5-34 | 5-34 |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De jongste dagen is er internationale onrust ontstaan naar aanleiding van een recent rapport van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) aangaande de activiteiten van Iran op het gebied van atoomenergie. Uit dat strenge rapport, dat gebaseerd is op acht jaar onafhankelijk onderzoek door IAEA-inspecteurs en op gegevens van Iran zelf, blijkt dat de atoomexperimenten die Iran uitvoert erop kunnen wijzen dat het land werkt aan een atoomwapen. Zo wijzen onder meer computermodellen op de ontwikkeling van een atoombom. Iran zou meer in het bijzonder een zogenaamd kleine atoombom ontwikkelen naar Pakistaans model.
Het IAEA heeft al eerder bij de aanpak van de Irakcrisis het bewijs geleverd van een grote ernst en relevantie.
Als het Atoomagentschap van oordeel is dat Iran zeker tot vorig jaar aan het atoomwapen heeft gewerkt en dat het onderzoek wellicht nog voortgaat dan moeten we ons zorgen maken, en zeker nadat landen als Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, maar vooral Israël gedreigd hebben met militaire acties.
Over welke informatie beschikt de minister? Wat kan hij daarover zeggen? Wordt in sancties voorzien, of in militaire acties door sommige van onze bondgenoten in het kader van de NAVO? Kan de minister ons daarover enige toelichting geven en hopelijk ook enige onrust wegnemen?
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen. - Ik weet niet of het me toekomt onrust weg te nemen. Ik denk in alle duidelijkheid dat het wijs is de dreigende signalen ernstig te nemen. Het spreekt voor zich dat een aantal ontwikkelingen in Iran onrustwekkend zijn. Het rapport van het IAEA onderstreept voor het eerst op een zo gedocumenteerde en heldere wijze de mogelijke militaire dimensie van het nucleaire programma van Iran, dat men het niet naast zich kan neerleggen. Dat rapport is dus een belangrijke stap: niet alleen bevestigt het dat de Iraniërs niet goed samenwerken met het IAEA, een verwijt dat al eerder afdoende gedocumenteerd werd, maar het brengt ook een reeks elementen aan met betrekking tot het nastreven van een militair programma. Iran is dus duidelijk in overtreding met zijn internationale engagementen en voedt meer dan ooit de vrees voor nucleaire proliferatie bij de internationale gemeenschap.
De Europese Unie heeft tot op heden met dit land het dubbele spoor van de dialoog en de sancties gevolgd. Door de afwezigheid van een intentie tot reële dialoog vanwege Iran is het niet verwonderlijk dat vandaag de dag de nadruk komt te liggen op de sancties. Op 14 november zullen we met de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU een debat voeren in het kader van de Raad van Gouverneurs van het IAEA op 17 en 18 november, waar het rapport zal worden besproken.
Ik zal mevrouw Ashton vragen om het debat tussen Europeanen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 1 december voort te zetten. Er ligt zeker een scenario op tafel om de sancties te verstrengen.
Uiteraard hebben de ontwikkelingen een impact op de gehele regio. Dinsdag heb ik president Massoud Barzani van de Autonome Regio van Koerdistan in Irak, ontvangen en ook hij heeft zijn ongerustheid over het nucleaire dossier uitgesproken.
Israël van zijn kant voelt zich steeds meer bedreigd en laat militaire acties tegen Iran uitschijnen. Dat kan het risico op instabiliteit in het Midden-Oosten alleen maar vergroten. Ik ben het er daarom mee eens dat alle mogelijke stappen moeten worden gedaan om dit te vermijden en dit bij voorkeur via de diplomatieke weg.
Tot mijn grote spijt stel ik vast dat Iran zich momenteel niet op een ernstige manier inschakelt in de weg van de dialoog. De Iraanse president heeft Israël al eerder duidelijk gemaakt dat hij het land met de grond wil gelijkmaken. Die bedreiging moet ernstig worden genomen. Het is nu aan Iran om met concrete gebaren een echte kans te geven aan de diplomatie en de dialoog.
België is op de hoogte van het verslag van het Internationaal Atoomagentschap. We waren immers betrokken bij de redactie ervan. De Belgische diplomatie zal enerzijds de Europese solidariteit nastreven en zal anderzijds militaire acties slechts overwegen wanneer ze gekaderd zijn binnen een internationaal mandaat van de Verenigde Naties.
Bij gelegenheid kunnen we in de commissie dieper ingaan op het probleem met bepaalde leden van de VN-Veiligheidsraad met een vetorecht. Onder meer China en Rusland maken het moeilijk om binnen de Veiligheidsraad op een duidelijke manier kenbaar te maken dat de stappen die Iran doet niet op de instemming van de internationale gemeenschap kunnen rekenen en aanleiding kunnen geven tot ernstige sancties, niet alleen vanwege de Europese Unie, maar ook vanwege de Verenigde Naties.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik ben het met hem eens dat we alles in het werk moeten stellen om te voorkomen dat Iran voortwerkt aan zijn atoomprogramma. Een atoomwapen in handen van het Iraanse regime kunnen we niet aanvaarden. De minister heeft ook aangegeven dat een militaire actie alvast in eerste instantie met alle middelen moet worden voorkomen. Eenzijdige sancties - economische, financiële of andere - zijn het enige juiste middel. Ik meen dat hierover binnen Europa eensgezindheid bestaat. Eenzijdige militaire acties van Israël, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk of wie dan ook, zouden de situatie in die explosieve regio alleen maar verergeren. Ik hoop dat Europa een sterke vuist kan maken, maar dat het geen gewapende vuist wordt. Het lijkt me dan ook best dat momenteel binnen de VN-Veiligheidsraad geen meerderheid kan worden gevonden voor een militaire interventie.
Ik hoop dat de minister op Europees vlak en binnen de NAVO verder werk maakt van economische en andere sancties ten aanzien van Iran.