5-101COM | 5-101COM |
De heer Bart Laeremans (VB). - Wat er vorige maand met de cijfers inzake de werklast bij de Brusselse rechtbank is gebeurd, is tegelijkertijd hallucinant en catastrofaal voor wie de toestand in Brussel-Halle-Vilvoorde kent en weet hoe sterk de Vlamingen er vertegenwoordigd zijn. Nog niet zo lang geleden hadden de Vlamingen er de helft van de zetels, tegenover thans negen van de dertien.
Op basis van compleet verkeerde cijfers komt men tot een verhouding 20/80 in de toekomst. Ik weet dat we vandaag geen debat voeren over het regeerakkoord, dat overigens nog niet is gesloten, maar misschien kan het door toedoen van de minister nog worden gewijzigd. De onderhandelaars hebben met verkeerde cijfers gewerkt en verklaren dat ze zelf navraag zouden hebben gedaan als ze geweten hadden dat de cijfers fout waren. In De Tijd luidt het: `Wij voelen ons gepakt'. De schuld zou bij de diensten van Justitie liggen. `Het is dan ook de kabinetschef van De Clerck die alle cijfers heeft aangeleverd tijdens de onderhandelingen', vertelt een onderhandelaar.
De cijfers zijn dus totaal verkeerd. Bij de arbeidsrechtbank bedroeg het percentage Nederlandstalige binnenkomende zaken 30,48% bedroeg tegenover 70% Franstalige. Bij de rechtbank van koophandel is de verhouding 45/55. Die cijfers werden mij bezorgd door de voorzitter van de rechtbank van koophandel.
De cijfers die de voorzitter van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg heeft gegeven, kloppen niet. Hij verklaart in De Standaard dat de verhouding van de vonnissen 75/25 is, maar `als je de achterstand aan Franstalige kant meetelt, kom je aan een veel hoger cijfer dan 80%, zeker voor straf- en jeugdzaken'.
Ik heb het jaarverslag van de rechtbank van eerste aanleg nagekeken. Bij de vonnissen van de correctionele rechtbank bedraagt het percentage Nederlandstalige zaken 25 tot 27%, maar het percentage van het aantal vonnissen in burgerlijke zaken van de voorbije drie jaar bedraagt 37% in 2009, 35% in 2008 en 36% in 2007. Volgens onze gegevens lag het aantal burgerlijke zaken dat in 2010 in het Nederlands werd gevoerd op 32,74% (9 885) versus 67,26% (20 308) Franstalige. Dat zijn spectaculaire cijfers. De minister weet best dat die dossiers veel meer inspanningen vragen van magistraten. In strafzaken bedroeg in 2010 de verhouding 26,33% (2 209) Nederlandstalige versus 73,67% (6 180). Franstalige. Ook deze cijfers rechtvaardigen allerminst een 20/80-verhouding. Bij de jeugdrechtbanken was 28% van de nieuwe zaken en 24% van de uitspraken Nederlandstalig. Ook de uitspraak van de voorzitter dat de achterstand aan Franstalige kant veel groter is, klopt niet.
Wanneer ik dan de verklaringen van diezelfde voorzitter over de tweetaligheid te Brussel hoor, dan kan ik alleen maar een rabiate Franstalige politieke agenda vermoeden.
Wat de politierechtbank betreft, verklaart de minister dat de cijfers spectaculair zijn en dat het percentage Nederlandstalige zaken nog 10% bedraagt. Ook op dat vlak is hij verkeerd ingelicht, aangezien het over de strafzaken gaat. Bovendien gaat het uitsluitend over Brussel, waar het werkvolume van de burgerlijke zaken door de aanwezigheid van verzekeringsmaatschappijen hoger ligt. Het correcte percentage voor de politierechtbank is 35% Nederlandstalige dossiers en 65% Franstalige dossiers. Ook daar is de verhouding 20/80 totaal verkeerd en onbegrijpelijk.
De magistraten en advocaten zijn razend. De minister zou de toestand echter nog kunnen rechtzetten. Blijkbaar zijn de diensten van Justitie verantwoordelijk voor het verschaffen van verkeerde informatie.
