5-578/1 (Senaat) 53-1426/001 (Kamer)

5-578/1 (Senaat) 53-1426/001 (Kamer)

Belgische Senaat en Kamer van volksvertegenwoordigers

ZITTING 2010-2011

10 JANUARI 2011


Kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en de rol van het Internationaal Strafhof voor ex-Joegoslavië


VERSLAG NAMENS HET FEDERAAL ADVIESCOMITÉ VOOR DE EUROPESE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEREN MAHOUX (S) EN FLAHAUT (K)


I. INLEIDING

Op 21 december 2010 heeft het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden een ontmoeting gehad met de heer Serge Brammertz, hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof voor ex-Joegoslavië.

II. UITEENZETTING VAN DE HEER SERGE BRAMMERTZ, HOOFDAANKLAGER VAN HET INTERNATIONAAL STRAFHOF VOOR EX-JOEGOSLAVIË

De heer Brammertz is verheugd de vooruitgang te kunnen melden die het Bureau van de procureur heeft geboekt om de opdracht van het Strafhof te volbrengen, namelijk vaststellen wie verantwoordelijk is voor de ernstige misdaden die zijn begaan in de loop van het conflict in ex-Joegoslavië.

Het team is vastbesloten zijn werkzaamheden tot het einde voort te zetten. Het is de bedoeling dit snel te doen, maar met inachtneming van de integriteit van de procedures en het algemeen belang van het gerecht. We hebben er allemaal belang bij een goed evenwicht te vinden tussen die twee belangrijke doelstellingen.

De termijn die oorspronkelijk voor de werkzaamheden van het Hof was vastgelegd — eind 2010 — zal binnenkort om zijn en we zijn nog volop bezig met een heel aantal processen in eerste aanleg en in beroep. Hier zijn een heleboel verklaringen voor, zoals wij door de jaren heen in onze verslagen over de strategie voor de voltooiing van de werkzaamheden van het Strafhof al hebben uitgelegd en dit ook vandaag weer doen. Internationaal strafrecht is inderdaad een ingewikkelde en onvoorspelbare onderneming. De heer Brammertz neemt wel de verantwoordelijkheid voor de achterstand die te wijten is aan het Bureau van de procureur. Het Bureau van de procureur denkt voortdurend na over zijn resultaten en strategieën, om nog doeltreffender te kunnen werken. De internationale gemeenschap beschikt over beperkte middelen en moet vele tegenstrijdige prioriteiten verzoenen. De heer Brammertz bevestigt dan ook opnieuw dat de gemeenschap zich dient te blijven engageren zodat de investeringen die worden gedaan op het vlak van justitie en het bepalen van de verantwoordelijkheid voor de misdaden die in ex-Joegoslavië werden begaan, binnen een aanvaardbare termijn zoveel mogelijk resultaten opleveren.

De Procureur zal vandaag de vier prioriteiten uiteenzetten die het Bureau heeft vooropgesteld.

Ten eerste dienen de processen in eerste aanleg en in beroep zo efficiënt mogelijk te worden afgehandeld. U kan in de verslagen die de voorzitter en die ons Bureau u hebben bezorgd, veel informatie vinden over de vooruitgang die is geboekt in de zaken die voor het Hof zijn gebracht. We maken vooruitgang en in de betrokken periode hebben we een aantal belangrijke mijlpalen gehaald : er is een proces in beroep afgewerkt en twee processen in eerste aanleg zijn afgehandeld; twee andere lopen op hun einde en zouden begin volgend jaar rond moeten zijn; in nog twee processen heeft de aanklager zijn middelen voorgelegd.

De zaak Haradinaj en consoorten is terug naar eerste aanleg verwezen, voor een nieuw gedeeltelijk proces. Het internationaal strafrecht heeft een grote stap vooruit gezet toen de Beroepskamer de intimideringsmanoeuvres tegen de getuigen tijdens het eerste proces in deze zaak heeft veroordeeld. Om het bijkomende werk aan te kunnen, hebben wij de bestaande krachten en middelen van ons Bureau moeten gebruiken en hebben wij er soepel mee moeten omgaan.

Ons Bureau zit aan het maximum van zijn mogelijkheden. Er vertrekt wel steeds meer personeel, vooral tijdens de uiteindelijke, cruciale fase van het voorleggen van de bewijslast, wat ons ertoe noopt steeds meer te eisen van degenen die er nog zijn. Het personeel van ons Bureau heeft zich opmerkelijk toegewijd getoond en door zijn inspanningen hebben wij onze werkzaamheden naar behoren kunnen voortzetten. Het personeel dat ons trouw is gebleven, verdient de dankbaarheid van iedereen.

Een tweede prioriteit is ons te verzekeren van de medewerking van de staten, om de opdracht van het Strafhof tot een goed einde te brengen. De medewerking van de staten van het ex-Joegoslavisch gebied is daarbij bijzonder belangrijk, voor alle aspecten van onze werkzaamheden.

Servië blijft goed meewerken aan de lopende zaken. Het land zorgt ervoor dat de aanvragen voor raadpleging van documenten en archieven worden gehonoreerd en behandelt op correcte wijze de vragen in verband met getuigen.

Dat Servië echter de twee laatste beschuldigden die op de vlucht zijn, Ratko Mladić et Goran Hadžić, nog niet heeft opgepakt, blijft één van de grootste problemen. Het land dient ervoor te zorgen dat het op het terrein net zo doeltreffend is als het beweerde bij de belofte om de twee arrestaties te verrichten. De tijd gaat voorbij en wij zien geen resultaten. In het laatste rapport hebben wij een aantal aanbevelingen gedaan om het land te helpen doeltreffender op te treden bij het aanhouden van de voortvluchtigen. In november heeft de heer Brammertz ter plekke vastgesteld dat ze de aanbevelingen ook echt toepassen, maar er blijft nog veel te doen en het tempo moet worden opgevoerd.

In het algemeen hoort Servië meer initiatief te tonen in de zoektocht naar de gevluchte beschuldigden. De slaagkansen hangen vooral af van een alomvattende strategie die de actie van alle betrokkenen moet coördineren en in alle richtingen moet gaan, zodat er concreet druk kan worden uitgeoefend met het oog op de arrestaties. Servië moet bijvoorbeeld naast de speuracties die het onderneemt, de mensen en de netwerken die voortvluchtige beschuldigden helpen zich voor justitie te verstoppen, strenger aanpakken. Het moet duidelijk aangeven dat de mensen die hen verborgen houden gestraft zullen worden.

Servië speelt de sleutelrol bij de arrestatie van Ratko Mladić en Goran Hadžić. Deze laatsten kunnen voor het gerecht worden gebracht als alle belangrijke actoren vastbesloten zijn om daarin te slagen en ook efficiënt samenwerken om dat doel te bereiken.

Kroatië is meestal wel bereid om in te gaan op de verzoeken om hulp. Er blijft echter een belangrijke kwestie onopgelost, namelijk het produceren van duizenden militaire documenten in verband met de operatie « Storm ». De interinstitutionele groep die de Kroaten hadden opgericht om de ontbrekende militaire documenten te zoeken of een verklaring te vinden voor hun verdwijning, is begonnen de nieuwe pistes te onderzoeken die het Bureau hem meer dan een jaar geleden heeft aangewezen. Uit de rapporten die de groep ons stuurt blijken echter leemtes die nog steeds niet zijn aangevuld en die vragen oproepen waar nog steeds geen antwoord op is. Ons Bureau heeft van de groep een bijkomend verslag ontvangen, waarin een aantal domeinen worden aangestipt die problemen opleveren. De heer Brammertz moedigt Kroatië aan om zich over die problemen te beraden en een verklaring te geven voor wat er met die documenten is gebeurd.

Bosnië-Herzegovina geeft voldoende antwoord op de vragen om hulp. Het land dient echter meer inspanningen te leveren bij de strijd tegen de netwerken die voortvluchtigen helpen. Het is erg zorgwekkend dat Radovan Stankovič, die veroordeeld werd wegens oorlogsmisdaden, meer dan drie jaar na zijn ontsnapping uit de gevangenis van Foča nog steeds op de vlucht is. De autoriteiten van Bosnië-Herzégovina moeten alle mogelijke maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat Radovan Stankovič; terug de gevangenis ingaat en de mensen die hem geholpen hebben te vluchten, straffen.

Het Bureau van de procureur blijft de volledige toepassing steunen van de Nationale Strategie inzake oorlogsmisdaden die door Bosnië-Herzegovina werd uitgewerkt. Na deze belangrijke realisatie worden de gerechtshoven die kennis hebben van oorlogsmisdaden op alle niveaus van het gerechtelijk systeem in Bosnië-Herzegovina aangemoedigd om hun acties beter te coördineren.

