5-1296/1

5-1296/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

8 NOVEMBER 2011


Voorstel van resolutie betreffende de Westelijke Sahara

(Ingediend door de heer Karl Vanlouwe c.s.)


TOELICHTING


De Westelijke Sahara is een gebied in Noordelijk Afrika, ten zuidwesten van Marokko en ten westen van Mauritanië en Algerije. De Westelijke Sahara heeft een lange kuststrook aan de Atlantische oceaan. Het land is een woestijngebied met iets minder dan een half miljoen inwoners en was gedurende meer dan een eeuw een Spaanse kolonie. Het gebied was gekend onder de naam « de Spaanse Sahara » en de inwoners worden « Sahrawi » genoemd. Toen Marokko in 1956 onafhankelijk werd van Frankrijk gingen er -vooral Marokkaanse- stemmen op om de Westelijke Sahara eveneens onder Marokkaans bestuur te brengen. Hiervoor werden vage historische banden tussen de Marokkaanse sultan en de nomadische volkeren aangehaald.

Dekolonisatie van Spanje

Heel wat inwoners van de Westelijke Sahara ijverden lang voor een onafhankelijke staat en dus voor dekolonisatie van Spanje. Zij wensten evenmin onder Marokkaans bestuur te komen. In 1973 werd het Polisario Front (Frente Popular de Liberación de Saguía el Hamra y Río de Oro) opgericht dat strijd voerde tegen de Spaanse kolonisator. Naast Marokko bleek echter dat buurland Mauritanië ook zijn oog had laten vallen op de Westelijke Sahara en aanspraak maakte op het gebied en in het bijzonder de visrijke kuststrook.

In 1975 werd de kwestie voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Het Gerechtshof stelde dat reeds voor de Spaanse kolonisatie (sinds 1884) banden hadden bestaan tussen enkele stammen uit de Westelijke Sahara enerzijds en Marokko en Mauritanië anderzijds, maar stelde geen banden van territoriale soevereiniteit vast tussen beide staten en de Westelijke Sahara. Het hoogste internationaal rechtscollege oordeelde dat de Westelijke Sahara diende gedekoloniseerd te worden van de Spaanse bezetter. Het Polisario beschouwde de uitspraak als een overwinning en droomde van een onafhankelijke staat voor de Sahrawi. Marokko interpreteerde de uitspraak anders en stelde dat het Hof de historische banden tussen de Westelijke Sahara en Marokko bevestigde. In dezelfde periode liep het regime van de Spaanse dictator Franco op zijn laatste benen. In het akkoord van Madrid werd tussen Marokko, Mauritanië en Spanje overeengekomen dat twee derde van het woestijngebied onder Marokkaans gezag werd gebracht, terwijl de rest onder bestuur van Mauritanië kwam. Spanje kreeg dan weer een voorkeursbehandeling bij de exploitatie van de viswateren voor de Marokkaanse kust en zou na het verlaten van het gebied nog steeds 35 % van de opbrengsten van de ontginning van de Bou Craa fosfaatmijnen ontvangen. De rechtsgeldigheid van het akkoord van Madrid werd door de Verenigde Naties nooit aanvaard.

Bezetting door Marokko

Overtuigd hun gelijk gehaald te hebben bij het Internationaal Gerechtshof, vielen Marokko en Mauritanië de Westelijke Sahara binnen, wat resulteerde in een gewapende strijd met het Polisario. Een groot deel van de bevolking vluchtte naar buurland Algerije, waar ze nog steeds verblijven in vluchtelingenkampen. Op 27 februari 1976 riep Polisario hier de Arabisch Democratische Republiek Sahara uit — een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring in ballingschap. Al snel werden de aanspraken op de Westelijke Sahara door Mauritanië opgegeven ingevolge economische en financiële problemen. Marokko zag zijn kans en nam de overige gebieden van de Westelijke Sahara in. De inlijving van de Westelijke Sahara werd internationaal nooit erkend. Marokko herdoopte de Westelijke Sahara tot de « Zuidelijke Provincies », samengesteld uit de voormalige Spaanse regio's, Río de Oro en Saguia el-Hamra.

Door de Marokkaanse bezetter werd een 1800 kilometer lange militair versterkte scheidingsmuur aangelegd waardoor het gebied van noord naar zuid in twee delen werd gesplitst. Het gebied ten westen van de lijn (ongeveer vijf zesde van het gebied en de volledige kustlijn omvattende) kwam onder Marokkaans gezag. Het resterende deel bleef onder controle van het Polisario. De steun voor een onafhankelijke Westelijke Sahara brokkelde echter af. Landen zoals Algerije en Libië vertoonden minder interesse. Maar ook de steun van de Arabische Liga en de Organisatie van Afrikaanse Eenheid viel weg.

