5-1063/4 | 5-1063/4 |
29 JUNI 2011
De Senaat,
A. gelet op het « Comprehensive Peace Agreement (CPA) », dat op 9 januari 2005 ondertekend werd;
B. heeft kennis genomen van de resultaten van het referendum over onafhankelijkheid van de zuidelijke regio van Soedan, waar een opkomst van 98 % met een meerderheid van 98,83 % besliste voor onafhankelijkheid;
C. gelet op het vredevolle verloop van het referendum dat liep van 9 tot 15 januari 2011, en door internationale waarnemers als democratisch werd beschouwd;
D. gelet op de steun van de Europese Unie en andere internationale organisaties in de organisatie van dit referendum;
E. gelet op de resolutie van het Europees Parlement van 9 juni 2011 betreffende Soedan en Zuid-Soedan;
F. overwegende dat het referendum werd georganiseerd zoals gestipuleerd in de vredesovereenkomst van 2005 tussen de Soedanese regering en de Soedanese Volksbevrijdingsbeweging (SPLM), dat de tweede Soedanese burgeroorlog beëindigde;
G. overwegende dat artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (1966) stipuleert dat « alle volkeren het zelfbeschikkingsrecht bezitten. Uit hoofde van dit recht bepalen zij in alle vrijheid hun politieke status en streven zijn vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na »;
H. gelet op de geschiedenis van Soedan, dat sinds zijn onafhankelijkheid in 1956 slechts elf jaar van vrede heeft gekend, twee miljoen slachtoffers heeft geëist en meer dan vier miljoen mensen op de vlucht heeft doen slaan;
I. gelet op het feit dat Zuid-Soedan grotendeels verwoest is door de burgeroorlogen, en er onvoldoende voorzieningen en infrastructuur aanwezig is om de economie te laten draaien;
J. gelet op de precaire veiligheidssituatie in Soedan en de verschillende openstaande kwesties die nog een onderhandelde oplossing vragen;
K. gelet op de taken van UNMIS belast met de implementatie van de vrdesovereenkomst van 2005, zijnde het leveren van humanitaire hulp en bescherming, net als het promoten van de mensenrechten en het bijstaan van de Missie van de Afrikaanse Unie in Soedan (AUMIS), en dat het mandaat van UNMIS afloopt op 30 april 2011;
L. gelet op de tweeledigheid van de bevolking van Soedan, met in het noorden een overwegend islamitisch, van Arabische oorsprong zijnde bevolking die Arabisch spreekt; en in het zuiden een populatie die het christendom, animisme en natuurgodsdiensten aanhangt, voornamelijk van Nilotische oorsprong zijn, en niet-Arabische talen spreekt;
M. gelet op het feit dat de stad Abyei nog steeds een niet nader bepaald statuut heeft omdat het op de de facto grens ligt van Soedan met Zuid-Soedan, en gelet op de bevoegdheid van het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag, en gegeven dat Abyei in een regio zit waar meer dan een vierde van de olievoorraden van Soedan zich bevinden;
N. gelet dat verschillende stammen in Zuid-Soedan zich tegen het regionaal bestuur van Zuid-Soedan in Juba hebben gekeerd uit onvrede met de onderdrukking die zij ondergaan van de veelal dominerende Dinka stam;
O. gelet op de precaire toestand waarin sommige Soedanese regio's zich bevinden en de verdere nood aan ondersteuning voorr een vreedzame oplossing. Immers, ondanks de vredesovereenkomst van 2005 en het geslaagde referendum laaien conflicten nog steeds hoog op;
P. gelet op de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni 2011 over Soedan, die voorzien in de versterking en de ontwikkeling van de betrekkingen van de Europese Unie met de regering en de bevolking van Zuid-Soedan, inclusief het aanknopen van diplomatieke betrekkingen,
I. vraagt de regering :
1. van zodra mogelijk ook daadwerkelijk over te gaan tot de erkenning van Zuid-Soedan, in overleg met de Europese partners, los van eventuele verklaringen vanuit Soedan;
2. diplomatieke bilaterale contacten op te zetten in de Zuid-Soedanese hoofdstad Juba;
3. de huidige diplomatieke betrekkingen met Soedan opnieuw te evalueren in het licht van de aan Zuid-Soedan verleende onafhankelijkheid;
4. op Europees en internationaal niveau blijvend aandacht te vragen voor de precaire veiligheidssituatie in het land;
II. vraagt de regering de regeringen van Soedan en Zuid-Soedan ertoe aan te zetten :
1. de democratisch verkozen Zuid-Soedanese Legislatieve Assemblee te gebruiken als parlement van de nieuwe republiek;
2. de grenzen rond de stad Abyei te respecteren overeenkomstig de beslissing van het Permanent Hof van Arbitrage;
3. de vrijheid van meningsuiting, van persvrijheid, van vereniging, van religie van de bevolking te respecteren en aan te moedigen;
4. de rechten van de minderheden te respecteren en op te treden tegen repressief bewind van lokale heersers en de corruptie uit te roeien;
5. artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten te respecteren;
III. vraagt de regering de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie te verzoeken :
1. diplomatieke betrekkingen aan te knopen met de Republiek van Zuid-Soedan;
2. de huidige diplomatieke betrekkingen met Soedan opnieuw te evalueren in het licht van de aan Zuid-Soedan verleende onafhankelijkheid;
3. de Zuid-Soedanese regering te blijven steunen in haar streven om te voldoen aan de behoeften van haar bevolking zoals gedefinieerd in de besluiten van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni 2011;
4. het mandaat van EU Special Representative to Sudan Rosalind Marsden te verlengen van 31 augustus 2011 tot 31 december 2011 om de eerste maanden van het bestaan van Zuid-Soedan passend te begeleiden als hoofdvertegenwoordiger van de Europese Unie ter plaatse;
5. de Afrikaanse Unie volle steun te verlenen bij vredesoperaties in Soedan.