5-28

5-28

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 30 JUNI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Algemene bespreking

De voorzitter. - De dames Saïdi en Matz en de heer Siquet, rapporteurs, verwijzen naar hun schriftelijke verslag.

De heer Piet De Bruyn (N-VA). - We gaan het hier niet nodeloos rekken, maar het leek ons toch raadzaam aangaande de programmawet nog enkele punten in herinnering te brengen.

Traditiegetrouw is de programmawet een samenraapsel van wetswijzigingen over diverse onderwerpen. Dat is deze keer niet anders, hoewel we er ooit omvangrijker hebben gezien. De wet bevat een aantal goede maatregelen. Ik denk aan de veralgemening van de elektronische aangifte en de strengere voorwaarden voor de dienstenchequesondernemingen. Toch meent onze fractie dat de wet ook een aantal fundamentele tekortkomingen bevat. Ik verwijs onder andere naar de afroming van de PWA-reserves. We hebben daar in de commissie uitgebreid over gediscussieerd en een amendement ingediend. We dienen dat amendement hier opnieuw in. Ik licht het kort toe.

Een vorige programmawet voorzag in de mogelijkheid voor de regering om de zorgvuldig opgebouwde reserves van de PWA's eenmalig af te romen. De regering gaf zichzelf een tijdsschema om dat te doen dat verstreek in het eerste kwartaal van 2011. We hebben daar toen tegen geprotesteerd en doen dat nu opnieuw. De regering heeft nagelaten te zorgen voor het uitvoeren van wat ze zelf in de programmawet had opgenomen. Wij denken dat het wijs is om er nu definitief voor te zorgen dat die afroming er niet kan komen, om de eenvoudige reden dat daarmee de PWA's worden gestraft die zorgvuldig en zeer behoedzaam met de middelen die hun werden gegeven zijn omgegaan, met het juiste doel voor ogen: het stimuleren van lokale werkgelegenheidsprojecten. Wij denken dat het geld dat daarvoor opzij is gezet, voor dat doel moet worden aangewend, door het te laten waar het hoort: bij de PWA's.

Het verrast ons dat het protest dat in de commissie en in de wandelgangen op alle banken te horen was, politiek niet wordt vertaald. Ik zie collega's van CD&V en van Open Vld die met wat ongenoegen en moeite voorbijgaan aan die fundamentele kritiek en die dan waarschijnlijk met veel moeite in hun lokale afdelingen en bij hun lokale besturen die asociale maatregel zullen verdedigen.

We verzetten ons ook tegen de voorgestelde wijziging met betrekking tot de progressieve arbeidshervatting voor de arbeidsongeschikten. Mijn collega Sleurs zal daar straks bij de amendementen iets meer in detail op ingaan.

Tot slot wil ik het hier hebben over de problematiek van de schijnzelfstandigheid, die zeer aanwezig is in onze dagelijkse sociaaleconomische werkelijkheid. We betreuren dat de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie, ondanks de publicatie van de uitvoeringsbesluiten die de samenstelling en de werkzaamheden van de normatieve en de administratieve afdeling van de commissie regelen, nog steeds niet van start gegaan is.

Die redenen volstaan voor ons om ons te onthouden bij de stemming over de programmawet, tenzij de Senaat onze amendementen zou steunen.

M. François Bellot (MR). - Le projet de loi-programme qui nous est soumis contient un volet emploi dont je soulignerai certains éléments.

Un caractère permanent est conféré à la carte de réduction « restructuration » pour les personnes licenciées lors d'une faillite, d'une fermeture ou d'une liquidation. Cette disposition contribue à la politique de pérennisation de certaines mesures prises pendant la crise.

De nouvelles sanctions administratives sont prévues à la charge des entreprises en cas de non-remise du rapport portant sur l'utilisation des moyens octroyés pour l'emploi de personnes de groupes à risque. On peut espérer que le tarif des amendes administratives qui sera fixé par arrêté royal d'exécution permettra de distinguer suffisamment les différents types d'infraction pour assurer la meilleure personnalisation possible de la sanction et tenir compte des circonstances propres à chaque cas.