Tussenkomst van de Verenigde Naties

In 1991 werd tussen Marokko en het Polisario een akkoord gesloten over een staakt-het-vuren. Dit voorzag in de organisatie van een referendum waarin de bevolking van de Westelijke Sahara kon kiezen tussen onafhankelijkheid of een vorm van integratie in het Koninkrijk Marokko.

In dezelfde periode nam de Veiligheidsraad resolutie 690 aan, waarin werd besloten om een VN-missie te zenden naar de Westelijke Sahara. De « Mission des Nations unies pour l'organisation d'un référendum au Sahara occidental » (MINURSO) moest toezien op het staakt-het-vuren en controle uitoefenen op de terugtrekking van het Marokkaans leger. De belangrijkste taak werd de organisatie van een referendum over de toekomst van de Westelijke Sahara. Al snel bleek discussie te bestaan tussen het Polisario en Marokko over het opstellen van de kiezerslijsten en werd het referendum tegengewerkt door Marokko.

In 1997 werd James Baker, de voormalig minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, door de VN aangesteld als speciaal gezant voor het Sahara-conflict. Baker slaagde erin om de betrokken partijen de Houston-akkoorden te laten ondertekenen, die eveneens spraken over een referendum. Nadat een akkoord over de kiesgerechtigden was afgesloten, bleek echter dat Marokko de Houston-akkoorden niet langer wenste te respecteren en uiteindelijk afzag van de organisatie van een referendum. Het land vreesde dat de Sahrawi maar ook de talrijke Marokkaanse immigranten in de Westelijke Sahara wel eens voor onafhankelijkheid zouden kunnen stemmen.

In 2001 nam de Veiligheidsraad opnieuw een resolutie aan die de betrokken partijen ertoe aanzet om te onderhandelen over een vorm van autonomie voor de Westelijke Sahara. Marokko leek tevreden met deze resolutie omdat aldus werd afgezien van een referendum. Het Polisario keerde zich tegen deze resolutie en bleef vasthouden aan een referendum. Een nieuw VN-plan voor een referendum werd vooropgesteld dat dan weer een omgekeerde reactie teweeg bracht.

Speciaal gezant James Baker stelde in 2003 dit nieuwe plan voor. Hierbij zou de bevolking in afwachting van een referendum autonomie krijgen over binnenlandse aangelegenheden als financiën, sociale zaken, landbouw en transport. Marokko zou de soevereiniteit over het gebied krijgen en bevoegd worden over buitenlands beleid, defensie en veiligheid. Na een periode van vier jaar zou een referendum worden georganiseerd over de toekomst met een keuze tussen onafhankelijkheid, annexatie bij Marokko of een beperkte autonomie.

Dit voorstel van James Baker werd in 2003 door de VN-veiligheidsraad in een resolutie gesteund. Opnieuw bleek dat Marokko dit voorstel niet meer wou aanvaarden. Ingevolge het uitblijven van een oplossing nam speciaal gezant James Baker ontslag. Ook zijn opvolger heeft zijn pogingen om het conflict op te lossen opgegeven.

In 2006 werd door de Marokkaanse koning Mohammed VI de Koninklijke Adviesraad voor Saharaanse Zaken (CORCAS) opgericht, die als opdracht heeft voorstellen te doen naar meer autonomie voor de bevolking van de Westelijke Sahara. De Marokkaanse koning maakte wel duidelijk dat Marokko nooit het grondgebied van de Westelijke Sahara zal opgeven.

Door het CORCAS werd sindsdien een plan voorbereid met een beperkte autonomie met erkenning van de territoriale eenheid van het koninkrijk Marokko en aandacht voor sociale en culturele bijzonderheden van de regio. Het plan voorziet in de oprichting van een parlement, waarbij Marokko verantwoordelijk blijft voor buitenlandse zaken en defensie. Het autonomieplan werd in 2007 voorgesteld aan de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-Moon. Het Polisario daarentegen bleef aandringen op de organisatie van een referendum over onafhankelijkheid, autonomie of annexatie bij Marokko. Dit Polisario-voorstel sluit nauw aan bij het laatste voorstel van speciaal gezant James Baker.

