5-89COM

5-89COM

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Annales

MARDI 5 JUILLET 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Rik Daems au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes sur «l'évaluation des pays de concentration» (nº 5-653)

De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik stel de vraag niet zonder enig eigenbelang. Niet zo lang geleden ben ik immers ereconsul van Togo geworden. Ik werd er meteen geconfronteerd met het Belgische concentratiebeleid, waardoor landen worden uitgesloten van onze ontwikkelingshulp.

Op welke basis evalueren we de definitie van concentratielanden en passen we die eventueel aan? Tot nog toe gold het argument dat we bij dezelfde concentratielanden moeten blijven omdat er ondersteuningprojecten over meerdere jaren lopen. Dat betekent dat de lijst slechts zeer zelden wordt gewijzigd.

Wat denkt de minister over de evaluatie van het beleid inzake concentratielanden? Denkt hij niet dat een evolutie van het concept concentratieland naar concentratieregio wenselijk is? West-Afrika, bijvoorbeeld, is een zeer belangrijke regio waar een aantal landen aan het begin staat van een belangrijke economische ontwikkeling, die ook andere landen zou kunnen meetrekken. Op die manier zou ons ontwikkelingsbeleid veel efficiënter zijn en kan ook gefocust worden op bepaalde sectoren en/of activiteiten. Zo zouden we ons kunnen richten op technologieën waarover we in ons land beschikken en waar de technologische transfer mogelijkheden biedt. Ik denk aan de groene technologie, waarin ons land koploper is. Alleen is ons beleid inzake ontwikkelingssamenwerking niet gericht op het zoeken naar synergieën die via een privaat-publieke samenwerking een multiplicatoreffect kunnen teweegbrengen.

België stuurt binnen het kader van Ontwikkelingssamenwerking grote hoeveelheden medicijnen naar bepaalde landen. Dat zou niet nodig zijn als ons land proper water als een concentratieactiviteit zou beschouwen. Ik weet dat dit voorbeeld eenvoudiger lijkt dan het in werkelijkheid is.

Kortom, zou het niet beter zijn het concept concentratielanden te vervangen door het concept concentratieregio en ons op bepaalde sectoren te gaan concentreren?

De heer Olivier Chastel, minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken. - De lijst van partnerlanden van de bilaterale gouvernementele samenwerking wijzigen is geen bevoegdheid van een regering in lopende zaken. Ik kan dus niet ingaan op de vragen over een eventuele wijziging in het beleid, enkel op een aantal technische overwegingen.

Alle bilaterale donors werken met landenprogramma's. Ik geloof dus niet dat men die aanpak zomaar kan omgooien. Zelfs donors die zich grotendeels of volledig in één sector specialiseren, werken toch nog met meerjarige landenprogramma's. Een dergelijke aanpak maakt de hulp meer voorspelbaar voor de betrokken partnerlanden en biedt ook de kans om in dialoog met de overheid prioriteiten en budgetten te bespreken.

Ik geloof dan ook niet in de gesuggereerde tegenstelling tussen een landenaanpak en een sectorale aanpak.

Er is in de Europese Unie wel een discussie aan de gang over de vraag of kleine en middelgrote donors er voordeel bij zouden hebben om zich sectoraal te specialiseren. Heeft het bijvoorbeeld zin dat België zich zou specialiseren in waterprojecten en Oostenrijk in bosbouw? Het argument is dat kleinere donors met beperkte budgetten schaalvoordelen zouden kunnen creëren in het beheer van hun hulpprogramma door zich te specialiseren. Tot nog toe heeft dat debat in de Europese Unie niet tot conclusies geleid.

Ik stel echter ook vast dat in de meeste partnerlanden België in een zeer klein aantal sectoren actief is. In 2008 werd beslist om de samenwerking in de achttien partnerlanden voortaan tot twee sectoren te beperken. In de praktijk worden vaak dezelfde sectoren gekozen, namelijk landbouw en gezondheid. Daarnaast komen ook onderwijs en steun aan decentralisatie (lokale overheden) in veel landen voor. Er is dus feitelijk een soort specialisatie van de Belgische bilaterale samenwerking gegroeid.

Het lijkt me niet wenselijk dat de Belgische samenwerking zich in de bestrijding van specifieke ziektes zou specialiseren. Het is uiteraard af en toe nodig om middelen uit te trekken voor één bepaalde ziekte, zoals bij een plotse cholera-epidemie. Doorgaans probeert de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zo'n aanpak echter te vermijden. Eerder dan specifieke ziektes te bestrijden probeert de Belgische samenwerking gezondheidssystemen in hun geheel te versterken. Ik wil die benadering ook behouden.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik dank de minister voor zijn eerlijke en duidelijke antwoord. Blijkbaar nemen we een ander standpunt in. Ik kom zeker terug op het onderwerp, waarschijnlijk in de vorm van een resolutie zodat we in debat kunnen treden, wat in het kader van een vraag niet mogelijk is.