5-1283/1 | 5-1283/1 |
26 OKTOBER 2011
Historiek
De Koerden zijn een volk dat sinds de 10e eeuw de dorpen in de bergachtige gebieden ten zuiden van de Kaukasus bewoont. Het woord « Koerd » komt meer dan waarschijnlijk van de « Corduene » uit de Oudheid, een Romeinse provincie in het noorden van Mesopotamië. Ze beschikken over een eigen taal die van de Perzische tak van de Indo-Europese talenfamilie komt.
Het woord Koerdistan verschijnt voor de eerste maal in de 12e eeuw in een Armeense historische tekst die het relaas geeft van een veldslag uit 1062 die in Koerdistan heeft plaats gevonden.
In de 16e eeuw ontwikkelt zich de Koerdische identiteit verder door de alliantie met de Ottomanen in de oorlog tegen het Safavidische rijk en er verschijnt een eerste volume over de Koerdische geschiedenis. De Koerden zijn op dat moment een vazalstaat in het Ottomaanse rijk.
De Koerdische kwestie
In de zuidoostelijke gebieden van Turkije wonen naar schatting zo'n veertien miljoen Koerden en in de aanliggende regio's in Armenië, Syrië, Irak en Iran wonen er nog eens zo'n achttien miljoen. Dat de Koerden zo talrijk zijn en toch verspreid zijn over vier landen heeft te maken met de vredesverdragen die gesloten werden na de Eerste Wereldoorlog, en de regio die deel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk volledig hertekenden.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Koerdistan een nieuw land zou worden. In het vredesverdrag van Sèvres, dat op 10 augustus 1920 getekend werd door de geallieerden en het verliezende Ottomaanse Rijk, zou Turkije een enorm deel van zijn territorium verliezen. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zouden mandaatgebieden zoals Irak, Palestina, Syrië en het latere Libanon besturen. Het zelfbeschikkingsrecht der volkeren zou voor de onafhankelijkheid van Koerdistan zorgen en het Armeense gedeelte van Turkije bij de Kaukasische republiek Armenië laten horen.
Voor de Turkse patriotten onder leiding van Mustafa Kemal (later : Atatürk) was het verdrag onaanvaardbaar ook al omdat het voor de Turken zelf enkel voorzag in een rompstaat. Zij begonnen een gewapende strijd tegen de Armeniërs die Noordoost-Anatolië bij hun republiek hadden ingelijfd en tegen de Grieken die vanuit Smyrna (het huidige Izmir) West-Anatolië waren binnengetrokken. Tegelijk vormden ze een parallelle regering naast die van de sultan. Uiteindelijk werd de Vrede van Sèvres nooit geratificeerd. De Turkse nationalistische beweging onder leiding van Mustafa Kemal (Atatürk) verkreeg als overwinnaar op de Armeense en Griekse troepen de nodige legitimiteit om de geallieerden ertoe te brengen over een nieuw verdrag te onderhandelen. Op 24 juli 1923 werd het vredesverdrag van Lausanne ondertekend waarin de grenzen van het huidige Turkije werden vastgelegd. Atatürk schafte het sultanaat en het kalifaat af. Op 29 oktober 1923 werd de republiek Turkije opgericht. Volgens het verdrag van Lausanne werden enkel niet-moslims als « minderheden » erkend. Aangezien de Koerden moslims zijn, beschouwt Turkije hen in lijn met het verdrag van Lausanne niet als minderheid. Voor de Europese Unie daarentegen vormen de Koerden op basis van hun eigen door taal en cultuur bepaalde identiteit en in het licht van moderne opvattingen over de natie wél een minderheid.
In de decennia die hierop volgden vonden in Turkije en Iran verschillende Koerdische opstanden plaats, zoals de Saikh Said-opstand in 1925, de Ararat-opstand in 1930 en de Dersim-opstand in 1937. Tussen 1946 en 1947 bestuurden de Koerden in Noordwest-Iran een eigen Koerdische staat, de republiek Mahabad.
De Koerdische gebieden in Turkije waren tussen 1925 en 1965 als militair gebied ontoegankelijk voor buitenlanders.
