5-100COM | 5-100COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Op mijn schriftelijke vraag 5-3000 over de NAVO-transporten met formulier 302 kreeg ik van de minister geen afdoend antwoord. De Belgische douane blijkt enkel een vage omschrijving, zoals `US military cargo' of `Hazardous material', te krijgen en is verder helemaal niet op de hoogte van de werkelijke inhoud van deze transporten. Het controlerecht wordt drastisch beperkt door het militair geheim. De minister antwoordde dat er tot op heden geen enkele risicoanalyse, noch systematische controles op deze aangiften werden uitgevoerd. De verantwoordelijkheid voor de transporten ligt dus volledig bij het Amerikaanse leger of bij zijn contractuele vervoerders, ook al spelen ze zich af op ons `soeverein' grondgebied.
Ik vind dit antwoord van de minister zeer verontrustend. Het betekent overduidelijk dat België geen enkele controle uitoefent op deze transporten, die per definitie een gevaarlijke inhoud hebben en waar ongetwijfeld ook bijvoorbeeld chemische of nucleaire wapens in kunnen zitten. Dat leidt op meerdere vlakken tot problemen.
Ten eerste keurde België de afgelopen jaren een hele reeks wetten goed die het gebruik, de productie, de verkoop en de doorvoer van bepaalde wapens aan banden leggen. Het gaat onder meer om clustermunitie, munitie bepantserd met verarmd uranium en antipersoonsmijnen. Ons land ondertekende en ratificeerde hierrond ook verschillende internationale verdragen. Maar wat baten deze engagementen als men ze simpelweg kan negeren met een formulier 302?
Ten tweede worden hier nagenoeg zeker zeer gevaarlijke substanties en wapens vervoerd, zonder dat wij daar ten gronde van op de hoogte zijn. Wat als het mis gaat met één van deze transporten? Het is hallucinant, maar zeker niet onrealistisch dat we in zo'n geval worden blootgesteld aan gevaren waarvan we de risico's absoluut niet kunnen inschatten. Hoe kunnen onze overheden en hulpdiensten zich voorbereiden als ze totaal in het ongewisse blijven over de aard van het gevaar? Het feit dat het Amerikaans leger of één van zijn contractanten aansprakelijk is, stelt mij daarbij hoegenaamd niet gerust.
Kan de minister mij bevestigen dat de Belgische overheden inderdaad geen enkele controle hebben op de inhoud van de NAVO-transporten met formulier 302? Zo neen, welke Belgische instanties voeren dan wel controle uit en aan wie leggen zij verantwoording af? Zo ja, mag ik dit formulier 302 dan als een vrijgeleide beschouwen voor de doorvoer van om het even wat over het grondgebied van NAVO-bondgenoten? Of bestaan er beperkingen en zo ja, welke?
Kan de minister uitsluiten dat deze transporten producten en wapens bevatten waarvan de in-, uit- en doorvoer verboden is door de Belgische wet en door verschillende door België geratificeerde internationale verdragen? Indien blijkt dat er zo'n verboden product of wapen in België wordt getransporteerd onder formulier 302, is de Belgische douane dan gemachtigd het in beslag te nemen? Welke andere maatregelen kan België treffen indien blijkt dat er verboden producten worden getransporteerd op Belgisch grondgebied? Zijn er gevallen bekend waarbij de Belgische douane is opgetreden tegen de in-, uit- en doorvoer van bijvoorbeeld clustermunitie, munitie bepantserd met verarmd uranium en antipersoonsmijnen?
Vindt de minister het aanvaardbaar, verdedigbaar en dus normaal dat een soevereine staat zijn recht op controle afstaat als het gaat over het transport van gevaarlijke producten over zijn grondgebied? Verdedigt de minister de huidige toestand, waarbij de Belgische Staat zelfs niet op de hoogte wordt gebracht van wat er wordt getransporteerd? Hoe reageert de minister op de stelling dat, indien we ooit geconfronteerd worden met een ongeval met gevaar voor de volksgezondheid en/of de veiligheid van Belgische burgers, hij op basis van dit antwoord aansprakelijk zal worden gesteld?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Ik heb een zeer gedetailleerd antwoord gekregen van de heer Colpin, Administrateur-generaal van Douane en Accijnzen.
We mogen niet vergeten dat België sinds 1951 lid is van de NAVO en dat het zich heeft verbonden alle regels en bepalingen na te leven waartoe de Noord-Atlantische Raad en haar militaire component in gemeenschappelijk overleg beslissen. Tot deze dwingende regels, die op alle NAVO-lidstaten van toepassing zijn, behoren ook de bepalingen met betrekking tot het formulier 302 en het gebruik ervan bij in-, uit- en doorvoer van militaire goederen. Aangezien de andere NAVO-lidstaten bondgenoten zijn, geldt het principe van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en hun strijdkrachten.
Aangezien het gaat om de nationale en internationale defensie, moet de veiligheid van de troepen, operaties en hun materiaal worden gegarandeerd. Dit verklaart het begrip `militair geheim'. Door zijn toetreding tot de NAVO heeft België met de volle instemming van het parlement afgezien van een gedeelte van zijn soevereiniteit ten voordele van de veiligheid en de gezamenlijke defensie die door de organisatie worden gewaarborgd. De ratificatie door België van overeenkomsten die bepaalde wapens verbieden, en de omzetting ervan in ons nationaal recht, kunnen het naleven van de verplichtingen van ons land tegenover de NAVO-bondgenoten niet blokkeren. Deze wetten zijn enkel van toepassing op de Belgische strijdkrachten en niet op strijdkrachten van andere NAVO-lidstaten, die hun manschappen en militair materiaal in overeenstemming met de NAVO-regels laten voortbewegen. Hier wordt eenvoudigweg het principe toegepast dat het internationaal recht primeert op het interne recht en gelden de verbintenissen die België in de NAVO is aangegaan.