Op 30 april 2007 werd door de VN-veiligheidsraad opnieuw een resolutie aangenomen waarbij nogmaals werd opgeroepen om onderhandelingen op te starten met een rechtvaardige, duurzame en aanvaardbare politieke oplossing voor iedereen. De resolutie werd gevolgd door onderhandelingen tussen Marokko en het Polisario in New York.

Sindsdien dreigt het Polisario opnieuw de wapens op te nemen omdat Marokko de afspraken in het staakt-het-vuren waarbij het een referendum beloofde naast zich had neergelegd.

Huidige situatie

Ook binnen de Verenigde Naties is er groeiende kritiek ten aanzien van de Veiligheidsraad die de MINURSO, als enige VN-missie ter wereld, geen mandaat wil geven om de mensenrechtenschendingen te rapporteren. Frankrijk en de Verenigde Staten staan tegenwoordig onder druk om dit wel te doen, ook van het Verenigd Koninkrijk.

Tegelijk werd het visserijakkoord tussen de Europese Commissie en het Koninkrijk Marokko wel met één jaar verlengd. Het akkoord voorziet erin dat Europese schepen voor de Marokkaanse kusten voor 44 000 ton vis mogen gaan vangen, wat echter een marginaal deel is van de Europese behoefte van 13 miljoen ton.

De Europese Commissie heeft inmiddels toegegeven dat de visvangst vooral plaatsvindt voor de kust van de door Marokko bezette Westelijke Sahara, aangezien de visvoorraden voor de Marokkaanse kust ondertussen bijzonder schaars zijn geworden. Hierbij komt nog dat de bewoners van de Westelijke Sahara klagen dat ze amper mogen delen in de opbrengsten van dit akkoord. Meer nog, Rabat ontzegt de lokale vissers regelmatig de broodnodige vergunningen of toegang tot de havens.

Uit een officiële studie blijkt dat de EU zelf ook verlies lijdt met dit akkoord. Een vertrouwelijke studie in opdracht van de Commissie gedaan door de Franse consultancy firma Oceanic Développement uit december 2010 stelt dat voor elke euro die de EU investeert, zij slechts 83 eurocent terugkrijgt. In het visserijakkoord wordt gesproken van een jaarlijkse investering van 36 miljoen euro, wat neerkomt op een verlies van 6,12 miljoen euro, zijnde 17 %. Het rapport concludeert dat het akkoord met Marokko « de minst voordelige return voor de Europese belastingbetaler voorziet in alle visserij-akkoorden die de EU ooit getekend heeft met derde landen » en dat hetzelfde akkoord gesloten kon worden aan een lagere kost.

Door de verlenging van het akkoord zullen opnieuw honderdnegentien Europese vissersschepen — waarvan honderd Spaanse — in de Saharaanse wateren kunnen vissen.

MINURSO (Missie van de Verenigde Naties voor het Referendum in de Westelijke Sahara)

MINURSO is vandaag louter een vredesmissie die de (veelal) bureaucratische overtredingen tegen het staakt-het-vuren van 1991 oplijst.

Mijnenvelden en het gebrek aan informatie omtrent de locatie en grootte hiervan maken een groot deel van de Westelijke Sahara gevaarlijk om in te wonen en werken. Ontmijningswerk vordert gestaag maar Polisario neemt deel aan de vrijwillige vernietiging van mijnen.

Een beperkte UNHCR-missie probeert de vluchtelingen bij te staan in de zoektocht naar drinkbaar water, voorziet de scholen van schoolboeken en zorgt voor keukenuitrusting.

MINURSO telt nu honderdnegenentachtig militaire waarnemers, gesteund door honderdvijfenzestig civiele medewerkers.

In oktober 2010 vonden echter hevige schermutselingen tussen de Sahrawi's en Marokkaanse troepen plaats in de door Marokko bezette gebieden. Toen kwamen een nog steeds onbekend aantal Sahrawi's om het leven toen Marokkaanse troepen een kamp van ongeveer vijfduizend Sahrawi's met harde hand ontruimden. Het protestkamp was een reactie op de discriminatie, armoede en mensenrechtenschendingen die de lokale bevolking ondergaat.

Een gevolg van dit incident is dat in de VN-resolutie van april 2011 voor het eerst werd opgeroepen om de MINURSO-missie een mensenrechtenluik te geven. Voorheen waren het Frankrijk en de Verenigde Staten die dit tegenhielden.