In 1978 werd de socialistisch geïnspireerde Koerdische Arbeiderspartij, beter bekend als de PKK, opgericht onder leiding van Abdullah Öcalan. De PKK voerde een gewapende strijd voor een groter zelfbeschikkingsrecht voor de Koerden. Wat volgde was een bijzonder bloedige guerrillaoorlog tussen de PKK en het Turkse leger waarbij meer dan veertigduizend slachtoffers vielen, duizenden dorpen vernield werden en beide partijen misdaden tegen de mensheid begingen. Pas in 1999 werd het rustiger na de ontvoering en arrestatie van Abdullah Öcalan in Kenia. De laatste tijd flakkert het geweld weer op tussen het Turkse leger en de PKK die vanuit het Kandil-gebergte in Noord-Irak opereert. In Turkije zelf neemt een democratische pro-Koerdische partij, de BDP, deel aan het parlementaire proces. Zij levert ook vele burgemeesters in Zuidoost-Anatolië.
De arrestatie van Abdullah Öcalan en het vredesproces
Sinds de omzetting van zijn doodstraf in levenslange opsluiting heeft Abdullah Öcalan enkele boeken geschreven waarin hij op zoek gaat naar de bronnen en oplossingen voor het Koerdische conflict. Hij roept de Turkse regering en de PKK op het staakt-het-vuren te respecteren. De actieve PKK-militanten zouden zich in het buitenland moeten terugtrekken om het vredesproces niet in gevaar te brengen. Tegelijk oppert Öcalan, in tegenstelling tot zijn vroegere opvattingen, dat Koerdistan zich niet langer eenzijdig wenst af te scheuren van Turkije. Hij is er zich van bewust geworden welke nefaste gevolgen deze politiek heeft gehad voor bevolking en de duizenden slachtoffers die gevallen zijn.
Öcalan lijkt nu een onderhandelde oplossing te willen waarin hij zichzelf als vertegenwoordiger van de Turkse Koerden en het PKK ziet. Regelmatig ontvangt hij vertegenwoordigers van de regering in Ankara in zijn gevangeniscel op Imrali-eiland, tegen wie hij verklaart dat hij de enige is die de Koerden zover kan krijgen om de wapens neer te leggen.
De toenadering moet volgens hem gedaan worden door het Turkse parlement dat een « waarheids- en verzoeningscommissie » moet oprichten om de misdaden die beide partijen hebben begaan tijdens de oorlog tussen PKK en Turkije objectief te onderzoeken en de schuldigen te straffen. De waarheidscommissie moet meteen worden opgericht om de overtreders te vinden. Er moet een onafhankelijk onderzoek gevoerd worden door een commissie bestaande uit intellectuelen, academici, antropologen en NGO's. De commissie zou brede toelating moeten hebben om met alle getuigen en verdachten te kunnen praten en om documenten op te vragen van alle relevante staatsinstellingen. Elke politieke partij zou met maximum één persoon vertegenwoordigd worden.
Het zevenpuntenplan van Abdullah Öcalan houdt in dat Turkije alle militaire operaties tegen de Koerden beëindigt, en dat Koerdische vluchtelingen moeten kunnen terugkeren naar hun dorpen. Het omvat ook de afschaffing van het systeem van de Koerdische dorpswachters in dienst van de Turkse staat (village guard system) en zelfbeschikkingsrecht voor de Koerdische regio binnen de bestaande Turkse grenzen. Koerden als groep zouden eveneens over dezelfde democratische rechten mogen beschikken als Turken, en officiële erkenning krijgen van de Koerdische identiteit, de taal en de cultuur, ...
Het PKK congres heeft zich achter dit voorstel geschaard, maar er blijven in de Koerdische beweging dissidente meningen bestaan die in werkelijkheid geen deel uitmaken van de PKK en er op uit zijn om de onafhankelijkheid gewapenderhand te verkrijgen.
De huidige situatie in Turkije
Na de val van Saddam Hoessein in Irak werd het Koerdische noorden in 2005 opnieuw een autonome entiteit binnen de federale republiek, zoals eerder al het geval was in 1970. De regio bloeide op, mede dankzij belangrijke oliereserves waarmee het buitenlandse investeerders kan aantrekken.
Tijdens de Koerdische Newroz-nieuwjaarsvieringen van maart 2011 gingen veel mensen in Zuidoost-Anatolië, het overwegend door Koerden bewoonde deel van Turkije, de straat op om meer rechten te eisen. Turkse politie- en legereenheden grepen in en arresteerden meer dan achthonderd mensen en er vielen tweehonderd gewonden.