De douane beschikt over een controlerecht dat echter door het militaire geheim wordt beperkt. Indien het militair geheim wordt ingeroepen, moet dat behoorlijk worden vermeld op het formulier 302 dat het geheim materiaal vergezelt. De douane bij het hoofdkwartier van de SHAPE houdt specifiek toezicht op de beweging van transporten van militaire goederen onder een formulier 302. Deze militaire goederen in doorvoer worden bij vertrek verzegeld. De douane van het kantoor van bestemming bevoegd voor de militaire basis waarvoor deze goederen bestemd zijn, moet elke onregelmatigheid melden aan het hoofdkwartier van de SHAPE en elke melding wordt onderzocht. De controles door de Belgische douane op de goederen die worden vervoerd met een formulier 302 verlopen steekproefsgewijs. Tot op heden werden slechts administratieve onregelmatigheden met betrekking tot het formulier 302 vastgesteld. Er is geen reden om aan te nemen dat er andere inbreuken op nationale en communautaire bepalingen en internationale overeenkomsten hebben plaatsgevonden.
Volgens de overeenkomst van Londen van 1951 zijn de leden van een strijdmacht onderworpen aan de douanewetten en -bepalingen en kunnen hun goederen die onregelmatig met vrijstelling werden verworven dus in beslag worden genomen. Maar bij toepassing van artikel 13, §4, van dezelfde overeenkomst moeten voertuigen en goederen die aan een strijdkracht toebehoren en door de Belgische douane in beslag worden genomen als gevolg van een douane- of fiscale overtreding, aan de bevoegde autoriteit van deze strijdkracht worden teruggegeven. De Belgische douane kan dit recht uitoefenen, indien ze een element vindt dat een inbreuk betekent op de reglementering die de transporten van goederen onder dekking van een formulier 302 regelt. Tot op heden is iets dergelijks nog niet voorgevallen.
Bij transporten met formulier 302 die gevaar opleveren, zijn de NAVO-strijdkrachten verantwoordelijk voor alle eventuele schade. Ze worden geacht de bevoegde Belgische autoriteit te waarschuwen in geval van vervoer van gevaarlijke producten.
Tot op heden is er op dat terrein nog geen enkel ongeval gebeurd. De veiligheidsmaatregelen van de NAVO-strijdkrachten voor hun eigen behoud en meteen ook dat van het doorkruiste grondgebied blijken voldoende te zijn.
Ten slotte en samengevat kunnen we zeggen dat België zijn verbintenissen in NAVO-verband naleeft, niet van alle soevereiniteit afziet, maar de bij de NAVO ondertekende internationale overeenkomsten uitvoert. Zoals gezegd zijn wapens die verboden zijn in België, dat niet altijd voor andere NAVO-strijdkrachten. België kan zijn regels niet opleggen aan andere NAVO-lidstaten. De Belgische douane kan, mits de controleregels worden nageleefd, een goed dat het voorwerp uitmaakt van een overtreding van de douanereglementering in beslag nemen, maar moet het wel aan de betreffende strijdkrachten teruggeven. De militaire transporten in doorvoer leveren geen verhoogd veiligheidsrisico op omdat ze ultrastreng beveiligd, verzegeld en militair bewaakt worden.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister voor het inderdaad gedetailleerde antwoord, dat bij mij echter nog meer vragen oproept. Het zal u dan ook niet verbazen dat ik op dit onderwerp zal doorgaan.
Ik begrijp het antwoord niet. Het is alsof het verdrag van 1951 alle vorige en volgende verdragen en internationale engagementen opzijschuift! Dat gaat wel erg ver. Er bestaat geen hiërarchie tussen verdragen en het NAVO-verdrag van 1951 is geen `internationale grondwet'. Sinds dat verdrag van 1951 heeft België tientallen andere internationale verdragen ondertekend. Dat verdrag van 1951 is geen vrijgeleide en mag dat ook niet zijn, maar ik heb het gevoel dat het wel als dusdanig wordt beschouwd.
Je moet blijkbaar geen premier van dit land of secretaris-generaal van de VN worden om de hele internationale handel naar je hand zetten. Het volstaat volmachthouder te worden van formulier 302. Niemand zal controleren wat er met dat formulier wordt getransporteerd. Wie mag dat formulier uitschrijven, welke controle gebeurt daarop? De douane controleert steekproefsgewijs de goederen die met formulier 302 in ons land worden getransporteerd. Ik vraag me af hoe vaak er al zo'n streekproef is geweest, want ze heeft toch geen gevolgen. De minister heeft niet gezegd hoeveel steekproeven er al zijn geweest en dat maakt me opnieuw zeer ongerust. Ik zal op dit onderwerp doorgaan. Ik vind dit hallucinant.
We weten allemaal dat de NAVO een staat binnen de staat is, een totaal onaantastbare wereld binnen de wereld, maar denkt u nu echt dat iedereen die in die NAVO functioneert te goeder trouw is? Is dat het uitgangspunt? Staat misschien ook in het verdrag van 1951 dat iedereen die van ver of dichtbij iets met de NAVO te maken heeft, voor eeuwig en altijd een bewijs van goed zedelijk gedrag of iets dergelijks heeft? Ik maak me bijzonder veel zorgen en het antwoord van de minister, dat ik waardeer, geeft me alleen maar meer stof tot voorzichtigheid.