Ook is het belangrijk dat de strategieën van vervolging van oorlogsmisdaden in alle staten van ex-Joegoslavië op elkaar worden afgestemd. De hindernissen die de uitlevering van verdachten en van bewijsmateriaal tussen staten momenteel in de weg staan, zijn tegenovergesteld aan de inspanningen die in de hele streek worden gedaan om de verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden vast te stellen. Deze problemen moeten dringend worden opgelost.

Dit brengt ons tot de derde prioriteit, die eruit bestaat ervoor te zorgen dat wij onze tegenhangers in de landen van ex-Joegoslavië bekwamer maken om de verantwoordelijkheid voor de oorlogmisdaden vast te stellen. Het Bureau wil zeker zijn dat — wanneer het strafhof de deuren sluit — al het mogelijke is gedaan om informatie en knowhow te delen met de gerechtshoven van de streek, zodat de vele nog niet afgehandelde zaken van oorlogsmisdaden alsnog voor de rechter kunnen worden gebracht. Bij de inspanningen die wij in die richting doen, is het programma « verbindingsprocureurs » dat door de Europese Unie wordt gefinancierd, een hoofdelement. Dankzij dit programma werken drie procureurs uit de streek (afkomstig uit Bosnië-Herzegovina, Kroatië en Servië) als verbindingsprocureurs in het Bureau van Den Haag. Doordat zij in ons personeel geïntegreerd zijn, krijgen zij een unieke kans om de deskundigen en de gegevensbanken van het Hof te raadplegen, om in hun land onderzoek te doen en vervolgingen in te stellen.

De vierde en laatste prioriteit bestaat erin het aantal personeelsleden van ons Bureau te verminderen en op efficiënte en soepele wijze over te gaan naar de voorgestelde structuur voor de uitoefening van de basisfuncties. Tijdens de bedoelde periode heeft het Bureau 30 banen van administrator geschrapt en 12 banen van ambtenaar voor algemene zaken. Deze inkrimping maakt volledig deel uit van een ontwikkeling die tijdens het volgende semester nog zal worden versneld, naarmate er meer processen worden afgerond. Tegelijkertijd blijft het Bureau interesse tonen en neemt het deel aan de discussies over het installeren van een structuur die het werk zal overnemen wanneer het Bureau de deuren sluit. Het opbouwen van een passende structuur is een ingewikkelde taak en wij doen al het mogelijke om de werkgroep ter zake te steunen en om onze ervaring met hem te delen.

Tot slot komt de heer Brammertz terug op het eerste thema, namelijk het gedeelde belang om voor deze werkzaamheden het juiste evenwicht te vinden tussen een snelle afwikkeling en een integere aanpak. De inspanningen zullen uiteraard gericht zijn op het afronden van de werkzaamheden, maar tegelijkertijd is de steun van de internationale gemeenschap meer dan ooit van belang. Deze steun is nodig om ervoor te zorgen dat het Bureau over de nodige middelen beschikt om zijn taak te volbrengen. Na zeventien jaar van baanbrekend werk en belangrijke verwezenlijkingen, mag men niet terugdeinzen voor het laatste obstakel.

Nog belangrijker is dat het Bureau steun nodig heeft voor de aanhouding van de twee laatste nog voortvluchtige beschuldigden : Ratko Mladić en Goran Hadžić. Men moet ervoor zorgen dat deze twee personen zich komen verantwoorden voor de misdaden waarvan men hen beschuldigt. De slachtoffers van de ergste misdaden die in ex-Joegoslavië werden begaan, waaronder de volkerenmoord van Srebrenica, kunnen niet in de steek worden gelaten zonder dat er waarlijk recht wordt gesproken. Ruimer bekeken is het feit dat Ratko Mladić en Goran Hadžić nog steeds voortvluchtig zijn een obstakel voor de verzoening in de streek en ondermijnt het de geloofwaardigheid van het internationaal recht in het algemeen.

Hoewel Servië het hoofdaandeel heeft in hun aanhouding, speelt de internationale gemeenschap in dit opzicht ook een rol. Met haar steun en met een efficiënte toepassing van een aantal voorwaarden ter stimulering, kan Servië worden aangemoedigd om de zoektocht te versnellen. Als alle betrokkenen zich wat meer inspannen, kunnen we deze voortvluchtigen te pakken krijgen en de netwerken die hen ondersteuning bieden, ontmantelen.

III. GEDACHTEWISSELING

Er heeft een gedachtewisseling achter gesloten deuren plaatsgevonden tussen de heer Brammertz en de leden van het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden. Het volledige verslag van november bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat hieronder is overgenomen, vormde de basis van de besprekingen.

IV. VERSLAG VAN DE PROCUREUR BIJ DE VEILIGHEIDSRAAD VAN DE VERENIGDE NATIES — NOVEMBER 2010

1. Inleiding

Dit is het veertiende verslag over de strategie met betrekking tot de afronding van de werkzaamheden die de Procureur ter uitvoering van resolutie 1534 (2004) heeft voorgelegd.

In de loop van de betrokken periode heeft het Bureau van de Procureur zich op vier prioriteiten toegespitst. Ten eerste is het vastbesloten gebleven om de processen in eerste aanleg en in beroep snel tot een goed einde te brengen en daarbij het belang van het gerecht te beschermen. Het heeft alle beschikbare middelen gebruikt om het voorleggen van zijn bewijsmiddelen ter zitting te bespoedigen en zijn procedures te rationaliseren. Dankzij een grote flexibiliteit bij de toewijzing van zijn middelen is het er tot dusver in geslaagd zijn middelen in eerste aanleg en in beroep voor te leggen, ondanks de beperking van het personeelsbestand.

Ten tweede is een van de eerste prioriteiten van het Bureau van de Procureur de aanhouding van Ratko Mladić en Goran Hadžić, de twee beschuldigden die nog voortvluchtig zijn. Hun aanhouding en hun overbrenging naar Den Haag om er te worden berecht, is van essentieel belang om de slachtoffers recht te doen en de opdracht van het Tribunaal in het algemeen af te ronden zoals het hoort.

Ten derde blijft het Bureau van de Procureur de partnerschappen met zijn collega's in de streek van het voormalige Joegoslavië versterken. Het is van primordiaal belang om de capaciteiten van de nationale systemen te versterken om verder de verantwoordelijkheid van de plegers van de misdaden tijdens het conflict vast te stellen.

Tot slot richt het Bureau van de Procureur zijn inspanningen op de sluiting ervan, op een doeltreffende en beredeneerde manier. In dat verband ziet het erop toe dat de vermindering van het personeelsbestand op een transparante en billijke manier verloopt. Het zorgt er ook voor dat de institutionele kennis en de lessen uit de ervaring worden samengebracht en bewaard om het « erfgoed » van het Tribunaal te vormen.

2. Afronding van de processen in eerste aanleg en in beroep

a) Maatregelen om het voorleggen van de bewijsmiddelen ter zitting te bespoedigen

Tijdens de betreffende periode heeft het Bureau van de Procureur verder alle redelijke middelen gebruikt om de processen te versnellen, zonder daarom het belang van het gerecht in het gedrang te brengen. Het heeft in alle zaken een coherente werkmethode gehanteerd om het voorleggen van zijn middelen ter zitting te rationaliseren. De volgende maatregelen, die telkens als het mogelijk is worden toegepast, maken deel uit van de essentiële aspecten van deze methode : samenwerken met de advocaten van de verdediging om te komen tot raakpunten over met name contextuele of historische feiten, teneinde de tijd te beperken om die te bewijzen ter zitting; in overleg met de teams van de verdediging de punten van overeenstemming en van verdeeldheid bepalen met betrekking tot de documenten vóór de voorstelling ervan ter zitting en daarbij de tijd beperken om deze zaken in de rechtszaal te bespreken; de Kamer van eerste aanleg vragen om met toepassing van artikel 94 B) van het Reglement de gerechtelijke vaststelling van verschonende feiten in andere zaken te doen; de Kamer vragen de schriftelijke getuigenverklaringen toe te laten onder de regeling van artikel 92bis van het Reglement (zonder tegenverhoor indien mogelijk) en onder die van artikel 92ter, teneinde de zittingstijd die nodig is voor de indiening ervan in te korten; de documenten rechtstreeks op de zitting voorstellen om de lange procedure van voorstelling van de documenten via getuigen te vermijden; de getuigen vragen de documenten te onderzoeken alvorens hun opmerkingen schriftelijk in te dienen en voor te stellen in een tabel of in de vorm van een verklaring uit hoofde van artikel 92ter van het Reglement; en de verlenging van de zittingen of bijkomende zittingen vragen om het getuigenverhoor te beëindigen en zo kosten en vertragingen te voorkomen in verband met de verlenging van hun verblijf in Den Haag tijdens het weekend of hun terugkeer op een later moment.