Enfin la généralisation de la déclaration électronique à l'ONEM de toutes les formes de chômage temporaire contribue à la simplification administrative que le MR soutient dans tous les secteurs. Néanmoins, il semble que de nombreuses PME ne soient pas à l'heure actuelle en mesure de travailler avec ce nouveau système. Certains commerçants ou artisans, notamment parmi les plus âgés, ne disposent pas par exemple d'une adresse de courriel. Ils seraient 27 pour cent de leur catégorie. Le projet de loi prévoit que le Roi peut fixer les conditions dans lesquelles reste possible l'envoi par recommandé adressé au bureau de chômage de l'ONEM du lieu où se trouve l'entreprise. J'attire dès lors l'attention de la ministre de l'emploi sur l'importance de proposer, dans les meilleurs délais, à la signature du Roi les arrêtés nécessaires pour permettre à tout le moins la transition, à défaut de quoi de nombreuses moyennes, petites et très petites entreprises seront en difficulté. Cette période transitoire donnerait notamment aux secrétariats sociaux le temps d'informer ces PME et de les aider à adopter la procédure d'envoi électronique.

Le projet de loi-programme prévoit également dans le titre IV « Finances » d'attribuer un caractère définitif aux mesures temporaires de réduction du taux de TVA à 6% pour des services à haute intensité de main-d'oeuvre ; cela concerne le secteur de la construction, plus particulièrement la rénovation des logements de plus de cinq ans. Mon groupe se réjouit de la pérennisation de cette mesure de réduction de TVA. Nous avons d'ailleurs toujours prôné le renouvellement de cette importante disposition et sommes heureux qu'un accord ait pu être obtenu au sein du gouvernement. Cette mesure, temporaire depuis dix ans, devient enfin définitive. Il s'agit d'un élément extrêmement positif et bénéfique en termes de création et de maintien d'emplois ainsi que de recettes pour l'État, notamment par la baisse du travail au noir et l'amélioration de la qualité du parc de logements.

Mon groupe soutient ces dispositions fiscales et souhaite qu'elles constituent un premier pas vers l'adoption d'autres mesures de soutien au secteur de la construction. Nous pensons notamment à la déductibilité fiscale des frais d'isolation des murs et des sols et à la réduction du taux de TVA pour la démolition et la reconstruction des bâtiments d'habitation. Cette mesure incitative avait prouvé tout son intérêt, pour les investisseurs comme sur le plan urbanistique ; elle n'a malheureusement pas été poursuivie. Nous essayerons à l'avenir de renouveler l'opération et d'étendre à ce domaine le taux réduit de 6%.

De heer Frank Vandenbroucke (sp.a). - We zullen ons, net als de sp.a-fractie in de Kamer, onthouden bij de stemming over het geheel van dit ontwerp. Het bevat goede elementen, zoals een efficiëntere aanpak van fraudemechanismen in de sector van de dienstencheques. We zullen ons echter onthouden omdat we op één punt een meningsverschil hebben, namelijk over de inhouding van de reserves van de PWA's en, binnen de PWA's, van de afdelingen die zich bezighouden met het circuit van de dienstencheques. We denken dat dit een zeer grote vergissing is. Naar ons gevoel wordt een totaal verkeerd signaal gegeven aan de PWA's.

Aangezien wij redelijke mensen zijn die zoeken naar tussenwegen en compromissen, hebben we, los van het verregaande amendement van de collega's van NV-A, die zeggen dat deze maatregel niet mag doorgaan, een tussenweg voorgesteld waarbij de PWA's verplicht worden op basis van de reserves die ze hebben, afspraken te maken met de gewestelijke diensten, waardoor dit geld wordt ingezet voor activering, opleiding en inschakeling, van de betrokken doelgroepen. De PWA's worden dus verplicht geen spaarkas te zijn, maar een instrument van activering op het terrein.

Ik heb begrepen dat velen van de meerderheid meenden dat dit een goed idee is. Er werd zelfs overwogen in een latere fase een wetsvoorstel in die zin in te dienen. Vandaag een bepaling goedkeuren en daarna een wetsvoorstel indienen dat het tegendeel beoogt, is uiteraard geen voorbeeld van goed bestuur. Wij stellen voor de zaken te vereenvoudigen en meteen een regeling aan te nemen die bepaalt dat de reserves niet door de overheid worden afgeroomd, maar ingezet worden voor activering. Zoals bij vorige gelegenheden willen wij garanderen dat, indien de meerderheid op dit amendement ingaat, wij bliksemsnel al het nodige zullen doen om de tekst in de Kamer opnieuw te laten behandelen, zodat er geen tijd verloren gaat. Het zou een groter tijdverlies betekenen als deze tekst wordt goedgekeurd en er over een enkele weken een wetsvoorstel wordt ingediend om het omgekeerde te bereiken.

Zoals de heer De Bruyn al gezegd heeft, is dit uiteraard een debat tussen meerderheid en minderheid. Bij de Vlaamse steden en gemeenten, de PWA's en de sociale organisaties geniet ons voorstel een zeer grote steun. Ik vraag dan ook daar terdege rekening mee te houden. Wij pleiten dus voor ons amendement, dat een soort compromis is, dat minder ver gaat dan het voorstel van de NV-A. We denken dat met ons voorstel veel ellende en onnodig toekomstig wetgevend werk kan worden vermeden.

