5-76COM

5-76COM

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Handelingen

DINSDAG 7 JUNI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over «de relaties tussen België en Saudi-Arabië» (nr. 5-753)

De voorzitter. - De heer Olivier Chastel, minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, antwoordt.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - In heel wat Arabische landen wordt de democratische basis steeds groter en slaagt ze erin het regime dat aan de macht is, te doen wankelen of zelfs te vervangen. In die lijst van Arabische landen ontbreekt wel systematisch Saudi-Arabië. Dat is om vele redenen opvallend. Niet alleen is het een erg uitgestrekt land, het herbergt ook enkele van de meest belangrijke heilige plaatsen voor moslims en de profeet Mohammed is er geboren. Daarnaast bouwde Saudi-Arabië de voorbije decennia een onpeilbare rijkdom op, dankzij de grote olievoorraden en regisseert het via de OPEC een belangrijke intrige op het wereldtoneel. Desondanks blijft Saudi-Arabië bij uitstek een voorbeeld van een hedendaagse feodale samenleving. Er werken wellicht honderdduizenden `gastarbeiders' als betaalde slaven, zonder rechten. Ook de eigen bevolking lijdt zwaar onder het regime, verpersoonlijkt door een beperkt aantal adellijke families. De vrouwen in Saudi-Arabië hebben geen stemrecht, mogen niet met de wagen rijden, kunnen niet reizen zonder toestemming van hun echtgenoot en zonder gechaperonneerd te zijn door een voogd. In openbare plaatsen worden ze verplicht zich nagenoeg volledig te bedekken.

Onlangs kondigde het land voor september 2011 nieuwe verkiezingen aan, wellicht onder druk van de gebeurtenissen in de Arabische wereld. De laatste gedeeltelijke lokale verkiezingen, enkel voor mannen, dateren van 2005, veertig jaar na de vorige verkiezingen!

Hoe zou de minister onze relatie met Saudi-Arabië omschrijven? Kan die vriendschappelijk worden genoemd of stelt ons land zich kritisch op tegen die mogendheid die systematisch, duurzaam en langdurig de meest basale mensenrechten miskent, haar eigen bevolking onderdrukt en vernedert? Hoe verklaart de minister dat landen, zoals Libië, Iran, Irak, Algerije en andere volmondig en zelfs enthousiast worden veroordeeld voor hun regime terwijl het over Saudi-Arabië altijd zo stil blijft? Hoe vaak is de Saudische ambassadeur - ik ben er vrijwel zeker van dat het om een man gaat - al geconvoceerd om hem te confronteren met de verdrukking van de eigen bevolking en de systematische schending van de mensenrechten? Hoe valt onze flinke houding tegenover bijvoorbeeld de regimes in Libië, Syrië, Iran of Irak te rijmen met onze grote terughoudendheid tegenover Saudi-Arabië?

Plant de minister concrete acties om ook het verwerpelijke regime van Saudi-Arabië in de focus van de internationale belangstelling te brengen?

Is de verklaring voor onze houding terug te brengen tot de lapidaire uitspraak van een belangrijk persoon met internationale uitstraling: `Het is omwille van de olie dat we in Libië oorlog voeren, het is omwille van de olie dat we in Saudi-Arabië niets doen'?

De heer Olivier Chastel, minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken. - Ik lees het antwoord van de minister.

Samen met onze Europese partners onderhoudt België vriendschappelijke relaties met Saudi-Arabië. België waardeert de rol van het land, een van de belangrijkste leveranciers van aardolie, voor de bevordering van de regionale veiligheid en de internationale economische stabiliteit. Saudi-Arabië is een belangrijke economische handelspartner. Die positieve inschatting belet niet dat België, samen met de EU-partners, regelmatig hervormingen in Saudi-Arabië bepleit, in het bijzonder inzake mensenrechten, onder andere via de EU-dialoog of in het kader van de samenwerking met de GCC-landen. De situatie in Saudi-Arabië wordt nauw opgevolgd door mijn diensten. Waar nodig worden ernstige schendingen onder de aandacht gebracht van de Saudische autoriteiten, via demarches die in EU-verband worden gecoördineerd, bijvoorbeeld over de discriminatie van buitenlandse werknemers en vrouwenrechten. België onderhoudt ook een dialoog met Saudische mensenrechtenorganisaties.

De recente gebeurtenissen in de regio hebben Saudi-Arabië aangespoord om een aantal sociaal-economische hervormingen door te voeren en ook meer middelen te mobiliseren om de sociale noden te lenigen. Ons land moedigt samen met de internationale gemeenschap Saudi-Arabië aan om de door koning Abdullah ingezette sociale, politieke en economische hervormingsinspanningen verder op te voeren. Die boodschap werd onlangs nog herhaald naar aanleiding van de afscheidsaudiënties die georganiseerd werden voor de vertrekkende Saudische ambassadeur.

De situatie in Saudi-Arabië vertoont niet dezelfde zorgwekkende ontwikkelingen als in andere landen, waar protesten tegen het regime ontaarden in geweld met een zware dodentol en waar de bedreiging voor de regionale stabiliteit een regionaal en internationaal optreden heeft vereist. Desalniettemin hebben zowel Saudi-Arabië als de internationale gemeenschap er belang bij dat de aangevatte interne dialoog wordt versterkt en dat de hervormingen worden doorgevoerd op een manier die de interne en externe stabiliteit van het land niet in het gedrang brengt.

De internationale gemeenschap blijft de situatie in Saudi-Arabië op de voet volgen en elke contact gebruiken om die boodschap over te brengen, met onder andere de recente reizen van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, naar Riyad en naar Abu Dhabi voor de EU-GCC-top.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik kan alleen maar concluderen dat internationale veiligheid en economische stabiliteit het belangrijkste criterium zijn in de betrekkingen van ons land met Saudi-Arabië. Voor de minister is de situatie in dat land niet te vergelijken met die in andere Arabische landen omdat de `stabiliteit er niet in gevaar is'. Ik vind het bijzonder beangstigend dat stabiliteit het enige criterium is.

Over de dialoog met Saudische mensenrechtenorganisaties, waarover de minister spreekt in zijn antwoord, wil ik wel meer vernemen en zal ik hem later nog een vraag stellen.