Wanneer deze maatregelen werden aangenomen door de Kamer van eerste aanleg, hebben ze heel wat tijdswinst op de zitting opgeleverd. Er dient te worden opgemerkt, zoals we hieronder zullen zien, dat in de zaken Perišić en Stanišić en Simatović de openbare aanklager de voorstelling van zijn middelen (bijna) heeft beëindigd in een veel korter tijdsbestek dan oorspronkelijk was gepland, en dat dankzij de uitvoering van deze maatregelen.

b) Maatregelen voor een efficiënt gebruik van het dagboek van Mladić

In februari 2010 hebben de Servische autoriteiten de militaire logboeken van Ratko Mladić en bijbehorende opnames teruggevonden (het « dagboek van Mladić »). Het overdragen van het dagboek van Mladić aan het Bureau van de Procureur was een belangrijke stap voor de afronding van de lopende processen voor het Tribunaal.

Het Bureau van de Procureur heeft in de eerste plaats getracht strategieën uit te werken om vertragingen met betrekking tot de voorstelling van dit dagboek zoveel mogelijk te beperken. Zo heeft het een werkgroep opgericht die erop moet toezien dat alle vragen rond het dagboek van Mladić op een uniforme en snelle manier worden behandeld. Het heeft ook al zijn beschikbare middelen aangewend voor de behandeling van dit dagboek. In totaal hebben zijn werknemers 3 731 bladzijden uitgeschreven in drie maanden tijd om het werk van de vertaaldiensten en de analyse van deze stukken door de ploegen van defensie te vergemakkelijken. Deze taken werden snel uitgevoerd ondanks de moeilijkheden vanwege de slechte staat van sommige schriften en de noodzaak om de integriteit van het bewijsmateriaal te beschermen.

Het Bureau van de Procureur heeft ook het overleggen van de documenten aan de ploegen van defensie gecentraliseerd en heeft ze continu doorgegeven. Het elektronische communicatiesysteem werd regelmatig gevoed met het uitschrijven en vertalen van het dagboek in het Engels. In bepaalde gevallen werden de documenten de dag na de ontvangst van de vertaling doorgegeven. In de zaken waarbij het proces ver gevorderd was, heeft het Bureau van de Procureur slechts de toelating van de belangrijkste gedeelten van het dagboek van Mladić gevraagd.

Zoals verder wordt uitgelegd, heeft het Bureau van de Procureur door deze inspanningen deze cruciale bewijzen kunnen gebruiken en daarbij de vertragingen door de toelating ervan in de lopende zaken zoveel mogelijk beperkt.

c) Doeltreffend personeelsbeleid

De Aanklager heeft de bijkomende en onverwachte werklast in de gedingen in eerste aanleg en in beroep zonder meerkosten kunnen verwerken, dank zij een grote flexibiliteit in het personeelsbeleid. Zodra ambtenaren van de afdeling Processen beschikbaar waren volgens het tijdschema van de processen waaraan zij werkten, werden hen andere kortetermijnprojecten binnen het Bureau toegewezen. Zo ook werden de ambtenaren van de afdeling Beroepen ingezet voor het nieuwe proces in eerste aanleg op vraag van de Kamer van beroep in de zaak Haradinaj (zie verder), voor het proces van Jelena Rasić wegens smaad (zie verder), en voor de herziening van het proces Sljivančanin (zie verder), dit alles bovenop hun normale activiteiten in beroep.

Het vertrek van ambtenaren van het Bureau van de Procureur vóór het einde van de processen die hen werden toegewezen is nu een steeds vaker voorkomend probleem. Toch is het Bureau van de Procureur tot nu toe al zijn verplichtingen kunnen nakomen, dank zij het feit dat het overblijvende personeel heeft aanvaard bijkomende opdrachten aan te nemen en meer uren te werken ondanks hun reeds drukke tijdschema. Het Bureau van de procureur heeft problemen gekend in de zaken Gotovina c.s., Perišić, Prlićc.s.en Stanišić en Simatović wegens de inkrimping van het personeelsbestand (en het vertrek van de eerste substituten die de leiding hadden over de teams van de Aanklager). Het vertrek van sleutelfiguren in een cruciaal stadium als de laatste fase van een zaak zorgt voor een zwaardere werklast en bemoeilijkt de voorbereiding van de slotmemories en van het indienen van de middelen ten laste.

Het Bureau van de Procureur heeft maatregelen getroffen om de gevolgen van het personeelsverloop voor het rendement van de diensten te beperken. Zo heeft hij de duur van de wervingsprocedures ingekort, onder meer door een reservelijst op te stellen van geschikte kandidaten, zodat zij snel kunnen worden opgeroepen wanneer er een betrekking vrijkomt.

In de mate van het mogelijke zal het Bureau van de Procureur naar pragmatische oplossingen blijven zoeken om het personeelstekort op te vangen. Maar aangezien de personeelsleden reeds meer werken dan redelijkerwijze van hen kan worden verwacht, zou elke bijkomende grote werklast een hele uitdaging zijn.

c) Stand van de werkzaamheden in de gedingen in eerste aanleg

— Zaak Dordević

Het voorstellen van de middelen alsook de vordering en de pleidooien zijn nu afgelopen. De Kamer van eerste aanleg stelt haar vonnis op. De partijen hebben hun slotmemories op 30 juni 2010 ingediend en hun vordering en pleidooien uitgesproken op 13 en 14 juni 2010.

— Zaak Gotovina c.s.

Het proces is nu afgelopen. De Kamer van eerste aanleg stelt haar vonnis op. Het voorstellen van de bewijsmiddelen werd afgerond op 10 juni 2010. Zoals aangekondigd in het laatste verslag heeft de Aanklager de laatste drie getuigen opgeroepen om te verschijnen op 2 en 3 juni 2010, en heeft de Verdediging van Čermak twee getuigen ter weerlegging opgeroepen op 10 juni 2010. De partijen hebben op 16 juli 2010 hun slotmemories neergelegd en hun vordering en pleidooien uitgesproken op 30 augustus en 1 september 2010.

De eindfase van het proces is snel verlopen; de vijf laatste getuigen hebben hun verklaring in slechts drie dagen afgelegd. Ook hebben de partijen hun slotmemories minder dan vijf weken na het einde van de voorstelling van de bewijsmiddelen neergelegd, in een proces dat twee jaar en een half heeft geduurd. De Kamer van eerste aanleg heeft ook tijd gewonnen door tezelfdertijd de bijkomende getuigen van de Aanklager en de weerlegging door de getuigen van de Verdediging van Čermak te horen, terwijl de Kamer van beroep beschikte over de beslissing van de Kamer van eerste aanleg om de heropening van de voorstelling van de middelen ten laste toe te staan. Bijgevolg waren alle nuttige getuigen reeds gehoord toen de Kamer van beroep de beslissing van de Kamer van eerste aanleg op 1 juli 2010 bevestigde.

Deze zaak werd ook gekenmerkt door een tussenprocedure betreffende verschillende vorderingen van de Aanklager, ingesteld op grond van artikel 54bis van het Reglement en betreffende het voorleggen van documenten die Kroatië niet heeft bezorgd (zie verder). De Kamer van eerste aanleg heeft haar beslissing genomen op grond van artikel 54bis van het Reglement van 26 juli 2010. De Aanklager heeft alle betwiste zaken geregeld binnen de door de Kamer vastgestelde termijnen. Door tezelfdertijd te werken aan het hoofdproces en aan de procedure ingevolge artikel 54bis van het Reglement, is de Kamer al haar verplichtingen nagekomen binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

— Zaak Karadžić

Sinds april 2010 verloopt het proces in deze zaak zonder grote onderbreking. De Aanklager gebruikt slechts een deel van zijn tijd ter zitting voor de voorstelling van zijn getuigen. Zo duurt de verklaring van een getuige « van de feiten » (1) gemiddeld dertig minuten, en de langere verklaring van een « internationale » (2) getuige slechts twee tot vier uur. De Aanklager kan de tijd voor de getuigenissen in de zitting beperken dank zij een grondige voorbereiding van de schriftelijke getuigenis vóór de verschijning van de getuige. Volgens statistieken van de Kamer van eerste aanleg heeft de Aanklager tussen 13 april en 30 september 2010 slechts 20,6 % van zijn tijd ter zitting gebruikt, terwijl hij al bezig is met de belangrijkste voorstelling van zijn middelen. Radovan Karadžić heeft 71,7 % van de hem toegewezen tijd gebruikt, en de Kamer van eerste aanleg 7,7 % (voor de vragen aan de getuigen en administratieve en procedurekwesties).