In het jaarlijkse rapport van de Secretaris-generaal van de VN (S/2011/249) van april 2011 stelde Ban Ki-Moon dat Marokko nog steeds niet bereid is een mensenrechtencommissaris van de VN toe te laten tot het gebied, ondanks « de noodzaak van een onafhankelijke, onpartijdige en onafgebroken mandaat om de mensenrechtensituatie in het gebied en de vluchtelingenkampen te monitoren ».

Marokko blijft een mensenrechtenmissie tegenhouden, maar kondigde zelf de oprichting aan van de National Council on Human Rights die de mensenrechtenbeschuldigingen van de bewoners van de Westelijke Sahara moet onderzoeken. Tegelijk heeft de Marokkaanse koning Mohammed VI in zijn aankondiging tot grondwetswijziging voorzien dat er in belangrijke mate regionalisering zal plaatsvinden.

Maar ook nu zijn er reeds andere Marokkaanse regio's, grotendeels bestaande uit inheemse volkeren die hun autonomie in navolging van de Sahrawi's aanvragen, zoals Oriental-Rif in het noordoosten en Sous-Massa in het zuiden.

Karl VANLOUWE.
Patrick DE GROOTE.
Piet DE BRUYN.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gezien de resoluties nrs. 1979 (2011), 1920 (2010), 1871 (2009), 1813 (2008), 1754 (2007), 1783 (2007) en 690 (1991) van de VN-Veiligheidsraad;

B. gezien het rapport S/2011/249 (2011) van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties;

C. gezien het « Settlement Plan » dat in 1991 het staakt-het-vuren tussen het Polisario en Marokko regelde, de MINURSO oprichtte en eveneens voorziet in de organisatie van een referendum waarin de bevolking van de Westelijke Sahara mag beslissen over zelfbestuur;

D. gezien de verorderingen van de Europese Raad nrs. 764/2006 en 2011/0134 die respectievelijk de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko, en de verlenging ervan behandelen;

E. gelet op het feit dat het Polisario Front sinds 1979 wordt erkend door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties als vertegenwoordiger van het volk van de Westelijke Sahara;

F. gelet op het feit dat de MINURSO (Mission des Nations unies pour l'Organisation d'un Référendum au Sahara Occidental) sinds 1991 in de Westelijke Sahara en Marokko aanwezig is volgens VN-resolutie nr. 690 en het Settlement Plan, dat in 1991 tussen het Polisario en Marokko werd ondertekend, waarin beide partijen over gingen tot een staakt-het-vuren en overeen kwamen een referendum in de Westelijke Sahara te organiseren over de onafhankelijkheid of regionale autonomie van het gebied;

G. verwijzend naar de resolutie nr. 1979 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 27 april 2011, waarin voor het eerst formeel gevraagd wordt om het waarnemen van de mensenrechtensituatie in de Westelijke Sahara toe te voegen aan het mandaat van de MINURSO-vredesmacht;

H. overwegende dat de MINURSO-vredesmacht de enige VN-missie is wiens mandaat geen observatie van mensenrechten toelaat;

I. na kennis te hebben genomen van de oprichting van de Nationale Mensenrechtenraad door de Marokkaanse regering en het feit dat deze « meer open » zal zijn in de dialoog en interactie met internationale NGO's en het hoog commissariaat voor Vluchtelingen van de VN (UNHCR);

J. na kennis te hebben genomen van het rapport van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties over de situatie betreffende de Westelijke Sahara van april 2011;

K. na kennis genomen van het feit dat MINURSO herhaaldelijk de toegang werd geweigerd tothet protestkamp van de Sahrawi's, en de Marokkaanse autoriteiten meermaals MINURSO heeft belet om haar mandaat uit te voeren door haar bewegingsvrijheid te beperken;

L. na kennis te hebben genomen van de ontmanteling van het protestkamp van Gdim Izik, bij Laâyoune, waarbij, volgens verschillende bronnen, tussen de twaalf en zesendertig doden gevallen zijn en circa tweehonderd inwoners werden vast gehouden;

M. verwijzend naar de onderzoekscommissie die door het Marokkaanse Lagerhuis werd opgericht om de gebeurtenissen omtrent de ontruiming van het vluchtelingenkamp van Laâyoune te onderzoeken die heeft aanbevolen dat er compensaties moeten worden uitgekeerd aan zij wier eigendommen beschadigd werden tijdens de ontruiming, net als dat de reeds bestaande sociale voorzieningen slechts een kleine groep bevoordeelt en niet de meerderheid van de bevolking;

