5-1320/1

5-1320/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

10 NOVEMBER 2011


Wetsvoorstel tot invoering van een register van de spaarverzekeringsovereenkomsten en tot vergemakkelijking van de inning van de roerende voorheffing op de spaarverzekeringsovereenkomsten die werden gesloten met in het buitenland gevestigde bankinstellingen

(Ingediend door de heer Jacky Morael en mevrouw Freya Piryns)


TOELICHTING


Belastingontwijking en fiscale fraude wegen overal ter wereld zwaar op de overheidsbegrotingen. In de Verenigde Staten raamt de Senaat de verliezen als gevolg van die twee praktijken op 100 miljard dollar per jaar. In andere landen gaat het verhoudingsgewijs om gelijkaardige bedragen. Aangaande België geeft de economische literatuur zeer uiteenlopende cijfers : de officiële boekhoudkundige instanties ramen de « ondergrondse » economie in ons land op 3 à 4 % van het bbp (ofwel 1 à 1,5 % verlies aan fiscale ontvangsten), terwijl sommige onderzoekers het hebben over ruim 20 % van het bbp (ofwel ruim 7 % verlies aan fiscale ontvangsten). Wat ook het exacte percentage mag zijn, vast staat dat een en ander de beschikbare middelen ter financiering van de overheidsuitgaven inperkt, met alle gevolgen van dien voor het dagelijks leven van de burgers, zowel in de industrielanden als in de landen die nog in volle ontwikkeling zijn.

Zoals naar voren is gekomen uit de werkzaamheden van het Federaal Parlement en het in april 2009 door de onderzoekscommissie naar de grote fiscale fraude uitgebrachte eindverslag, moet de strijd tegen de fiscale fraude een absolute beleidsprioriteit worden.

Het blijkt namelijk dat fiscale fraude een sterke rem zet op de tenuitvoerlegging van een efficiënt overheidsbeleid, aangezien de Staat daardoor aanzienlijke fiscale ontvangsten misloopt. Bovendien zorgt de fraude voor grote ongelijkheden tussen de burgers van een zelfde land — de meesten betalen wél correct en eerlijk hun belastingen.

Gelet op de budgettaire context die voor veel landen geldt en de dringende noodzaak de overheidsfinanciën in evenwicht te brengen, is een onverwijld optreden onontbeerlijk. Concreet wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld een register van de spaarverzekeringsovereenkomsten in te stellen en aldus de inning van de verschuldigde roerende voorheffing te vergemakkelijken op de spaarverzekeringsovereenkomsten die door Belgische ingezetenen werden gesloten met bankinstellingen die gevestigd zijn in het buitenland, inzonderheid in het Groothertogdom Luxemburg.

Dit wetsvoorstel spoort dan ook met aanbeveling 34 van de onderzoekscommissie naar de grote fiscale fraude, waarin wordt aanbevolen « [de] wetten en de fiscale regels die het bankgeheim in ons land regelen aan [te] passen uit het oogpunt van de bestrijding van de fiscale fraude ». Concreet betekent dit dat moet worden gezorgd voor meer transparantie met betrekking tot de buitenlandse beleggingen van de Belgische belastingplichtigen, wat alleszins een ontradend effect zou hebben op wie geneigd zou zijn die financiële inkomsten niet aan te geven of niet in België aangegeven beroepsinkomsten aan het oog van de Belgische fiscus te onttrekken.

Gevolgen en beperkingen van de Spaarrichtlijn

Na jarenlange onderhandelingen (het eerste voorstel dateert van 1998) is de Raad van de Europese Unie er op 3 juni 2003 in geslaagd een richtlijn aan te nemen betreffende de belastingheffing op de spaartegoeden van de particulieren (ook de Spaarrichtlijn genaamd). Bedoeling van die richtlijn is te voorkomen dat kapitaal de Europese Unie uitstroomt, alsook op te treden tegen de belastingontwijking (1) . Die Spaarrichtlijn trad op 1 juli 2005 in werking en behelst een automatische informatie-uitwisseling tussen de lidstaten, teneinde ervoor te zorgen dat de renten op de spaartegoeden daadwerkelijk kunnen worden belast in de lidstaat waar de spaarder zijn hoofdverblijf heeft.