Sinds begin 2011 vond in Turks Koerdistan een heropflakkering van het geweld plaats, waarbij tientallen Turkse soldaten en politieagenten de dood vonden. Ondertussen zitten nog steeds zestien Koerdische burgemeesters en honderden kaderleden van de politieke partij DTP in de cel. In Diyarbakir vonden grote manifestaties plaats om de vrijlating van de politieke gevangenen en de verlaging van de tienprocent-kiesdrempel te eisen. Die drempel wordt als ondemocratisch ervaren want hij zou vooral gericht zijn tegen democratische pro-Koerdische partijen.
Tijdens de parlementsverkiezingen van 12 juni 2011 kwamen er duizenden Koerden op straat nadat verkozen Koerdische politici werden gearresteerd en tot op heden nog steeds vast zitten.
Ankara reageerde met luchtbombardementen op PKK-stellingen in Iraaks Koerdistan, maar doodde hierbij ook vele Iraakse burgers.
Het Koerdische gedeelte van Turkije blijft ondertussen een zwaar gemilitariseerde zone waar er op dit moment naar schatting drieëndertigduizend Turkse troepen gemobiliseerd zijn.
Abdullah Öcalan waarschuwde reeds dat hoe langer Ankara talmt met het vredesproces, hoe minder controleerbaar de Koerdische PKK-strijders worden. Hierdoor zou een heropflakkering van geweld onafwendbaar worden.
Tegelijk is ook het Iraanse leger aan een offensief bezig tegen Koerdische guerrillero's van de PJAK — de « Iraanse vleugel » van de PKK — en bombardeert het eveneens stellingen van de PJAK in Iraaks Koerdistan.
Karl VANLOUWE. | |
Patrick DE GROOTE. |
De Senaat,
A. overwegende dat Koerdistan kan aanzien worden als een regio met een specifieke Koerdische culturele identiteit die verspreid ligt over Turkije, Armenië, Syrië, Iran en Irak;
B. overwegende dat de Koerdische bevolking beschikt over een eigen cultuur, taal en identiteit;
C. overwegende dat aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog de meeste Koerden binnen de grenzen van de provincie Koerdistan van het Ottomaanse Rijk woonden, en dat dit gebied na het Verdrag van Sèvres tussen de geallieerden en het Ottomaanse Rijk zijn onafhankelijkheid had kunnen verkrijgen;
D. gelet op het feit dat Kemal Atatürk dit verdrag verwierp en Koerdistan, Anatolië en Thracië terug onder controle kreeg en de geallieerden het Verdrag van Lausanne deed accepteren waarin deze gebieden onder de soevereiniteit van de nieuw opgerichte republiek Turkije vielen;
E. gelet op het feit dat het in Turkije gelegen gedeelte van Koerdistan 190 000 km² groot is en vijftien tot twintig miljoen Koerden telt, waardoor het naar schatting de helft van heel Koerdistan omvat;
F. gelet op het jarenlang aanslepend conflict tussen Turkije en de Koerdische minderheid in het zuidoosten van het land en het feit dat dit conflict meer dan veertigduizend slachtoffers en tienduizenden interne ontheemden heeft geëist;
G. gelet op het feit dat de Koerdische minderheid ook bij monde van de in het Turkse parlement zetelende pro-Koerdische BDP op vredelievende wijze ijvert voor meer autonomie;
H. gelet op het feit dat de leider van de PKK (Koerdische Arbeiderspartij), Abdullah Öcalan, een levenslange gevangenisstraf uitzit op het Turkse eiland Imrali ingevolge zijn ontvoering in Kenia en zijn uiteindelijke terdoodveroordeling op 29 juni 1999 die achteraf werd omgezet in een levenslange straf;
I. verwijzend naar de recente geschriften van Öcalan waarin hij pleit voor een vreedzame oplossing van de Koerdische kwestie door democratisering en socio-economische integratie van de Koerden, niet langer doelt op een eenzijdige secessie van Turks-Koerdistan, maar op een erkenning van de socio-culturele identiteit en tegelijkertijd geweld van de PKK afzweert;
J. gelet op het feit dat Abdullah Öcalan optreedt in hoedanigheid van onderhandelaar en vertegenwoordiger van de PKK in Turkije;
K. verwijzend naar de oproep van Öcalan tot oprichting van een zogenaamde « waarheids -en verzoeningscommissie » waarin de oorlogsmisdaden van Koerdische PKK-strijders en het Turkse leger zouden moeten worden onderzocht;