N. erkennend dat de verlenging van het visserijakkoord van de Europese Unie met Marokko met één jaar een negatieve invloed heeft op de democratische aspiraties van de Sahrawibevolking omdat Europese schepen opnieuw voor de kusten van de Westelijke Sahara kunnen gaan vissen zonder dat er met hen onderhandeld werd;

O. eveneens erkennend dat de verlenging van het visserijakkoord van de Europese Unie met Marokko vooral de Spaanse en Portugese visnijverheid bevoordeelt en een negatieve invloed heeft op de reputatie van de Europese Unie aangezien er nooit eerder zoveel Europese landen hun kritische stemmen hebben laten horen over de verlenging van dit akkoord;

P. gelet op het feit dat Polisario in 2005 de Geneva Call-verklaring heeft ondertekend waarin het Polisario het gebruik van landmijnen afzweert en onder internationale supervisie begonnen is aan de vernietiging van hun voorraad landmijnen;

Q. verwijzend naar het feit dat beide partijen in mei 2011 begonnen zijn aan de zevende ronde van informele gesprekken om de voorstellen van april 2007 te bestuderen,

Vraagt de regering :

1. het probleem omtrent de territoriale status van de Westelijke Sahara op de agenda te zetten van Europese en internationale bijeenkomsten;

2. het gewelddadige optreden van de Marokkaanse autoriteiten tijdens de ontruiming van het protestkamp bij Laâyoune te veroordelen, net als de gewelddadige reacties van sommige van de bewoners van het kamp bij Laâyoune;

3. bij de Verenigde Naties te ijveren voor een uitbreiding van het mandaat van MINURSO om de mensenrechten waar te nemen in de Westelijke Sahara;

4. de Marokkaanse regering op te roepen tot een snelle conflictresolutie en meer energie te steken in de discussie omtrent onderwerpen met betrekking tot de rechten en noden van de bevolking van de Westelijke Sahara en erop te wijzen dat vele van deze punten onafhankelijk zijn van een discussie omtrent de uiteindelijke territoriale status van de Westelijke Sahara;

5. aan te dringen bij de Marokkaanse regering om gevolg te geven aan de aanbevelingen in VN-resolutie 1979 en van het rapport van de VN secretaris-generaal van april 2011;

6. de Marokkaanse regering op te roepen de ontwikkeling van het maatschappelijke middenveld in de Westelijke Sahara toe te laten zodat in de nabije toekomst een democratisch referendum kan plaatsvinden over het toekomstig statuut van het gebied;

7. de Marokkaanse regering op te roepen zich te voegen naar de bepalingen uit het internationaal recht betreffende de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de Westelijke Sahara;

8. de vertegenwoordigers van de Westelijke Sahara op te roepen zich te onthouden van gewelddadige reacties of aanslagen tegen zowel de Marokkaanse autoriteiten als burgers;

9. de vertegenwoordigers van de Westelijke Sahara op te roepen een democratisch maatschappelijk middenveld te creëren om deel te nemen aan het referendum over het toekomstig statuut van het gebied;

10. de Europese Commissie en de Europese Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlandse Beleid op te roepen de democratische waarden die de Europese Unie belichaamt in de relaties met Marokko na te leven, in het bijzonder met betrekking tot de verlenging van de visserijverdrag met Marokko, waarbij geen vertegenwoordigers van de Westelijke Sahara betrokken waren en dat te weinig garanties bevat dat het de socio-economische ontwikkeling van de Westelijke Sahara ten goede komt;

11. bij de Europese Commissie en de Europese hoge vertegenwoordiger voor het Buitenlandse Beleid haar bezorgdheid te uiten over de juridische waarde van het Protocol dat de verlenging van het visserijverdrag tussen de Europese Unie en Marokko toelaat en de mate waarin het voldoet aan het internationaal recht met betrekking tot de socio-economische belangen van de niet-zelf-besturende gebieden van de Westelijk Sahara en de exploitatie van zijn natuurlijke rijkdommen;

12. de Europese Commissie en de Europese hoge vertegenwoordiger voor het Buitenlandse Beleid te vragen beroep te doen op het Europees Hof van Justitie om de juridische compatibiliteit van het bovenvermelde Protocol te toetsen aan de verdragen van de Europese Unie.

17 oktober 2011.

Karl VANLOUWE.
Patrick DE GROOTE.
Piet DE BRUYN.