Sommige landen (Oostenrijk, België en Luxemburg) hebben de mogelijkheid verkregen om gedurende een overgangsperiode van zeven jaar een bronheffing toe te passen op de inkomsten uit spaartegoeden van niet-ingezetenen, in plaats van te moeten voorzien in de bij de richtlijn opgelegde automatische informatie-uitwisseling tussen de belastingadministraties. De betrokken landen hebben die tijdelijke afwijking verkregen, op voorwaarde dat zij een forfaitaire belasting van 15 % (35 % vanaf juli 2011) heffen op de rente-inkomsten van niet-ingezeten spaarders en de opbrengst van die belasting jaarlijks doorstorten aan het land waar die spaarrekeninghouders wonen. Met die overgangsregeling hoefden de drie voormelde landen niet te raken aan hun bankgeheim.

Momenteel vallen de spaarverzekeringsovereenkomsten echter buiten de toepassingssfeer van de Europese Spaarrichtlijn. Met andere woorden : die financiële producten ontsnappen aan elke belastingheffing ten voordele van het land waar de betrokken spaarders wonen.

Die leemte in de wetgeving belemmert fors de doeltreffendheid van de instrumenten ter bestrijding van de ontwijking van belastingen op roerende inkomsten. De financiële instellingen en banken uit bepaalde landen grijpen die tekortkoming maar al te graag aan om burgers van andere landen aan te zetten tot belastingontwijking.

Omzetting van bankrekeningen in verzekeringsovereenkomsten door de Luxemburgse banken

Als gevolg van de nationale (2) en internationale (3) evoluties met betrekking tot de opheffing van het bankgeheim en de strijd tegen de fiscale fraude, hebben de Luxemburgse banken hun klanten er de jongste maanden toe aangezet hun — door de informatie-uitwisseling bedreigde — bankrekeningen om te zetten in verzekeringsovereenkomsten. Aldus konden die klanten ontsnappen aan de betaling van de Europese inhouding op de roerende inkomsten.

Door zo te handelen hebben die Luxemburgse banken de belastingopbrengst in hun voordeel afgewend en bewust Belgische belastingplichtigen afgeleid van de in België bestaande (4) mogelijkheid tot fiscale regularisatie.

Onlangs verklaarde professor François Parisis, fiscaal deskundige en hoogleraar aan de universiteit van Luik : « On sait très bien que les comptes bancaires (de contribuables belges) localisés à l'étranger sont en grande partie convertis en contrat d'assurance-vie du type Branche 21 et Branche 23 proposés par des assureurs luxembourgeois. Ceux-ci échappent à la directive européenne sur les revenus de l'épargne. Et surtout, ils échappent au prélèvement d'un précompte mobilier élevé sur ces comptes. » (5) . Volgens sommige zegslieden uit de financiële wereld werden er voor één rekening die in het kader van de procedure tot permanente regularisatie is geregulariseerd, op zijn minst dertig Luxemburgse verzekeringsovereenkomsten gesloten enkel en alleen opdat de betrokken belastingplichtigen aan de belastingheffing zouden kunnen ontsnappen.

Slechts enkele maanden na de bankencrisis, die in verband met de steun aan de banken de inzet heeft gevergd van veel overheidsmiddelen, is dit uiteraard een onaanvaardbare houding, zowel vanuit ethisch als vanuit budgettair oogpunt. De wetgever is het zich verplicht in te grijpen om een einde te maken aan die praktijken, die de belangen van de Schatkist ernstig nadeel berokkenen.

Uitbreiding van het toepassingsgebied van de Spaarrichtlijn, een na te streven doel !

Sinds enkele jaren zijn er op Europees vlak onderhandelingen aan de gang om aan dergelijk misbruik een einde te maken door het toepassingsgebied van de Spaarrichtlijn uit te breiden tot met name de verzekeringsproducten.