De Aanklager zou de voorstelling van zijn middelen binnen de driehonderd uren die door de Kamer van eerste aanleg zijn toegewezen, moeten afronden. Het proces zou echter langer moeten duren dan voorzien wegens de tijd die Radovan Karadžić heeft gebruikt voor tegenverhoren van getuigen. Volgens de huidige voorspellingen zal de voorstelling van de middelen ten laste afgelopen zijn tussen eind december 2011 en midden april 2012.

Het feit dat Radovan Karadžić zichzelf verdedigt, vertraagt het proces. Hij heeft er immers voor gekozen zelf het voorafgaande verhoor van getuigen van de Aanklager af te nemen. Het organiseren van de verhoren met de beschuldigde in het gevangeniskwartier van de Verenigde Naties is niet gemakkelijk en beperkt de mogelijkheden van de Kamer om andere zittingen te programmeren. Zoals de voormelde statistieken aantonen, duren de tegenverhoren van de getuigen door Radovan Karadžić bovendien langer dan als een ambtshalve aangestelde raadsman dat zou doen. De Kamer van eerste aanleg heeft maatregelen genomen om deze zaken te regelen. Zo probeert zij sinds juni 2010 de duur van het tegenverhoor door de beschuldigde te beperken, maar het neemt nog steeds veel tijd in beslag. Bovendien blijft de in november 2009 aangestelde raadsman nog steeds als dusdanig handelen.

Ondanks de problemen om de duur van de tegenverhoren van getuigen door Radovan Karadžić vast te stellen, heeft de Aanklager vertragingen in de programmatie van het verschijnen van getuigen kunnen voorkomen.

De aanvaarding van het dagboek van Mladić heeft voor een lichte vertraging gezorgd. Toen de Aanklager twintig schriften als bewijsmateriaal neerlegde, kreeg Radovan Karadžić twee weken opschorting van zitting om ze te bestuderen. Ook het overhandigen van een groot aantal documenten die de Servische overheid in de woonplaats van een ex-generaal van het Joegoslavische leger in beslag heeft genomen, heeft voor een lichte vertraging gezorgd. Radovan Karadžić verkreeg een schorsing van zes dagen om ze te bestuderen.

Bovendien heeft de Kamer van eerste aanleg op 3 november 2010 het proces voor één maand opgeschort, vooral om Radovan Karadžić in staat te stellen de meer dan 14 000 bladzijden aan documenten die hem in oktober 2010 werden bezorgd, door te nemen. Deze documenten vormen een deel van een reeks bewijsmiddelen die de Aanklager eerder in 2010 had verkregen, en kwamen voort uit elektronische bestanden op een harde schijf, die waren gewist. De bestanden moesten teruggewonnen en gerestaureerd worden — een ingewikkelde onderneming — om de stukken in een bruikbaar formaat aan Radovan Karadžić te overhandigen. De Aanklager vat zijn verplichtingen inzake communicatie heel serieus op en doet er alles aan om ze na te komen.

— Zaak Perišić

Het proces in deze zaak bevindt zich nu in het laatste stadium van de voorstelling van de middelen à decharge. Een viertal getuigen moeten nog worden gehoord, waaronder één wiens schriftelijke verklaringen krachtens artikel92bis van het Reglement zijn aanvaard in plaats van een mondelinge getuigenis. De Aanklager wil een bijkomende getuige tot weerlegging oproepen, wiens verklaring niet langer dan één dag in beslag zal nemen. De partijen zullen hun slotmemorie vóór het gerechtelijk winterreces in december 2010 voorstellen. Het team van de Aanklager stelt ondanks het personeelstekort alles in het werk om de laatste deadlines te halen. De vordering en de pleidooien zullen na het gerechtelijk winterreces plaatsvinden.

Opmerkelijk is dat de Aanklager zijn middelen in zevenenzestig uren heeft voorgesteld, minder dan de helft van de voorziene driehonderdvijftig uren.

De Aanklager heeft uittreksels uit de schriften van Ratko Mladić, die de Kamer heeft aanvaard, voorgesteld. Tussen april en juni 2010 werd het proces twee maanden opgeschort om de schriften te vertalen en te analyseren.

De beperkte beschikbaarheid van de getuigen à charge en à decharge om te verschijnen heeft ook voor vertragingen gezorgd.

— Zaak Prlić c.s.

De voorstelling van de middelen in deze zaak — de laatste van de drie belangrijkste zaken met verschillende beschuldigden — is bijna afgelopen. Sinds 1 april werd geen zitting meer aan de bewijslast gewijd. Deze vertraging is grotendeels te wijten aan het verzoek van Slobodan Praljak om een heel groot deel van het bewijsmateriaal te doen vallen onder artikel 92bis van het Reglement, en aan het hoger beroep waarover de Kamer van beroep begin juli 2010 een beslissing heeft genomen. Het verzoek van 30 augustus 2010 van Jadranko Prlić om één van de rechters te wraken heeft ook voor vertraging gezorgd. Het werd op 4 oktober 2010 verworpen, maar het proces moest worden opgeschort in afwachting van een beslissing. Ten slotte werd ook de kwestie van het gebruik van uittreksels uit het dagboek van Mladić bestudeerd en beslecht op 6 oktober 2010.

Het aanvaarden van deze uittreksels heeft het proces niet fel vertraagd aangezien andere kwesties ook hangende waren. Gelet op het gevorderd stadium waarin het proces zich bevond, heeft de Aanklager slechts de pertinentste stukken neergelegd : zes korte uittreksels uit de schriften en twee geschreven verklaringen van getuigen. De Verdediging kreeg de toestemming om uittreksels uit het dagboek van Mladić neer te leggen om de zeer korte uittreksels van de Aanklager te weerleggen. Alle teksten zijn nu ingediend. De Kamer van eerste aanleg moet nog beslissen over het aanvaarden van de uittreksels van de Verdediging. Één van de beschuldigden heeft gevraagd om te worden gehoord om sommige uittreksels uit het dagboek van Mladić te weerleggen. Als de Kamer dit toestaat, zou dit niet langer dan twee dagen in beslag nemen.

Onder voorbehoud van de beslissing van de Kamer van beroep zouden de slotmemories op 13 december 2010 moeten zijn ingediend. Het Bureau van de Procureur zal alle nodige maatregelen blijven nemen om de termijnen na te leven.

— De zaak- Šešelj

De Openbare Aanklager is bijna klaar met het voordragen van de middelen in deze zaak. Om te kunnen afronden, wacht hij tot de Kamer van eerste aanleg uitspraak doet over verschillende vragen inzake het bewijsmateriaal. Een aantal vragen betreft de verschijning van bijkomende getuigen die worden opgeroepen om aan te tonen dat verklaringen van andere getuigen niet betrouwbaar zijn. Zij hebben immers hun getuigenis grondig gewijzigd en weigerden in casu à charge te getuigen. Die verklaringen werden afgelegd door getuigen die oorspronkelijk voor de Openbare Aanklager moesten getuigen, vóór ze verklaarden dat zij wensten te getuigen voor Vojislav Šešelj, en die uiteindelijk werden opgeroepen als getuigen van de Kamer.

Sinds 7 juli 2010 vond er geen enkele zitting plaats, op de administratieve zittingen na die geregeld worden gehouden. Een aantal vragen moet worden behandeld vóór de Kamer van eerste aanleg de zitting plant na afloop waarvan zij zich, op grond van artikel 98bis van het Reglement, zal uitspreken of de beschuldigingen tegen Vojislav Šešelj gegrond zijn. Ten eerste moet zij een uitspraak doen over veertien verzoeken waaronder de bovenvermelde betreffende de nieuwe getuigen à charge. Ten tweede moeten drie medische experts het verslag afwerken over de gezondheidstoestand van de beschuldigde, dat moet worden voorgedragen op verordening van de Kamer van 19 oktober 2010. Deze laatste heeft de experts twee maanden gegeven om dat verslag op te stellen. Ten derde moet een grafoloog de notitieboeken van Ratko Mladić analyseren, overeenkomstig de verordening van 22 oktober 2010 van de Kamer van eerste aanleg. Deze verordende dat de analyse op 15 december 2010 ten laatste zou moeten zijn afgerond (de Openbare Aanklager verzocht om dertien uittreksels uit het dagboek van Mladić en twee verklaringen van betrokken getuigen).

