5-101COM | 5-101COM |
Mme la présidente. - M. Carl Devlies, secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, répondra.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris alleen deze vraag zal beantwoorden. Dat wijst op een bepaalde keuze en gevoeligheid, waarvoor ik de minister en de staatssecretaris dank. Mijn vraag gaat immers gedeeltelijk ook over het optreden van de minister en eventuele banden met de betrokkenen.
De media hebben er met grote koppen over bericht: de rechtszaak tegen de textielgroep Beaulieu, in de media verpersoonlijkt door de heer Roger De Clerck, is geëindigd met een onthutsend resultaat. Niet de beschuldigden en beklaagden voor ruim 450 miljoen euro fraude ondergaan een veroordeling, maar de schuldeiser en belangrijkste benadeelde, namelijk de Belgische Staat, wordt opgezadeld met een schadevergoeding van 22 500 euro in het voordeel van de heer Roger De Clerck en 15 000 euro voor de heer Khatchadourian, de twee belangrijkste beschuldigden.
Het verloop van dit dossier leest als een dubieuze misdaadroman. In 1990 is een onderzoek gestart naar ongeoorloofde overheidssteun. Een onontwarbaar kluwen van bijna 70 vennootschappen en vele offshoreconstructies, 160 huiszoekingen en een parlementaire onderzoekscommissie rond grote fiscale fraudedossiers in 2008 heeft geleid tot een onbeheersbaar dossier. Ondertussen liep de onderzoekstijd almaar door, tot de beschuldigden in 2007 gelijk kregen van het Europees Hof in Straatsburg na hun klacht dat de redelijke termijn voor rechtsbedeling `ruimschoots' werd overtreden.
Ik herinner de minister en de staatssecretaris met droefheid aan een bijna kenmerkende fase binnen dit onderzoek in 2009. Toen de zaak, ondertussen herleid tot 32 gedaagden, eindelijk voor de raadkamer verscheen, bleek dat één van de gedaagden, toevallig een maand eerder, tot plaatsvervangend handelsrechter was benoemd door de toenmalige voorzitter van de raadkamer. De raadkamer moest zich prompt onbevoegd verklaren. Tevens verloor het onderzoek een jaar kostbare tijd als gevolg van de vertaling van het 200 000 stukken tellende dossier in het West-Armeens, een bedreigde taal, één van de twee Armeense dialecten die voornamelijk in de Armeense diaspora wordt gesproken.
Carl Raymaekers, advocaat voor de Belgische Staat, heeft een berusting bij dit vonnis bepleit in het voordeel van onder andere Roger De Clerck. Hij stelde letterlijk: `De strafprocedure is al die jaren geboycot vanuit verschillende hoeken'. Dat is een hoogst opmerkelijke stelling die minstens verduidelijking eist. Daarnaast stelde de minister dat de lopende strafprocedure niet werd gestopt, terwijl de advocaat van één van de betichten stelt dat hij niet inziet hoe een openbaar aanklager na dit verdict nog een verwijzing naar de rechtbank kan eisen.
Hoe verklaren de minister van Justitie en de staatssecretaris de ongelooflijk trage behandeling van dit dossier waardoor de beklaagden uiteindelijk dreigen te ontsnappen aan een behandeling door de rechtbank? Welke interpretatie geeft de minister aan de uitspraak van zijn advocaat die stelt dat dit dossier systematisch en uit verschillende hoeken werd geboycot? Normaal spreekt de advocaat van de Belgische Staat toch namens zijn cliënt? Naar welke concrete personen of instellingen verwijst de uitspraak van de advocaat die werkt voor de minister? Hoe verklaart de minister deze uitspraak aan de bevolking? Wat bedoelde de minister toen hij stelde dat de lopende strafprocedure niet werd gestopt? Blijft hij ervan overtuigd dat deze zaak toch nog voor een rechtbank zal worden behandeld, ondanks de uitspraken van de verdediging van één van de betichten die verzekerde dat verdere rechtsbehandeling nu echt wel onmogelijk werd en dat een volledige stopzetting van het strafonderzoek zal volgen?
Welke waarborgen biedt de minister dat deze onvergelijkbare fraudezaak toch nog voor een rechtbank zal komen?
Hoe verzet de minister zich tegen de ondertussen wijd verspreide these dat dit dossier zich als een goddelijk monster ontwikkelde, door inschakeling van talrijke netwerken verweven in alle maatschappelijke geledingen binnen justitie, politiek en zakenwereld? Waarom heeft de minister zo expliciet benadrukt dat hij niet tussenbeide gekomen is in de besluitvorming over dit dossier? Voelt hij zich in dit dossier misschien belaagd wegens zijn verre familiebanden? Ervaart hij in dit dossier een bijzondere kwetsbaarheid en hoe beheerst hij deze bij dit politiek hypergevoelige dossier?
Kan de minister met stelligheid verklaren dat de Belgische Staat zich in deze dossiers optimaal sterk en correct heeft opgesteld? Of kan de minister hierbij een aantal factoren of actoren noemen die het debacle van dit onderzoek verklaren?
In welke hoedanigheid zal de staatssecretaris antwoorden: in naam van de minister, in eigen naam of in naam van de regering?
De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Over dit onderwerp is op 18 oktober een zeer uitvoerige discussie gevoerd in de Commissie voor de Justitie van de Kamer. In het eerste gedeelte van mijn antwoord zal ik verwijzen naar de discussies die we daar gevoerd hebben, onder meer als antwoord op de vragen 6364, 6368, 6383 en 6541.