In dat opzicht heeft de Europese Commissie op 13 november 2008 een voorstel aangenomen tot wijziging van de richtlijn, precies om het toepassingsgebied ervan uit te breiden « tot voordelen uit die levensverzekeringsovereenkomsten die rechtstreeks vergeleken kunnen worden met instellingen voor collectieve beleggingen, daar hun feitelijke positieve prestaties [...] volledig afhankelijk zijn van inkomsten uit schuldvorderingen of vergelijkbare inkomsten overeenkomstig de spaarrichtlijn en omdat zij geen beduidende biometrische risicodekking inhouden (gemiddeld minder dan 5 % van het belegde kapitaal gedurende de looptijd van de overeenkomst) » (6) Bij gebrek aan een unaniem akkoord onder de zevenentwintig Lidstaten kreeg dit voorstel tot uitbreiding van de Spaarrichtlijn tot nu toe helaas geen gunstig gevolg.

Het is voor niemand een geheim dat het Groothertogdom Luxemburg een dergelijke wijziging van de Spaarrichtlijn te allen prijze probeert te voorkomen, omdat die een bedreiging zou vormen voor de eigen financiële « industrie », die grotendeels leeft van beleggingen bij zijn bankinstellingen door belastingplichtigen uit de buurlanden.

De heffing van 1,1 % op de premies, een regeling die beroering wekte, maar die werkt

Sinds 1 januari 2006 zijn de Belgische verzekeraars, net als de buitenlandse verzekeraars, verplicht een heffing van 1,1 % toe te passen op de spaarverzekeringspremies die vanaf die datum verstreken, voor de overeenkomsten die worden gesloten door in België gedomicilieerde natuurlijke personen.

Gelet op met name de Europese richtlijnen inzake de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering, vond de Europese Commissie bij de voorbereiding van die wet echter dat de verplichte aanwijzing van een fiscaal vertegenwoordiger, wiens taak het zou zijn geweest vertrouwelijke inlichtingen over de aangegane levensverzekeringen van buitenlandse belastingplichtigen door te geven, een « maatregel buiten proportie », die in strijd was met de Europese regels inzake de vrije dienstverlening en het vrij verkeer van kapitaal.

Aangezien de verplichting om een « aansprakelijke vertegenwoordiger » aan te wijzen is geschrapt, werden nieuwe controlemaatregelen ingesteld om de betaling van die 1,1 %-heffing veilig te stellen. De verzekeraars die verzekeringen op de Belgische markt aanbieden, moeten voortaan de belastingadministratie een jaarlijkse staat bezorgen. Die eis geldt specifiek voor de levensverzekeringen die aan de voornoemde heffing zijn onderworpen. De programmawet van 27 december 2005, waarin die verplichting is ingevoerd, bepaalt dat die voor zowel de Belgische als de buitenlandse verzekeraars geldt, al dan niet met een aansprakelijke vertegenwoordiger, en ongeacht of de overeenkomsten met of zonder « Belgische tussenpersoon » zijn gesloten (7) .

Het oorspronkelijke wetsontwerp bepaalde dat de jaarlijkse staat onder meer « de volledige identiteit en het adres van de verzekeringnemers » moest vermelden. Die bepaling werd sterk door de verzekeraars bekritiseerd, zowel de Belgische als de buitenlandse, omdat zij werd gezien als een stap naar de oprichting van een vermogenskadaster. Uiteraard deden de Luxemburgse verzekeraars er alles aan om hun belangen te vrijwaren en voor hun Belgische klanten de mogelijkheden tot belastingontduiking te behouden. Om die bepaling te laten verdwijnen voerde de toenmalige meerderheid ook aan dat die verplichting in strijd was met het Luxemburgse « verzekeringsgeheim ».

Uiteindelijk werd een amendement aangenomen om de verwijzing naar de volledige naam en adres van de verzekeringnemers te vervangen door de loutere vermelding van het contractnummer van de verzekeringsovereenkomst. De verantwoording van het amendement wijst er ook uitdrukkelijk op hoe moeilijk de oorspronkelijke bepaling te verenigen viel met het Luxemburgse verzekeringsgeheim.

Volgens de EU-regels inzake vrije dienstverlening is het de buitenlandse verzekeraars overigens alleen toegestaan hun verzekeringsproducten te commercialiseren op voorwaarde dat zij er zich toe verbinden de wetgeving van het land van de verzekeringnemer in acht te nemen. Concreet betekent zulks dat de Luxemburgse verzekeraars alleen verzekeringsovereenkomsten met Belgische klanten mogen sluiten indien zij de Belgische wetgeving in acht nemen.