De Openbare Aanklager heeft zich gehouden aan alle door de Kamer vastgestelde termijnen voor het voordragen van de middelen en zich zoveel mogelijk beperkt. Šešelj blijft voor zijn eigen verdediging zorgen, wat ook voor vertraging heeft gezorgd aangezien zijn aandacht tijdens de zitting niet zo uitgesproken is als bij een toegewezen raadsman.

— De zaak-Stanišić en Simatović

Het proces in deze zaak verloopt zonder grote vertraging en zit momenteel in de laatste fase van het voordragen van de middelen à charge. Tot nu toe heeft de Openbare Aanklager minder tijd nodig gehad dan voorzien (ongeveer 20 %) voor het voordragen van de belangrijkste middelen. Momenteel verwacht men dat het voordragen van de middelen à charge eind februari 2011 ten laatste zou zijn afgerond.

De Kamer van eerste aanleg heeft aangekondigd dat er per week meer zittingen konden worden gehouden aangezien Jovica Stanišić in betere gezondheid verkeert. Algemeen aanvaardde de Kamer om langer zittingen te houden om te voorkomen dat de getuigen nodeloos moeten terugkomen en om zich te kunnen houden aan de vastgestelde termijnen voor het proces. Dat heeft ruimschoots bijgedragen tot een vlot verloop van het proces.

Tot nu toe heeft het voordragen van het dagboek van Mladić geen vertraging veroorzaakt.

— De zaak-Stanišić en Župljanin

De belangrijkste indiening van de middelen à charge is bijna afgerond. De Openbare Aanklager verwacht dat alle getuigen, op één na, verhoord zullen zijn tijdens de eerste week van december. Die laatste getuige, een militair expert, zou in januari 2011 moeten getuigen. De Kamer van eerste aanleg heeft de verdediging meer tijd gegeven voor de voorbereiding van die getuigenis omdat men pas onlangs de hand kon leggen op het dagboek van Mladić. De Openbare Aanklager verwacht dat het voordragen van de middelen à charge en à décharge ten laatste in september 2011 zou zijn afgerond.

Aangezien de Kamer van eerste aanleg niet besloot tot een gerechtelijke vaststelling van bepaalde feiten of slechts gedeeltelijk, mocht de Openbare Aanklager 44 bijkomende getuigen oproepen. Na een regeling met de Verdediging over bepaalde feiten, heeft de Kamer 10 andere getuigen van de lijst geschrapt die zij wilde oproepen. Ten slotte kon er ook veel tijd worden gewonnen dankzij de overeenkomst tussen de Kamer en de Verdediging over de authenticiteit en de relevantie van een geheel van grondwettelijke teksten die van kracht waren ten tijde van de feiten.

— De zaak-Tolimir

De Openbare Aanklager draagt nog steeds middelen voor en moet nog tweeëntachtig getuigen oproepen. Er wordt verwacht dat het voordragen van de middelen à charge in november 2011 ten laatste zou zijn afgerond. Hierbij wordt rekening gehouden met de beslissing van 7 juli 2010 van de Kamer van eerste aanleg die verordende dat er een tegenverhoor zou worden gehouden na de zevenenveertig getuigen à charge te hebben gehoord die onder het stelsel van artikel 92bis van het Reglement werden opgeroepen.

Hoewel de beschuldigde voor zijn eigen verdediging zorgt, wordt het proces voortgezet onder de bevoegdheid van de Kamer van eerste aanleg zonder grote onderbreking. Het aantal zittingen nam toe van twee of drie dagen per week naar vier dagen, waardoor het proces sneller verliep.

Het dagboek van Mladić werd aan de Verdediging meegedeeld zonder het proces te vertragen. Er werd geen enkel verzoek tot toelating ingediend voor die documenten.

— De zaak-Haradinaj c.s. (nieuw proces)

In het arrest van 21 juli 2010 stelt de Kamer van Beroep deels de Openbare Aanklager in het gelijk en verordent dat er opnieuw een uitspraak wordt gedaan over de drie medebeschuldigden voor zes van de 37 beschuldigingen die in het begin in overweging werden genomen.

De Openbare Aanklager gebruikt zijn middelen doeltreffend met het oog op het nieuwe proces. Hij is dus selectief bij het kiezen van getuigen en bewijsstukken voor het proces en probeert in de mate van het mogelijke iets overeen te komen met de Verdediging over zoveel mogelijk kwesties. De Openbare Aanklager verwacht dat hij de indiening van zijn middelen binnen de twee maanden na de aanvang van het proces kan afronden waarvan de datum nog niet is vastgesteld.

De Openbare Aanklager draagt ook bij tot de snelle ingereedheidbrenging van de zaak. De korte termijn die hij voorstelde om de lijst van getuigen in te dienen en zijn voorafgaande memorie werden door de Kamer van eerste aanleg aanvaard.

e) Overzicht van de voortgang in de beroepsprocedures

De Openbare Aanklager is in de betreffende periode snel in zijn werkzaamheden gevorderd en verwacht geen vertraging in het tijdspad van de zaken in beroep.

De Kamer van beroep heeft het beroep verworpen van Rasim Delić, omdat hij op 16 april 2010 overleden is. Als gevolg daarvan is het vonnis in kracht van gewijsde gegaan (de Openbare Aanklager had zijn beroep ingetrokken na het overlijden van de beschuldigde).

Alle geschriften in de zaken Milan Lukić en Sredoje Lukić en Sainović en consorten (eerste zaak met verscheidene beschuldigingen die in beroep wordt behandeld) zijn ingediend. De Openbare Aanklager verwacht het proces in beroep in die zaken. Voor de zaak Lukić en Lukić moet het plaatsvinden in februari 2011.

In de zaak Popović en consoorten, de op een na grootste zaak met verscheidene beschuldigden, werden de aktes van beroep neergelegd en is de voorbereiding van de memories goed gevorderd. Het indienen van geschriften in beroep zal in de loop van het volgend semester aflopen.

Op 14 juli 2010 heeft de Kamer van beroep de vordering ontvangen die werd ingesteld door Veselin Sijivančanin tot het herzien van het arrest dat werd uitgesproken op 5 mei 2009, waarin ze hem schuldig had bevonden aan het helpen en aanmoedigen van moorden en de straf had verzwaard van vijf tot zeventien jaar gevangenisstraf. Op 12 oktober 2010 heeft ze een getuige en de conclusies van de partijen gehoord. Op 1 november 2010 beschikte de Kamer over alle geschriften van de partijen. Nu moet ze haar beslissing nemen.

f) Zaken van belediging aan de Rechtbank

— Zaak-Rašić

De Openbare Aanklager heeft op 9 juli 2010 een akte van beschuldiging neergelegd tegen Jelena Rašić. Krachtens artikel 77 van het Reglement kan hij geen onderzoek voeren naar belediging aan de Rechtbank en de vermoedelijke pleger ervan aanklagen, tenzij hij daartoe de opdracht krijgt van een Kamer. Hij heeft tegen Jelena Rasić, gewezen gevolmachtigde in het verdedigingsteam van Milan Lukić, vijf beschuldigingen wegens belediging in overweging genomen, wegens poging tot het fabriceren van valse getuigenissen om die laatste vrij te pleiten. De eerste verschijning van Jelena Rasić vond plaats op 22 september 2010. Op 12 november 2010 werd de beschuldigde in voorlopige vrijheid gesteld. Binnenkort krijgt een raadsman een mandaat om haar permanent te verdedigen.

De Openbare Aanklager is klaar voor het proces en wacht op de aanwijzing van de raadsman. Hij is van plan de procedure te bespoedigen door alle redelijke maatregelen te treffen welke het Procedure- en Bewijsreglement hem biedt om het aantal mondelinge getuigenissen die hij nodig heeft bij de voordragen van de middelen te beperken.