Ook met betrekking tot de benoeming van één van de verdachten als plaatsvervangend rechter verwijs ik naar de antwoorden die de minister op 21 oktober 2009 en op 6 januari 2010 gegeven heeft.
De door u geciteerde uitspraak van de advocaat van de Belgische Staat, namelijk `de strafprocedure is al die jaren geboycot, vanuit verschillende hoeken' is een element dat nog niet aan bod gekomen is in andere discussies. Voor dat element geef ik het antwoord van de minister.
Indien onze raadsman al zou verwezen hebben naar een `boycot', dan was dit bedoeld als een verwijzing naar de verschillende dilatoire praktijken - de inverdenkinggestelden hebben elke mogelijkheid te baat genomen om het verloop van het strafonderzoek te vertragen via talloze verzoekschriften met onder meer een vraag van één van hen tot vertaling van een groot deel van het strafdossier in het West-Aramees - die werden gebruikt door de tegenpartijen en zeker niet naar de werking van de bevoegde instanties binnen Justitie die zich bezighouden met het strafonderzoek en de strafprocedure.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in zijn arrest zelf verwezen naar de dilatoire praktijken van de tegenpartijen.
De Belgische Staat heeft al haar argumenten nogmaals voor de burgerlijke rechter opgeworpen, maar de rechter heeft het EHRM gevolgd, wat eigenlijk niet anders kon, en zij heeft de heer De Clerck een schadevergoeding toegekend.
De Belgische Staat heeft na een grondige analyse van het vonnis besloten dat het niet opportuun was hoger beroep aan te tekenen. Volgende overwegingen speelden daarbij mee: het krijgen van een schadevergoeding op zich was als het ware een noodzakelijk gevolg van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens; er moest door de Belgische rechtbanken een genoegdoening conform artikel 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek volgen; de omvang van de vergoeding voor de heer De Clerck was redelijk en de strafprocedure werd ongemoeid gelaten.
Ik herinner u eraan dat de vordering van de heer De Clerck er in de eerste plaats in bestond dat de strafprocedure zou worden stilgelegd, en in tweede orde werd een schadevergoeding gevraagd. Het was uiteraard belangrijk dat de strafprocedure door de burgerlijke rechter niet zou worden stilgelegd, wat ook uitdrukkelijk werd vermeld in het vonnis van de rechter. De strafrechtelijke procedure lastens de heer De Clerck en anderen wordt dus voortgezet.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het is mij nog niet helemaal duidelijk waarom u antwoordt en niet de minister?
De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Omdat de betrokken heer De Clerck een zeer ver familielid is van de minister, oordeelde hij het kies niet zelf op de vraag te antwoorden. Ik ben trouwens ook vanuit mijn eigen bevoegdheid bereid over dit onderwerp een debat te voeren, want het dossier valt onder het geheel van de aanpak van fraudedossiers. Het is een van de voorbeelden van de problemen waarmee onze gerechtelijke instanties worden geconfronteerd. Het dossier lag trouwens mee aan de basis van de oprichting van de onderzoekscommissie rond grote georganiseerde fiscale fraude die tijdens de vorige legislatuur in de Kamer actief was. Het dossier zelf werd er niet behandeld, precies omdat het een lopend dossier is, maar voor enkele parlementsleden vormde het wel de aanleiding om de oprichting van een bijzondere onderzoekscommissie te vragen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Hartelijk dank voor uw antwoord, mijnheer de staatssecretaris. Eén ding is echter helemaal niet juist. Het is niet omdat het Europees Hof te Straatsburg een beslissing neemt, dat Belgische rechtbanken verplicht zijn dezelfde beslissing te nemen. Daar heb ik nog nooit van gehoord. Voor zover ik weet zijn alle rechtbanken soeverein en is er geen hiërarchie. Er kan een conflict zijn tussen twee vonnissen, maar dat is iets anders. Ik ga ervan uit dat u niet bedoelde dat er op die rechter in Kortrijk externe druk is gelegd.
De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft vanuit zijn specifieke bevoegdheid een arrest geveld. De rechter in Kortrijk heeft kennis genomen van de inhoud van dat arrest en heeft ermee rekening gehouden bij zijn eigen uitspraak.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het Hof in Straatsburg kan een veroordeling uitspreken, maar dat heeft het niet gedaan. De rechtbank heeft een schadevergoeding toegekend en beide beslissingen moeten totaal los van elkaar worden gezien.
Ik heb wel begrepen dat alles in het werk zal worden gesteld om de zaak strafrechtelijk voort te zetten en dat alle middelen zullen worden ingezet om het tot een veroordeling te laten komen.
De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Men heeft beslist geen beroep aan te tekenen, precies omdat dit vonnis duidelijk maakte dat er geen enkel probleem was om de strafrechtelijke procedure voort te zetten.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Nog een laatste opmerking. Men zegt dat de strafprocedure al die jaren geboycot is `vanuit verschillende hoeken' en dan klinkt het dat `verschillende hoeken' alleen de tegenpartij is. Dat klopt niet. Maar dat zal dan de stommiteit van de advocaat zijn geweest.
De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Er waren wel verschillende tegenpartijen. Dat heb ik ook uitdrukkelijk in mijn antwoord gezegd.