Op grond van dat beginsel heffen de Luxemburgse verzekeraars (net als hun Belgische tegenhangers) wanneer een Belgische ingezetene een levensverzekeringsovereenkomst ondertekent een belasting van 1,1 %, die zij doorstorten aan de Belgische Schatkist. Behalve indien de betrokkenen daar vrijwillig toe overgaan, betalen zij evenwel geen belasting op de inkomsten uit hun spaartegoeden, ongeacht of zulks gebeurt in het kader van de Spaarrichtlijn (die niet van toepassing is op dit type van overeenkomst), dan wel in het kader van het in België toepasselijke fiscale regime (aangezien de Belgische fiscus niet op de hoogte is van die inkomsten).

De oplossing om belastingfraude tegen te gaan : de oprichting van een centraal register van de spaarverzekeringsovereenkomsten

In afwachting van een hypothetische uitbreiding van het toepassingsgebied van de Europese Spaarrichtlijn, die de eenparige goedkeuring door de zevenentwintig Lidstaten vergt, kan ons land het veto van het Groothertogdom Luxemburg negeren, en moet het optreden om die toestand recht te zetten. Daarvoor kan België zich baseren op de beginselen die zijn vervat in de EU-dienstenrichtlijn en kan het Franse voorbeeld worden nagevolgd.

Zo moet in Frankrijk van elke levensverzekeringsovereenkomst die een Franse ingezetene bij een buitenlandse verzekeraar sluit, aangifte worden gedaan bij de fiscus, zulks op grond van artikel 1649AA van de Code général des impôts. Als gevolg van die maatregel betalen de Franse belastingplichtigen die momenteel in Luxemburg levensverzekeringsovereenkomsten aangaan, de verschuldigde belasting aan de Franse Staat. Daarom ook hebben de meeste van hen hun geld opnieuw naar Franse banken teruggehaald.

De oprichting van een centraal verzekeringsregister in België zou de sleutel zijn waarmee de Belgische fiscus in contact zou kunnen treden met de belastingplichtigen die ervoor hebben gekozen een belegging te verrichten in de vorm van een levensverzekeringsovereenkomst bij een Luxemburgse financiële instelling.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe een dergelijk register van levensverzekeringsovereenkomsten op te richten, alsmede de verzekeraars, ongeacht of ze Belgische dan wel buitenlandse instellingen zijn, te verplichten om de Belgische fiscus, krachtens de EU-regelgeving de lijst te bezorgen van de overeenkomsten die werden aangegaan door Belgische ingezetenen. De oprichting van een dergelijk register zou de Luxemburgse verzekeraars verplichten de lijst van de door Belgische belastingplichtigen aangegane spaarverzekeringsovereenkomsten te bezorgen, met opgaaf van hun adresgegevens. De oprichting van een dergelijk register zal ontegensprekelijk een ontradend effect sorteren, en zal de Belgische belastingplichtigen ontmoedigen om tot dergelijke investeringsproducten hun toevlucht te nemen met als enig doel hun fiscale verplichtingen te ontlopen. Zulks zal hen daarentegen aanmoedigen op de in België bestaande regulariseringsregelingen een beroep te doen alsook hun kapitalen opnieuw in de Belgische economie te investeren. In die zin gaat het om een doeltreffend middel om fiscale fraude te voorkomen en tegen te gaan.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Om betaling mogelijk te maken van de belastingen die Belgische ingezetenen normaal in België verschuldigd zijn, wordt een databank van de levensverzekerings- en spaarverzekeringsovereenkomsten in de ruime zin van het woord. Alle verzekeraars die aan Belgische ingezetenen contracten aanbieden, ongeacht of de betrokkenen al dan niet in België gevestigd zijn, moeten die databank jaarlijks aanvullen door de lijst van de al bestaande of de tijdens het vorige jaar aangegane overeenkomsten te bezorgen.