Kan de minister de cijfers van de voorzitter van de arbeidsrechtbank bevestigen? Is er geen sprake van een materiële vergissing? Neemt de minister derhalve initiatieven om die vergissing recht te zetten? Of vindt de minister het normaal dat de Nederlandstalige rechtsonderhorigen in de toekomst gediscrimineerd zullen worden? Een verhouding van 1 op 2, waarbij de Vlaamse rechtbank de helft kleiner is dan de Franstalige, is toch totaal anders dan een verhouding van 1 op 4. De Vlamingen zouden 32 magistraten en 160 griffiepersoneelsleden moeten inleveren. Dat is onrechtvaardig en onaanvaardbaar, in het bijzonder voor de Vlaamse rechtsonderhorigen, die veel langer zullen moeten wachten. Ik hoef niet te verwijzen naar de tribune van mevrouw Van den Bossche, de voorzitster van de arbeidsrechtbank, die verklaart dat de achterstand na twee jaar nog met een jaar zal verhogen.
Kan de minister de cijfers bevestigen van de rechtbank van eerste aanleg en de rechtbank van koophandel?
Zowel inzake zetel als parket wordt gesproken van een werklastmeting. Bij het parket stelt men een schema voorop: binnen drie jaar na de invoering van de hervorming - dus in de praktijk wellicht binnen vier jaar - zou er een werklastmeting komen. Moet er inderdaad zo lang worden gewacht op de resultaten van een werklastmeting? De orde van Vlaamse balies heeft al gereageerd en eist dat die werklastmeting onmiddellijk wordt uitgevoerd. De minister zou die meting nu kunnen vragen, zodat er een ernstig debat kan worden gevoerd.
Hoe snel kunnen die werklastmetingen bij parket en zetel worden uitgevoerd en tot resultaten leiden?
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ten eerste, moet het debat over de regeringsverklaring hier niet worden gevoerd.
Ten tweede, gaat het hier over cijfers en het is van belang dat door de diverse magistraten nu degelijke verslagen worden opgesteld, zodat we over correcte cijfers kunnen beschikken.
De verslagen worden aan het parlement bezorgd. Er zijn verscheidene cijfers meegedeeld. We hebben er onvoorstelbaar veel belang bij, ook managementmatig en organisatorisch, om over goede cijfers te kunnen beschikken. Ik ben daar momenteel mee bezig.
Ik wil dus het debat nu niet voeren. Ik wil het nu niet hebben over het voorstel van regeerakkoord inzake de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Cijfers vervolledigen is echter zeer belangrijk. Voorts moet de verdeling een startpunt voor de discussie zijn, hoe ze er in de wet uiteindelijk ook zal uitzien. De wet zal moeten worden besproken in het parlement. De procedure is nog niet ten einde; er moet nog een lange weg worden afgelegd. Als er op een bepaald ogenblik een verdeling komt, is dat een beginpunt, met daaraan gekoppeld de werklastmeting.
Het gaat niet om een verdeling van 100, maar om aantallen die beschikbaar moeten zijn op basis van werklastmeting. Hoeveel magistraten zijn er nodig voor het werk dat moet worden gedaan? Dat is een evolutief gegeven. Er zou dus een probleem kunnen zijn gedurende de overgangsperiodes. Daarom ben ik het er volkomen mee eens dat de regering zo snel mogelijk een werklastmeting moet uitvoeren. Toenmalig minister Vandeurzen heeft indertijd een werklastmeting toevertrouwd aan de magistratuur op het niveau van het hof van beroep, maar daarvan hebben we nog geen resultaten. Het regeerakkoord zal vermelden dat in de toekomst de regering de werklastmeting zal uitvoeren. Hoe sneller dat gebeurt, hoe beter.
Daarom is het belangrijk dat de cijfers vandaag maximaal worden verzameld en gedubbelcheckt. Ik kan mij niet voorstellen dat in het parlement geen correct debat kan worden gevoerd op basis van correcte cijfers. Zij zullen de basis vormen van het debat in Kamer en Senaat over de wijziging van het Gerechtelijk Wetboek. De Senaat zal op dat ogenblik nog bestaan en de kans krijgen daarover te debatteren.
Het debat over het politieke akkoord en de totstandkoming wil ik nu expliciet opzij zetten. Ik heb blijkbaar meer vertrouwen dan anderen in de mogelijke oplossingen voor de toekomst en het correcte verloop. De splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel is een goede zaak, die positief is voor de hervorming van de justitie, maar ook voor Brussel.