(Voorzitter: de heer Danny Pieters.)

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Uit de meest recente cijfers die het RIZIV publiceerde, blijkt dat er bijna 300 000 invaliden zijn en dat er 30 miljoen vergoedbare ziektedagen waren in primaire arbeidsongeschiktheid. Het gaat om een jaarlijks budget van 5 miljard euro.

De verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval is natuurlijk een belangrijke pijler in onze sociale zekerheid. Het spreekt voor zich dat we solidair moeten zijn met personen die getroffen worden door arbeidsongeschiktheid. Solidariteit met deze groep van personen betekent dat we hen een inkomensvervangende uitkering moeten toekennen, maar bovenal dat we hen in de mate van eenieders mogelijkheden terug moeten begeleiden naar de arbeidsmarkt. Dat vergt een actief beleid. Zo'n beleid dient erin te bestaan dat elke arbeidsongeschikte die langer dan twee maanden arbeidsongeschikt is, individueel begeleid wordt, zodat elkeen die volledig of gedeeltelijk opnieuw geïntegreerd kan worden in de arbeidsmarkt daar maximaal de kans toe krijgt.

Uit de cijfers die ter beschikking werden gesteld van mijn collega's in de Senaat en in de Kamer, blijkt dat de progressieve werkhervatting tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid absoluut geen succes is. Middels het actieplan back to work wenst de minister meer arbeidsongeschikten opnieuw aan de slag te krijgen. Uiteraard steunen we de idee om meer arbeidsongeschikten terug op de arbeidsmarkt te krijgen, maar we hebben fundamentele bedenkingen bij de voorgestelde maatregelen.

Momenteel kan een progressieve werkhervatting tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid enkel indien de arbeidsongeschikte daartoe vooraf de toestemming krijgt van de adviserend geneesheer van zijn ziekenfonds. In de programmawet wordt deze voorafgaande toestemming een a posteriori toestemming. Een loutere wijziging van een a priori toestemming in een a posteriori zal geen zoden aan de dijk brengen. Integendeel. De minister ondergraaft het nut van de tussenkomst van de adviserend geneesheer bij progressieve werkhervatting. Er wordt rechtsonzekerheid gecreëerd voor de sociaal verzekerde en de controle op de arbeidsongeschikte-verzekerde wordt bemoeilijkt.

Daarom wenst de N-VA het voorstel te amenderen. In de amendementen 6 en 7 voeren wij voor de arbeidsongeschikte die progressief het werk hervat, een onmiddellijke informatieplicht in ten aanzien van het ziekenfonds en heffen we de systematische tussenkomst van de adviserend geneesheer op. De adviserend geneesheer kan dan, op basis van de melding van de arbeidsongeschikte, enerzijds, en het medisch dossier, anderzijds, bepalen welke arbeidsongeschikte hij oproept en onderzoekt in het kader van die progressieve werkhervatting. Op die manier kan een goed en gericht beleid worden gevoerd. Zo worden voor de arbeidsongeschikte alle administratieve drempels voor een progressieve werkhervatting weggenomen en kan de adviserend geneesheer zich ten volle concentreren op die gevallen die echt begeleiding nodig hebben.

In ondergeschikte orde dienen we amendement 8 in. Dat strekt ertoe enkel een onmiddellijke informatieplicht in te voeren voor de arbeidsongeschikte die progressief het werk wil hervatten. Aan het voorstel omtrent de systematische a posteriori controle van elke progressieve werkhervatting wordt dan niet geraakt. Een onmiddellijke administratieve meldingsplicht voor de arbeidsongeschikte die het werk hervat, is, om te beginnen, absoluut noodzakelijk met het oog op een afdoende registratie van de arbeidsongeschikten die zich wagen aan een progressieve werkhervatting, want meten is weten. Het is ook nodig om de sociaal verzekerde bij de sociale zekerheid te betrekken en met het oog op de rechtszekerheid voor de arbeidsongeschikte, het ziekenfonds en de controlerende instanties.

Bovendien wordt een dergelijke informatieplicht van de arbeidsongeschikte al expliciet aanvaard in doctrine en jurisprudentie. Het wettelijk verankeren van deze informatieplicht zal ons als maatschappij in staat stellen om werkelijk solidair te zijn met de arbeidsongeschikte en hem of haar alle kansen te bieden om zich opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt.

-De algemene bespreking is gesloten.