Teneinde te waarborgen dat het recht op de persoonlijke levenssfeer van de belastingplichtigen in acht wordt genomen, wordt de toegang tot de databank strikt beperkt, en wordt in sancties voorzien voor elk geval waarin iemand er zich onrechtmatig toegang toe verschaft of die aanwendt voor niet-professionele doeleinden.

Artikel 3

Indien de financiële instellingen zich niet houden aan de verplichting om de belastingdiensten de volledige lijst te bezorgen van de in artikel 323ter bedoelde verzekeringsovereenkomsten, stellen zij zich bloot aan een straf voor elke overeenkomst die op de lijst vermeld had moeten staan. Een louter administratieve sanctie had de banken en verzekeraars er geenszins kunnen toe brengen bovenvermelde verplichting in acht te nemen.

Jacky MORAEL.
Freya PIRYNS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt een artikel 323ter ingevoegd, luidende :

« Art. 323ter. — De bank- of verzekeringsinstellingen en de tussenpersonen van welke aard ook die verzekeringsverrichtingen uitvoeren waarvan het risico in België gelegen is in de zin van artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen, moeten uiterlijk op 31 maart aan de door de minister aangewezen ambtenaar een per 31 december van het eraan voorafgaande jaar afgesloten lijst bezorgen met daarin alle verzekeringsovereenkomsten in geval van leven, overlijden, aanlegging van lijfrentes of tijdelijke rentes, alsmede de in naam of voor rekening van dan wel bij volmacht, ten behoeve van hun cliënten lopende of aangegane pensioenverbintenissen.

De in die lijst opgenomen informatie bevat voor elke overeenkomst :

1. de volledige identiteit van de verzekeringnemer(s);

2. de volledige identiteit van de begunstigde(n);

3. het volledige overeenkomstnummer;

4. het bedrag van het verzekerde risico.

De in dit artikel bedoelde informatie wordt bijeengebracht in een databank, die alleen toegankelijk is voor de door de minister aangewezen ambtenaren. De bekendmaking van de gegevens uit bovenvermelde databank aan derden die niet opgesomd staan in artikel 337, tweede lid, houdt een schending in van het beroepsgeheim.

De aanwending voor andere dan beroepsdoeleinden van de in voormelde databank vervatte gegevens wordt gestraft met een geldboete van 1 000 tot 25 000 euro. »

Art. 3

In artikel 445 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1993 en 15 maart 1999 en de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 13 juli 2001, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :

« In verband met de toepassing van artikel 323ter past de door de minister aangewezen ambtenaar de in het eerste lid bedoelde geldboeten toe voor elke overeenkomst afzonderlijk. »

28 oktober 2011.

Jacky MORAEL.
Freya PIRYNS.

(1) Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PBEG, L 157 van 26 juni 2003.

(2) Zo behoort de opheffing van het bankgeheim tot de belangrijkste aanbevelingen van de door het Federaal Parlement opgerichte onderzoekscommissie naar de grote fiscale fraude. Er werden al verschillende wetsvoorstellen daartoe strekkend ingediend (waaronder wetsvoorstel stuk Kamer, 53-0095/001 van Ecolo-Groen !), alsook tal van publieke of parlementaire debatten over gehouden.

(3) Zo heeft de OESO zich tot doel gesteld een einde te maken aan het bankgeheim om fiscale redenen en publiceert de organisatie geregeld voortgangsrapporten dienaangaande (www.oecd.org/tax/transparency). De Europese Commissie legt dan weer de laatste hand aan een richtlijn betreffende de administratieve samenwerking, die onder meer voorziet in de afschaffing van het bankgeheim. Tot slot heeft de door Europarlementslid Eva Joly voorgezeten commissie Ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement op dinsdag 26 januari 2011 bijna unaniem haar goedkeuring gehecht aan het verslag « over belastingen en ontwikkeling — samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden ».

(4) Waarover de Ecolo-Groen !-fractie een wetsvoorstel heeft ingediend, om bepaalde excessen ervan te corrigeren.

(5) La Libre Belgique, zaterdag 5 en zondag 6 februari 2011.

(6) COM(2008) 727.

(7) Titel VII, hoofdstuk VIII, dat de artikelen 130 tot 148 omvat.