmuseum, momenteel gehuisvest in het voormalige Old Englandgebouw, waar de heer Draguet veeleer een art-nouveaumuseum ziet.
Al die plannen, ongeacht de kracht, haalbaarheid of creativiteit, klinken omvangrijk en ingrijpend. Hun status is echter verre van duidelijk. Ook de wijze en het moment van presentatie mogen minstens als eigenaardig worden bestempeld. Hier lijkt een leerling-tovenaar vrij aan het werk, ver van de budgettaire, staatkundige en vooral politieke werkelijkheid.
Het zal de minister dus niet verbazen dat deze berichtgeving me aanzet tot een aantal vragen.
Hoe moet de Belgische samenleving de plannen die onlangs door de heer Draguet werden gecommuniceerd en die bijzonder ingrijpend en verstrekkend zijn voor het hele cultuurbeleid van Brussel en België, lezen en evalueren? Wie maakte die plannen? Wie gaf daartoe de opdracht? Met wie werden ze vooraf besproken? Maakten ze het voorwerp uit van een omvangrijke studie, waarbij ook het beleid en de actoren van de Franse en Vlaamse Gemeenschappen, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de stad Brussel werden betrokken? Kan de minister ons die plannen en het resultaat van de raadplegingen, adviezen en overleg bezorgen?
Wie gaf de ad-interimdirecteur de opdracht deze plannen nu te communiceren? Op basis van welke strategische overwegingen inzake timing en aanpak?
Deelt de minister de analyse dat de perceptie dreigt te ontstaan dat een bijzonder fundamenteel beleidsvraagstuk, namelijk een optimale integratie van de federale musea in Brussel en in de Gemeenschappen, verwordt tot de privéspeeltuin van een ambtenaar? Hoe verklaart de minister de afwezigheid van enig politiek beleid in deze zaak? Meent de minister dat deze aanpak bijdraagt tot een optimale benadering van deze moeilijke en noodzakelijke, maar boeiende uitdagingen? Waarom neemt de minister deze zaak niet krachtig in handen door vanuit de federale regering, liefst in hecht overleg met de Gemeenschappen, een gedegen, goed gefundeerde langetermijnplanning te ontwikkelen?
Welke visie ontwikkelt de minister met betrekking tot een langetermijnbeleid voor al deze musea en hun integratie in een omvattend museaal en cultuurbeleid?
Overweegt de minister de betrokken ambtenaar over dit communicatiedebacle aan te spreken en hem te confronteren met de kritiek, onder andere de kritiek geformuleerd in deze vraag om uitleg?
Wat zijn de korte- en langetermijnplannen voor de collectie moderne kunst van het Museum voor Schone Kunsten? De vorige minister beweerde dat ze nog te bezichtigen is in het museum. Ik heb gezocht, maar vind niets van die collectie terug. Misschien is ze er wel, maar goed verstopt. Ik had graag meer duidelijkheid daarover.
De heer Paul Magnette, minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. -. Ik ben uiteraard op de hoogte van de visie van Michel Draguet over de instellingen waarvoor hij verantwoordelijkheid draagt, te weten de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België waarvan hij algemeen directeur is en de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis waarvan hij sinds het vertrek van Anne Cahen-Delhaye algemeen ad-interimdirecteur is.
Wegens de lange periode van lopende zaken kon hij met die plannen uitpakken en wat mediabelangstelling wegkapen, zonder dat de vorige regering daar verantwoordelijk voor was.
Sinds de aanstelling van een volwaardige regering heeft de heer Draguet niets meer meegedeeld over zijn plannen.
Daar het om de valorisatie van het federale patrimonium gaat, werden geen contacten gelegd met de Gewesten en de Gemeenschappen. Voor het Dexia Art Center heeft de heer Draguet daarentegen wel contacten aangeknoopt met de stad Brussel. Ook de Koninklijke Muntschouwburg heeft dat gedaan.
Op dit ogenblik analyseer ik de plannen van de heer Draguet, alsook de plannen die mij door elk van de tien federale instellingen worden voorgelegd en waarvoor ik verantwoordelijk ben. Ik zal de nodige informatie inwinnen alvorens te beslissen of ik die plannen goedkeur dan wel heroriënteer.
In wezen denk ik dat het verstandig en noodzakelijk is over de collecties van onze federale musea na te denken. Ook een analyse van de problematiek van de gebouwen waarin die collecties worden bewaard, vind ik onontbeerlijk. Zij bewaren en valoriseren een uitzonderlijk rijk patrimonium dat niet voldoende wordt geëxploiteerd.
De laatste jaren is er heel wat vooruitgang geboekt. Ik denk hierbij aan de renovatie van de Galerij van de Dinosauriërs, de oprichting van de Galerij van de Evolutie, de oprichting van het Magritte Museum, de renovatie van de hotels Gresham en Argenteau en de grote lopende renovatiewerken in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Die initiatieven moeten, net als vele andere, worden begroet en tonen aan dat de federale overheid in staat is haar patrimonium te exploiteren.
Het vraagt evenwel nog veel werk om de schatten van onze instellingen naar best vermogen te benutten. Een vrije, innoverende en ambitieuze reflectie is noodzakelijk. Daarom boezemt de gedurfde visie van de heer Draguet mij geen angst in.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Met dat laatste ben ik bijzonder gelukkig. Het verheugt me ook dat de minister de zaak zelf grondig in handen zal nemen. De heer Draguet is een bekwaam en machtig man. Het is daarom goed dat er een minister is die voldoende macht heeft om daarmee te kunnen gaan. Het lijkt me niet toevallig dat de vorige minister al haar bevoegdheden behoudt, behalve één.
Mijn partij maakt nu deel uit van de meerderheid. Ik ben bijzonder loyaal, maar ook kritisch. Ik wil graag betrokken worden bij de uitstippeling van het beleid. Ik hoop op een grondig overleg met het parlement en vraag uitdrukkelijk om ook de Gemeenschappen, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de stad Brussel te betrekken bij de uitstippeling van het culturele beleid van de federale culturele en wetenschappelijke instellingen. Het Magritte Museum bijvoorbeeld voert een fantastische communicatie, maar de werking zelf is dan weer van een ander niveau. Ik ga daar nu echter niet verder op in.
Sommigen beweren dat de verschillende instellingen in kleine stukjes worden opgesplitst om nadien beter te kunnen herverdelen. Ik hoop dat u met alle geïnteresseerden in het parlement een stevige vertrouwensrelatie kunt ontwikkelen. De bezorgdheid is blijkbaar niet alleen van culturele aard en dat kan niet. De culturele visie moet de basis zijn. De politieke plannen en machtspelletjes moeten achterwege blijven.
De minister is de geknipte persoon om hierop toe te zien en om de vrijheid die sommigen in het verleden hadden, een beetje in te tomen.