5-97COM | 5-97COM |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Werknemers die zelf ontslag nemen, hebben uiteraard geen recht op werkloosheidsuitkering. Volgens de reglementering hebben ze echter na een periode van 30 dagen aaneensluitende arbeid wél opnieuw recht op een werkloosheidsvergoeding indien hun contract niet wordt verlengd of indien hun contract van bepaalde duur afloopt.
De uitzendsector, die standaard met weekcontracten werkt, meldt dat plaatselijke kantoren geregeld te maken krijgen met werknemers die zelf ontslag hebben genomen en na vier opeenvolgende weekcontracten opeens niet meer in een job geïnteresseerd zijn. Op dat moment zijn ze dan eigenlijk ook niet meer beschikbaar voor de arbeidsmarkt, terwijl in heel wat sectoren moeilijk geschikte werkkrachten te vinden zijn. Het duurt immers een poosje voor de VDAB werklozen oproept voor een trajectbegeleiding, en voordat de RVA een werkzoekende ontbiedt in het kader van de DISPO, verloopt, naargelang van de categorie waarin hij of zij valt, minstens een jaar. Uiteraard is dit fenomeen geen `prerogatief' van de uitzendsector. Een werknemer kan met andere woorden dezelfde truc ook uithalen bij een andere werkgever bij wie hij voor een maand een contract van bepaalde duur aanvaardt.
Het belangrijkste punt hierbij is dat de huidige bepalingen van de werkloosheidsreglementering dergelijke misbruiken mogelijk maken. Theoretisch kan dit worden opgelost door te bepalen dat iemand die zelf ontslag neemt, vertrekt met de teller op nul en dus binnen 18 maanden 312 dagen, of een gelijkgesteld aantal dagen naargelang van de leeftijdscategorie, moet presteren voor hij recht heeft op een werkloosheidsvergoeding. Daarmee wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat de betrokkenen ondanks hun vrijwillig ontslag wel degelijk voordien hebben gewerkt én worden werknemers bestraft die om bepaalde en misschien wel gegronde redenen zelf ontslag nemen en te goeder trouw op zoek gaan naar een nieuwe job via uitzendarbeid of contracten van korte duur.
Ik kreeg van de minister graag een antwoord op de volgende vragen.
Heeft de minister weet van misbruiken in de werkloosheidsverzekering door mensen die zelf ontslag hebben genomen en daarna via een tewerkstelling van dertig dagen toch een uitkering ontvangen? Zo ja, heeft de minister enig zicht op de omvang van het probleem?
Blijkt uit de praktijk dat de werklozen die deze truc gebruiken om alsnog een uitkering te versieren, zich weinig bereid tonen om een nieuwe job te zoeken en lang in de werkloosheid blijven hangen? Neemt de RVA deze praktijken mee in de beoordelingen van de werkzoekenden in het kader van de DISPO?
Is de minister van oordeel dat een aanscherping van de werkloosheidsreglementering noodzakelijk is om deze misbruiken te bannen? Welke oplossingen wil de minister hiervoor bieden?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid. - De werkloosheidsreglementering bepaalt dat de regels inzake uitsluiting niet van toepassing zijn op een werkverlating of een ontslag dat gevolgd werd door een nieuwe tewerkstelling gedurende ten minste vier weken.
Deze bepaling biedt een bescherming aan werknemers die van werk willen veranderen en is van toepassing indien twee voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn: de werknemer heeft tussen beide tewerkstellingen geen uitkering aangevraagd en hij heeft de nieuwe betrekking gedurende ten minste vier weken uitgeoefend.
In dat geval kan het werkloosheidskantoor dus slechts de reden van werkloosheid van de laatste tewerkstelling van ten minste vier weken controleren. Gaat het om een stopzetting zonder fout van de werknemer, bijvoorbeeld het einde van een contract voor een bepaalde duur, dan is er reglementair gezien sprake van onvrijwillige werkloosheid.
Voldoet de werknemer aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden en de andere vergoedbaarheidsvoorwaarden, dan heeft hij recht op een uitkering. Deze reglementering is dus op de eerste plaats een bescherming tegen ontslag na de tweede aanwerving.
In de praktijk stellen de werkloosheidsbureaus vast dat deze bepaling inderdaad soms wordt gebruikt om de sanctiebepalingen inzake vrijwillige werkloosheid te omzeilen. Het gebeurt dat een werknemer het werk verlaat en aansluitend ofwel voor vier weken het werk bij dezelfde werkgever hervat met een contract van bepaalde duur, ofwel gedurende vier weken een contract van bepaalde duur als uitzendkracht uitoefent. De RVA beschikt niet over cijfermateriaal dat aangeeft over hoeveel gevallen het gaat.
We hebben het beheerscomité van de RVA dan ook volgende twee vragen gesteld. Moeten we niet stipuleren dat de werkperiode van vier weken bij een andere werkgever moet worden gepresteerd? Moet de duur van de werkperiode, die momenteel vier weken bedraagt, niet worden opgetrokken tot bijvoorbeeld 12 of 13 weken? Of kunnen we andere voorwaarden invoeren, bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur?
Deze discussie zal door de volgende minister van Werk in samenspraak met het beheerscomité van de RVA worden gevoerd, maar u hebt gelijk dat we misschien inderdaad iets moeten doen.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Ik dank de minister voor haar antwoord. Dit is wel degelijk een probleem, dat ons ook van verschillende kanten wordt gesignaleerd en waartegen we op korte termijn maatregelen moeten nemen. Als we zien dat verschillende uitzendbureaus ook naar het buitenland trekken om te proberen vacatures in te vullen, onder andere in de zorgsector, dan is dit iets om prioritair aandacht aan te besteden en van nabij te volgen.
(La séance est levée à 15 h 40.)