— Zaken-Šešelj

De zaak Šešelj heeft aanleiding gegeven tot heel wat zaken van belediging, waaronder het opstellen van twee akten van beschuldiging tegen Vojislav Šešelj wegens de bekendmaking van vertrouwelijke informatie over getuigen. Vojislav Šešelj werd schuldig bevonden aan de eerste akte van beschuldiging en het tweede proces wegens belediging is geschorst in afwachting van een beslissing over de vordering die door de beschuldigde werd ingesteld, waarbij de onpartijdigheid van twee rechters van de Kamer van eerste aanleg werd betwist. Tevens werd een procureur amicus curiae aangewezen om een onderzoek in te stellen naar de beschuldigingen van belediging vanwege Vojislav Šešelj aan het adres van leden van het Bureau van de Procureur. Die incidentele zaken zorgen voor een grote bijkomende werklast voor het Bureau van de Procureur. Hoewel de aangewezen procureurs amici met die zaken worden belast, moet het Bureau van de Procureur voor zover nodig het bewijsmateriaal analyseren, de documenten voorbereiden en met hen communiceren. Overigens heeft Vojislav Šešelj nog steeds de beschermde informatie niet van zijn website verwijderd, wat een schending is van het bevel van de Kamer van Beroep. Dat betekent dat doorlopende bewaking nodig is om de getuigen te beschermen.

g) Verzoeken op grond van artikel 75 H) van het Reglement

In de onderzochte periode heeft het Bureau van de Procureur zeven verzoeken beantwoord die waren ingediend door de gerechtelijke overheden van de Staten van ex-Joegoslavië, tot wijziging van beschermingsmaatregelen op grond van artikel 75 H) van het Reglement. Die bepaling geeft die overheden de mogelijkheid vertrouwelijke gegevens in de procesdossiers van de Rechtbank te raadplegen, die relevant zijn voor de zaken van oorlogsmisdaden die voor de nationale rechtbanken worden gebracht.

h) Bevel dat de raadpleging van documenten toestaat

Het Bureau van de Procureur moet geregeld belangrijke middelen inzetten om bevelen van de Kamers ten uitvoer te leggen die een beschuldigde in een zaak toestaan vertrouwelijke documenten van een aanverwante zaak te raadplegen. Het moet immers het volumineuze dossier ervan onderzoeken om te bepalen welke documenten aan de beschuldigde mogen worden bekendgemaakt en voor welke documenten vooraf de toestemming moet worden gevraagd van de bron of van elke andere belanghebbende. Wanneer de beschuldigde slechts de toegang verkrijgt tot bepaalde categorieën van vertrouwelijke documenten, moet het Bureau van de Procureur alle procesdossiers uitpluizen om er de betreffende documenten in te vinden. Daarnaast moet het momenteel de uitvoering volgen van 18 bevelen, die de beschuldigden toestaan systematisch kennis te nemen van de vertrouwelijke documenten die in lopende zaken aan het dossier worden toegevoegd. Naarmate die zaken vorderen, moet het Bureau van de Procureur de dossiers ervan controleren en aan de Griffie meedelen welke documenten al dan niet aan de beschuldigden moeten worden bezorgd.

3. Medewerking

a) Medewerking van de staten van ex-Joegoslavië

De medewerking van de staten van ex-Joegoslavië blijft op veel vlakken cruciaal en in het bijzonder voor de opsporing, de aanhouding en de overbrenging van de twee laatste beschuldigden die nog voortvluchtig zijn, voor het raadplegen van de archieven, het produceren van documenten en de toegang tot getuigen, alsook de bescherming van die getuigen.

Om het niveau van medewerking van de staten te verbeteren en te beoordelen heeft het Bureau van de procureur een rechtstreekse dialoog onderhouden met hun belangrijkste officiële vertegenwoordigers, waaronder de regionale parketten. De procureur en de hoge ambtenaren van zijn Bureau zijn ook naar Servië, Kroatië en Bosnië-Herzegovina geweest alvorens dit verslag op te stellen.

b) Medewerking van Servië

Het Bureau van de procureur verzoekt Servië om mee te werken voornamelijk op twee domeinen. Ten eerste heeft het de hulp van Servië nodig om de arrestatie te regelen van de twee nog voortvluchtige beschuldigden : Ratko Mladić en Goran Hadžić. Dat krijgt de grootste voorrang. Ten tweede is de hulp van Servië noodzakelijk voor de lopende processen, in eerste aanleg en in beroep.

— Aanhouding van de voortvluchtige beschuldigden

De inspanningen die Servië heeft gedaan om deze twee laatste voortvluchtige beschuldigden te pakken te krijgen, blijven problematisch. Dit is het meest delicate deel van de verplichting van Servië om met het Bureau van de procureur samen te werken.

De verantwoordelijkheid voor het terugvinden en arresteren van deze beschuldigden ligt eigenlijk bij de Servische overheid. Het Bureau van de procureur heeft in de bewuste periode wel ernstige en geregelde contacten onderhouden met de Servische instellingen die zich hier hebben mee beziggehouden. De contacten zijn de voorbije maanden intensiever geworden en zullen doorgaan, zodat het Bureau van de procureur op de hoogte blijft van de lopende acties.

In zijn laatste verslag aan de Veiligheidsraad heeft het Bureau van de procureur, na de uitgevoerde operaties te hebben opgesomd en het gebrek aan concrete resultaten te hebben gemeld, de Servische overheid aangemoedigd om strikter tewerk te gaan bij het aanhouden van de voortvluchtigen. Het heeft haar sterk aangeraden om haar strategie te herzien en uit te diepen, waarbij vermeld werd welke aspecten van de opsporings- en analysemethodes verbeterd kunnen worden. De overheid heeft de aanbevelingen ter harte genomen en is ze beginnen toepassen. Gedurende het voorbije semester hebben de Servische veiligheidsdiensten, onder leiding van de Nationale Veiligheidsdienst, verdere inspanningen gedaan om de voortvluchtige beschuldigden te vinden.

Ondanks de intentie die de Servische overheid heeft aangekondigd, zelfs aan de hoogste niveaus van de regering, om de beschuldigden te vatten en ondanks de inspanningen die de diensten die hiermee belast zijn zich blijven getroosten, zijn er in de voorbije zes maanden maar een paar concrete resultaten geboekt. Er dienen in de manier waarop deze operaties worden gevoerd dringend een aantal lacunes te worden gedicht.

Het Bureau van de procureur roept de Servische overheid dan ook op om dubbel zoveel inspanningen te leveren om zijn aanbevelingen toe te passen. Het moedigt ze ook uitdrukkelijk aan om zo snel mogelijk nieuwe pistes te onderzoeken en nieuwe manieren te vinden om de twee voortvluchtige beschuldigden terug te vinden. Ze zal geen resultaten boeken als ze niet méér initiatief aan de dag legt.

De Servische overheid moet al haar beschikbare middelen volledig en doeltreffend aanwenden bij het zoeken naar de beschuldigden, en haar steun bieden aan de diensten die hiermee belast zijn. Het is absoluut noodzakelijk dat hun uitgesproken wil om Ratko Mladić en Goran Hadžić te arresteren ook in concrete resultaten wordt omgezet.

— Medewerking aan de lopende processen in eerste aanleg en in beroep

De werkzaamheden in eerste aanleg en in beroep blijven grotendeels afhankelijk van de medewerking van Servië. Tijdens de in beschouwing genomen periode heeft de Servische overheid tijdig en op gepaste manier gevolg gegeven aan de vragen vanwege het Bureau van de procureur om documenten te raadplegen of toegang te krijgen tot de archieven. Zij heeft op bevredigende wijze een aantal dringende vragen beantwoord en er is op dit moment geen enkele vraag meer hangende. De Servische Raad voor de samenwerking met het Strafhof coördineert nog steeds op doeltreffende wijze verschillende overheidsinstanties om de vragen van het Bureau van de procureur te behandelen.

De Servische autoriteiten hebben de verschijning van getuigen voor het Strafhof voortdurend vooruitgeholpen, bijvoorbeeld door de dagvaardingen te bezorgen. Zij hebben ook bevredigend antwoord gegeven op de vragen om bescherming van de getuigen. Op dat vlak is de hulp van het Bureau van de procureur belast met oorlogsmisdaden onontbeerlijk geweest.

Gezien de drukke agenda van de processen, moedigt het Bureau van de procureur de Servische overheid aan om op dezelfde doeltreffende manier te blijven ingaan op zijn vragen om hulp. De medewerking van de overheid blijft onmisbaar voor het Strafhof om de processen in eerste aanleg en in beroep goed te voeren.

c) Medewerking van Kroatië

De Kroatische overheid heeft zich over het algemeen bereid getoond om de vragen om hulp van het Bureau van de procureur te beantwoorden. Zij beantwoordt die vragen op bevredigende wijze en stellen het Bureau in staat om de getuigen te ontmoeten en inzage te hebben in de bewijzen.

De Kroatische autoriteiten hebben echter nog steeds niet geantwoord op de vraag van het Bureau van de procureur om belangrijke militaire documenten voor te leggen in verband met de Operatie Storm. Op 26 juli 2010 heeft de Kamer van eerste aanleg die de zaak-Gotovina behandelt, geweigerd om Kroatië te sommeren deze documenten voor te leggen, met als argument dat men niet precies wist waar ze zich bevonden. Zij heeft wel benadrukt dat de Kroatische overheid in het algemeen de plicht heeft om mee te werken met het Strafhof wat die documenten betreft.