De heer Bart Laeremans (VB). - Met die laatste opmerking ben ik het eens. Ik heb een uitgebreid wetsvoorstel over de splitsing ingediend. Er zijn trouwens drie wetsvoorstellen ingediend. Het voorstel van de heer Vandenberghe heeft betrekking op de splitsing van de balies en dat van de heer Maingain gaat uit van twee gelijke rechtbanken. Mijn voorstel stelt een verticale splitsing voor met twee volwaardige rechtbanken in Brussel, waardoor de Vlaamse rechtbank in Brussel vergelijkbaar is met die van Leuven en Halle-Vilvoorde. Mijn voorstel inzake splitsing is zeer voordelig voor Brussel. Het is zeker niet gericht tegen de Franstaligen, want het impliceert geen vermindering van het aantal Franstalige rechters.
Ik dring erop aan de zaken nogmaals te onderzoeken, want het voorstel in het regeerakkoord stemt volledig overeen met het voorstel van de heer Maingain, dat inhoudt dat de Franstalige rechtbank ook in grote mate bevoegd wordt voor Halle-Vilvoorde. Er zal enkel nog een splitsing zijn op het niveau van het parket, al za een aantal Franstalige magistraten, onder de hiërarchie van de Brusselse procureur, deel uitmaken van het parket van Halle-Vilvoorde. Dat is een zeer betwistbare oplossing.
Het voorstel van het regeerakkoord betekent een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie omdat de Franstaligen een rechtbank zullen krijgen die dubbel zo sterk is als de Vlaamse en die daardoor zeer zwaar in concurrentie zal treden met de Vlaamse. Het is niet denkbeeldig dat Vlamingen uit Halle-Vilvoorde naar de Franstalige rechtbank zullen stappen omdat de zaken er efficiënter en vlotter verlopen. Dat is ontoelaatbaar. Minister Onkelinx heeft het laken volledig naar zich kunnen toetrekken. De vier Vlaamse onderhandelaars waren onervaren en werden verkeerd gebrieft.
Het enige positieve punt in het antwoord vandaag is dat er snel een werklastmeting moet komen. Dat verheugt mij. De minister is echter niet ingegaan op de cijfers die ik heb aangehaald. Die cijfers bestaan echter wel degelijk en zijn afkomstig van de voorzitters van de rechtbank van koophandel en van de arbeidsrechtbank. En de cijfers die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in de krant gaf, zijn niet correct.
Maandag vond het debat plaats van het Vlaams Pleitgenootschap. Merkwaardig genoeg was de heer Delpérée een van de panelleden. Hij verklaarde dat het akkoord het uitgangspunt was voor de splitsing. De Franstaligen hebben de buit binnengehaald, ze hebben een enorme vooruitgang kunnen bekomen ten opzichte van de Vlaamse rechtbank.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - De verdeling gebeurt op basis van de werklastmeting.
De heer Bart Laeremans (VB). - Er wordt nu uitgegaan van een verhouding 80/20.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Dat zal enkel bij de start zo zijn. Daarna moet de werklastmeting aantonen hoeveel magistraten er nodig zijn. Daarenboven zitten we met benoemde magistraten.
Iedereen heeft zich blijkbaar laten opjagen door de heer Delpérée. Ik vind dat de Vlaamse aanwezigen op het debat een beetje kritischer hadden mogen zijn. Blijkbaar gebruikt men graag de uitlatingen van één Franstalige politicus in een dergelijk debat. Dat is het oude flamingantisme; ik dacht dat we dat allang overstegen hadden.
De heer Bart Laeremans (VB). - Men baseerde zich in het debat op de cijfers en op de teksten van het akkoord, die zeer verregaand zijn. Ik vrees dat de minister een tikkeltje naïef is als hij denkt dat de Franstaligen op die afspraken zullen terugkomen. We weten uit ervaring dat mevrouw Onkelinx geen toegevingen doet zodra ze een machtspositie heeft kunnen veroveren.
Ik dring erop aan dat de minister het probleem aankaart alvorens de regering wordt gevormd en dat hij toegeeft dat er een materiële vergissing is gebeurd die een rechtzetting vereist. Ik hoop hij die moed zal hebben. Ik vrees evenwel dat dit het begin wordt van een lange lijdensweg waarbij de Vlamingen opnieuw voor hun rechten zullen moeten vechten.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Er werd tijdens de onderhandelingen ook afgesproken, zonder uitzondering voor Brussel, dat de werklastmeting de basis zal vormen voor de verdeling van de magistraten. Ik ga ervan uit dat minister Onkelinx ook daarop niet zal terugkomen. Ik geef de minister dus gelijk.