L. gelet op het feit dat artikel 301 van de Turkse Strafwet, dat het strafbaar maakt om de « Turksheid » te beledigen, als een beperking van de vrije meningsuiting kan worden aanzien;
M. verwijzend naar de voortgangsrapporten van de Europese Commissie over Turkije als kandidaat-lidstaat van de Europese Unie (EU) waarin Turkije wordt aangespoord om aan de toetredingscriteria van Kopenhagen te voldoen en de tekortkomingen op het vlak van vrouwenrechten, persvrijheid en rechten voor minderheden aan te pakken;
N. verwijzend naar resolutie 1519 van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa over de culturele situatie van de Koerden van oktober 2006,
I. Vraagt de regering :
1. de Turkse regering aan te moedigen het vredesproces met de Koerdische minderheid te heropenen;
2. de Koerden als minderheid te erkennen zodat dit in lijn is met wat de Europese Unie als minderheid beschouwt;
3. de Turkse regering te overtuigen van het belang van een erkenning van socio-culturele rechten van de Koerdische minderheid en dit wettelijk te verankeren;
4. de Turkse regering te vragen om artikel 301 van de strafwet, dat het strafbaar maakt om Turkije en haar instellingen te beledigen, niet meer toepast of geheel annuleert, evenals een einde te maken aan de criminalisering van vreedzaam protest;
5. bij de Turkse regering aan te dringen om legitieme vertegenwoordigers van de Koerdische bevolking te erkennen;
6. aan te dringen bij de Turkse regering om gebruik te maken van Abdullah Öcalans voorstel om een objectieve waarheids -en verzoeningscommissie te installeren om de tijdens het Koedische conflict begane misdaden van beide partijen te onderzoeken en te vervolgen;
7. er bij bilaterale contacten met vertegenwoordigers van de Turkse regering aan te blijven herinneren dat erkenning van socio-culturele rechten voor minderheden essentieel is voor de bilaterale betrekkingen en in het perspectief van EU-lidmaatschap;
8. de Turkse regering op te roepen de terugkeer van Koerden die tijdens het gewapend conflict hun dorpen ontvlucht zijn omdat deze vernield werden, mogelijk te maken en te steunen;
9. de Turkse regering op te roepen de zestien Koerdische burgemeesters en de honderden DTP politici die momenteel in de cel zitten vrij te laten;
10. aan de Koerden en hun vertegenwoordigers te vragen een legitieme vertegenwoordiger aan te duiden die door de meerderheid van de Koerdische bevolking gesteund wordt om te onderhandelen met de Turkse autoriteiten;
11. aan de Koerden en hun vertegenwoordigers te vragen constructief aan de onderhandelingen deel te nemen, net als aan de vreedzame implementatie van de akkoorden;
12. aan de Koerden en hun vertegenwoordigers te vragen af te zien van hun eisen om de vrijlating van Abdullah Öcalan te verkrijgen als voorwaarde om aan de onderhandelingen van het vredesproces te beginnen (conditio sine qua non);
13. eveneens aan de Koerden en hun vertegenwoordigers te vragen om af te zien van het gebruik van elke vorm van provocaties en geweld tegen Turkse doelwitten, voornamelijk burgers;
14. aan de Koerden en hun vertegenwoordigers te vragen om dissonante elementen in hun midden die zich opstellen tegen een onderhandelde oplossing met de Turkse regering geen forum te geven;
II. Vraagt de regering, de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden;
1. hernieuwde aandacht aan de Koerdische kwestie te geven;
2. de prominente rol van Abdullah Öcalan als legitieme vertegenwoordiger van de Koerdische bevolking in Turkije te erkennen;
3. de Turkse regering duidelijk te maken dat een oplossing voor de Koerdische kwestie een expliciete voorwaarde is voor de voortgang van de EU-toetredingsonderhandelingen;
4. de Turkse regering en Koerdische vertegenwoordigers bij te staan in hun normalisering van hun relaties en supervisie te bieden bij de oprichting en werking van de zogenaamde waarheids- en verzoeningscommissie.
14 oktober 2011.
Karl VANLOUWE. | |
Patrick DE GROOTE. |