In de voorbije zes maanden heeft de interinstitutionele groep die in oktober 2009 was opgericht om de documenten terug te vinden of hun verdwijning te verklaren, administratieve onderzoeken gevoerd en drie rapporten gepresenteerd. Bovendien is de groep serieuze pistes beginnen onderzoeken waar het Bureau van de procureur hem meer dan een jaar geleden attent op maakte. Hoewel het Bureau van de procureur de inspanningen van de Kroatische overheid toejuicht, stelt het vast dat de rapporten van de interinstitutionele groep leemten bevatten die nog steeds niet werden aangevuld en vragen oproepen die nog steeds niet werden beantwoord. De Kroatische overheid heeft dit genoteerd en heeft beloofd haar werkzaamheden voort te zetten.

Gedurende de bedoelde periode heeft de Kroatische overheid geen ontbrekende militaire documenten doorgegeven, noch enige inlichting over de plaats waar die documenten zich zouden kunnen bevinden.

Het proces in eerste aanleg in de zaak-Gotovina c.s. is in het stadium van de beraadslaging en het Bureau van de procureur roept de Kroatische overheid dan ook op om haar administratieve onderzoeken af te ronden en gedetailleerde verklaringen te geven voor wat er met die documenten is gebeurd.

d) Medewerking van Bosnië-Herzegovina

Gedurende de bedoelde periode heeft de overheid van Bosnië-Herzegovina zowel op het niveau van de staat als op de andere machtsniveaus snel en bevredigend gereageerd op vragen om documenten voor te leggen en toegang te geven tot de archieven. Zij heeft ervoor gezorgd dat de getuigen voor het Strafhof konden verschijnen en is op een bevredigende manier ingegaan op een aantal dringende verzoeken. Ook heeft zij het Bureau van de procureur geholpen om kwesties inzake beschermde getuigen te regelen.

Het Bureau van de procureur blijft de politiële en gerechtelijke overheden van Bosnië-Herzegovina aanmoedigen om de noodzakelijke maatregelen te treffen tegen alle personen die de voortvlucthige beschuldigden helpen te ontkomen aan het gerecht of die op de één of andere manier het Strafhof hinderen bij de uitvoering van zijn taak.

Radovan Stankovič, door het Strafhof in beschuldiging gesteld wegens misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, is nog steeds voortvluchtig, vijf jaar na zijn ontsnapping uit de gevangenis van Foča. Hij zat daar een gevangenisstraf uit die hem was opgelegd door het Hof van Bosnië-Herzegovina na de verwijzing naar dat Hof onder artikel 11bis van het Reglement. Dit feit blijft zeer onrustbarend. Het Bureau van de procureur vraagt de overheid van Bosnië-Herzegovina en van de buurlanden de nodige maatregelen te nemen om hem aan te houden.

Het Bureau van de procureur blijft het parket van Bosnië-Herzegovina steunen en in het bijzonder de afdeling die zich bezighoudt met oorlogsmisdaden. Het is blij dat men binnen die afdeling doorgaat met het recruteren van ondersteunend en internationaal personeel.

Het Bureau van de procureur steunt tevens de gerechtelijke overheid van Bosnië-Herzegovina op het niveau van de kantons en de districten. Het moedigt de gerechtshoven van de federatie en van de entiteiten aan om beter samen te werken en zo een essentiële bijdrage te leveren tot de doeltreffende implementatie van de nationale strategie inzake oorlogsmisdaden die door Bosnië-Herzegovina is uitgestippeld.

Het Bureau van de procureur roept de overheid van Bosnië-Herzegovina ook op om justitie te blijven steunen, zowel op nationaal als op internationaal niveau. Elke vorm van steun die zijn leiders publiekelijk geven aan mensen die schuldig zijn bevonden of beschuldigd zijn van ernstige inbreuken op het internationaal humanitair recht, kan getuigen ertoe aanzetten zich terug te trekken en kan de inspanningen ondermijnen die tot nu toe zijn geleverd om de gemeenschappen met elkaar te verzoenen en de samenleving na het conflict weer te stabiliseren.

e) Onderlinge rechtshulp tussen de Staten van ex-Joegoslavië

De onderlinge rechtshulp tussen de Staten van ex-Joegoslavië blijft fundamenteel opdat het Tribunaal zijn opdracht kan vervullen. Toch worden de gerechtelijke instellingen in ex-Joegoslavië nog met problemen geconfronteerd. Vooral de juridische obstakels voor de uitlevering van verdachten en voor de uitwisseling van bewijsstukken tussen Staten blijft het goede verloop van het onderzoek schaden. Bovendien worden in verscheidene landen parallel onderzoeken gestart naar dezelfde misdaden. Die toestand dreigt het speurwerk en de vervolging van plegers van oorlogsmisdaden in het gedrang te brengen en werkt straffeloosheid in de hand. Alle Staten van de regio moeten zich inzetten om die cruciale problemen met spoed op te lossen.

Toch werd er in de onderzochte periode vooruitgang geboekt, met de ondertekening van akkoorden tussen a) Servië en Kroatië en b) Kroatië en Montenegro, voor de uitlevering van hun onderdanen die beschuldigd worden van georganiseerde misdaad of corruptie of die hieraan schuldig zijn bevonden. Hoewel die akkoorden niet over de onderdanen gaan die van oorlogsmisdaden worden beschuldigd, blijft het Bureau van de Procureur die initiatieven op regionaal niveau actief steunen.

Bovendien hebben Servië en Kroatië nieuwe vooruitgang geboekt in de uitvoering van het bilateraal akkoord dat in 2006 gesloten werd voor de samenwerking van de parketten van Servië en Kroatië bij de vervolging van de plegers van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en volkerenmoord.

De professionele en onpartijdige onderlinge hulp tussen de nationale parketten is even essentieel en zal dat ongetwijfeld blijven, omdat het aantal zaken in behandeling toeneemt. Het Bureau van de Procureur blijft alle procureurs van Servië, Kroatië en Bosnië-Herzegovina aanmoedigen om hun samenwerking te verbeteren. Het zal het speurwerk en de vervolging van de daders van schendingen van het internationaal humanitair recht ten goede komen.

f) Samenwerking van de andere Staten en organisaties

Het Bureau van de Procureur rekent op de andere Staten en op de internationale organisaties om de documenten en informatie te verkrijgen die noodzakelijk zijn voor de processen in eerste aanleg en in beroep, alsook om het verschijnen van de getuigen te garanderen. Het Tribunaal zal zijn werkzaamheden slechts kunnen volbrengen indien de internationale gemeenschap het helpt de getuigen te beschermen en ze, in voorkomend geval, een nieuw leven te geven.

Het Bureau van de Procureur is erkentelijk voor de steun van de Staten en de internationale en regionale organisaties, zoals de Europese Unie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Raad van Europa en de niet-gouvernementele organisaties, meer bepaald die welke in ex-Joegoslavië actief zijn. Hun steun blijft van kapitaal belang voor het voortzetten van de werkzaamheden van het Tribunaal.

4. Overgang naar nationale vervolging

Rekening houdend met de verwijzing van de zaken waarvoor dat mogelijk was naar de nationale overheden en de nakende beëindiging van de overdracht van de andere nuttige dossiers, heeft het Bureau van de Procureur in de onderzochte periode de klemtoon gelegd op de consolidatie van zijn partnerschappen met zijn tegenhangers in de landen van ex-Joegoslavië. Één van de eerste prioriteiten is het versterken van de capaciteit van de nationale strafinstellingen, zodat ze het grote aantal zaken van oorlogsmisdaden die voortspruiten uit het conflict in ex-Joegoslavië tot een goed einde kunnen brengen.

a) Versterking van de partnerschappen en steun voor de nationale parketten

De aanwezigheid in Den Haag van drie verbindingsprocureurs (die respectievelijk Bosnië-Herzegovina, Kroatië en Servië vertegenwoordigen) maakt deel uit van de inspanningen die worden geleverd om de werkrelatie met de partners in de regio te verbeteren. Die procureurs zijn bij het Tribunaal gedetacheerd in het raam van het opleidingsprogramma dat de Europese Unie en het Tribunaal gezamenlijk hebben uitgewerkt voor de nationale parketten en de jonge juristen van ex-Joegoslavië. Het wordt door de Europese Unie gefinancierd.

Het programma is in juni 2010 zijn tweede jaar ingegaan. De verbindingsprocureurs werken in het Bureau van de Procureur in Den Haag en krijgen op die manier een unieke kans om zijn deskundigen te raadplegen over algemene problemen of in verband met zaken die verwant zijn met die waarvan het Tribunaal kennis neemt. Daarnaast treden ze op als contactpunten voor andere procureurs van de landen uit de regio die op dossiers van oorlogsmisdaden werken. Sinds de aanvang van het programma in juni 2009 hebben ze aan het Bureau van de Procureur in totaal 167 verzoeken om bijstand uit de regio overgezonden. Tevens moedigt het feit dat die drie procureurs samenwerken in Den Haag hen aan om samen te werken in verband met bilaterale problemen.

Een ander doorslaggevend aspect van het gezamenlijk programma van de Europese Unie en het Tribunaal zijn de opleiding en de stages die aan jonge juristen van de landen van ex-Joegoslavië worden aangeboden. Sinds de voorstelling van het laatste verslag hebben negen jonge juristen uit Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Montenegro en Servië in het Bureau van de Procureur gewerkt aan zaken die bij het Tribunaal aanhangig zijn gemaakt. Dat initiatief verhoogt het vermogen van de landen van ex-Joegoslavië om in de toekomst complexe zaken van oorlogsmisdaden efficiënt te behandelen.

In het raam van zijn strategie om meer oorlogsmisdaden te kunnen vervolgen, neemt het Bureau van de Procureur in de regio regelmatig deel aan opleidingsprogramma's voor de plaatselijke procureurs en aan conferenties. Het heeft bijvoorbeeld deelgenomen aan het project « Rechtvaardigheid voor de oorlogsmisdaden », dat het Bureau van democratische instellingen en mensenrechten van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa in oktober 2010 in Neum (Bosnië-Herzegovina) georganiseerd heeft. Een van zijn andere prioriteiten is het delen van informatie, knowhow en best practices met de bureaus van de nationale en internationale procureurs.

b) Verzoeken om bijstand vanwege de nationale rechterlijke instanties

Tijdens de betreffende periode heeft het Bureau van de Procureur 100 verzoeken om bijstand ontvangen van nationale rechterlijke instanties, met name van ex-Joegoslavië voor 64 van die verzoeken. De verzoeken kwamen in de meeste gevallen (41) van Bosnië-Herzegovina, maar ook van Kroatië (12) en van Servië (11). Aangezien sommige verzoeken een zeer ruim gebied bestreken, heeft het Bureau van de Procureur honderden bladzijden aan documenten moeten toesturen om hieraan gevolg te geven. Er dient te worden opgemerkt dat de verbindingsprocureurs een centrale rol hebben gespeeld bij de verwerking van deze verzoeken. De 36 andere verzoeken om bijstand waren afkomstig van rechterlijke of politionele instanties van andere landen die oorlogsmisdaden op het grondgebied van ex-Joegoslavië onderzochten.

Tijdens de betreffende periode heeft het Bureau van de Procureur gevolg gegeven aan 107 verzoeken om bijstand (gedeeltelijk ontvangen tijdens de vorige periode), waarvan er 74 afkomstig waren van de nationale rechterlijke instanties van ex-Joegoslavië — het merendeel (57) uit Bosnië-Herzegovina, uit Kroatië (6) en uit Servië (11) — en 33 van de rechterlijke of politionele instanties van andere landen.

c) Verwijzing van zaken onder de regeling van artikel 11bis van het Reglement en bijbehorende kwesties

Zoals werd aangegeven in de vorige verslagen is de verwijzing van de zaken onder de regeling van artikel 11bis van het Reglement afgerond. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan in vijf van de zes zaken die naar Bosnië-Herzegovina zijn verwezen. In de zesde zaak, die Milorad Trbič — die schuldig is bevonden aan genocide en is veroordeeld tot dertig jaar gevangenisstraf — verantwoordelijk stelt, is het beroep nog hangend. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa zorgt verder voor de follow-up hiervan voor het Bureau van de Procureur en stuurt het Bureau periodieke rapporten. Op zijn beurt legt het Bureau van de Procureur de Referral Bench van het Tribunaal trimestriële rapporten voor over de stand van zaken.

Het proces in de zaak Kovačević, die naar Servië is verwezen, blijft opgeschort wegens de gezondheidstoestand van de beschuldigde en men weet niet of het zal kunnen worden hervat. Het Bureau van de Procureur ontvangt van de Servische autoriteiten periodieke rapporten over de kwestie.

Bovendien bereidt het Bureau van de Procureur momenteel voor de nationale rechtbanken dossiers voor over de daders van misdaden die het tijdens de procedures voor het Tribunaal tegen andere personen in kaart heeft gebracht.

5. Afslanking van het personeelsbestand en voorbereiding van de toekomst

a) Afslanking van het personeelsbestand

Het Bureau van de Procureur slankt zijn personeelsbestand af parallel met de afronding van zijn werkzaamheden in eerste aanleg. Wanneer een proces wordt afgerond, worden de arbeidsplaatsen die hiervoor waren toegewezen, geschrapt. Tijdens de betreffende periode heeft het Bureau zo 30 administrateursfuncties (waaronder die van het hoofd van de vervolgingen, graad D-1) en 12 ambtenarenfuncties van de algemene diensten geschrapt. Tijdens de komende periode zal het Bureau op dezelfde manier te werk gaan.

b) Structuur voor de basisfuncties en nalatenschap

Het Bureau van de Procureur interesseert zich verder voor en neemt deel aan de besprekingen over de invoering van een structuur voor de basisfuncties van het Tribunaal. Zijn vertegenwoordigers communiceren regelmatig met de informele werkgroep van de Veiligheidsraad over de ad-hoc tribunalen en hetBureau voor juridische aangelegenheden over de vorm en de bevoegdheden voor de structuur belast met de basisfuncties.

Het Bureau van de Procureur weet goed dat het belangrijk is om het geheugen van de instelling intact te houden en de lessen uit de ervaring ervan te bewaren want ze vormen de nalatenschap van het Tribunaal. De behoefte om deze verworvenheden te bewaren, wordt steeds dringender naarmate het personeelsbestand afslankt en er personeel vertrekt. In de mate van het mogelijke steunt het Bureau van de Procureur — rekening houdend met zijn beperkte middelen — belangrijke projecten die te maken hebben met de nalatenschap. Het Bureau heeft meer bepaald zelf het initiatief genomen om de lessen die het heeft getrokken uit zijn ervaring in belangrijke gebieden zoals de vervolging van daders van seksueel geweld, op papier te zetten.

Het Bureau van de Procureur weet ook dat de werkzaamheden van het Tribunaal en wat uiteindelijk de nalatenschap van het Tribunaal zal vormen, van groot belang zijn voor de slachtoffers. Tijdens de volledige betrokken periode hebben de Procureur en ambtenaren van zijn Bureau vertegenwoordigers van slachtoffergroepen ontmoet om rekening te houden met hun bezorgdheid met betrekking tot kwesties rond de nalatenschap.

6. Conclusie

Het Bureau van de Procureur blijft vastberaden om zijn opdracht tot een goed einde te brengen overeenkomstig de strategie met betrekking tot de afronding van de werkzaamheden van het Tribunaal die door de Veiligheidsraad is goedgekeurd. Het Bureau werkt op volle kruissnelheid om de processen in eerste aanleg en in beroep zoveel mogelijk te bespoedigen en zijn verplichtingen na te komen. De arrestatie van de twee laatste voortvluchtige beschuldigden blijft essentieel voor het welslagen van zijn opdracht, voor de verzoening in de streek van het voormalige Joegoslavië en voor de geloofwaardigheid van de internationale rechtsbedeling in haar geheel.

In de laatste fase van zijn werkzaamheden hecht het Bureau van de Procureur primordiaal belang aan de partnerschappen met zijn collega's van de streek. Het is zich bewust van de steun die de lokale rechtscolleges nodig hebben om te slagen in hun belangrijke opdracht, namelijk de verantwoordelijken voor de misdaden tijdens het conflict aanwijzen.

De internationale gemeenschap verleent nadrukkelijk haar steun aan het Tribunaal sinds ze het heeft opgericht. Deze met name financiële steun aan het Bureau van de Procureur blijft cruciaal om zijn opdracht tot een goed einde te kunnen brengen.

De voorzitters-rapporteurs,
Philippe MAHOUX (S.) André FLAHAUT (Ch.)

(1) Deze getuigen, veelal slachtoffers, leggen alleen of voornamelijk een verklaring af over de gepleegde misdaden.

(2) Deze getuigen, die uit andere landen afkomstig zijn, hebben in ex-Joegoslavië gewerkt tijdens de oorlog, vaak als ambtenaar van een internationale organisatie.