5-25

5-25

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 9 JUIN 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Guy Swennen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles et au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur «l'inégalité de traitement des coparents» (nº 5-181)

M. le président. - M. Bernard Clerfayt, secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, répondra.

De heer Guy Swennen (sp.a). - Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest van 5 mei jongstleden in antwoord op een prejudiciële vraag geoordeeld dat het feit dat een co-ouder waar de kinderen niet bij gedomicilieerd zijn, bij een gelijkmatig verdeeld verblijf van de kinderen, geen vermindering van de onroerende voorheffing voor kinderlast bekomt, strijdig is met het gelijkheidsbeginsel.

Ik besef dat het hier gaat om een gewestelijk fiscaal dossier, maar met deze uitspraak verwijst het Hof indirect duidelijk naar diverse domeinen waar er van discriminatie sprake is. Een daadwerkelijke aanpak van deze ongelijkheden is dan ook gerechtvaardigd. Het gaat om een maatschappelijke realiteit die nog altijd uitbreidt.

Welke maatregelen en initiatieven denkt de minister te nemen om aan deze ongelijkheden een einde te stellen?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Ik lees het antwoord van minister Reynders.

Uit het arrest van het Grondwettelijk Hof van 5 mei jongstleden blijkt dat het aangevoerde verschil in behandeling niet zijn oorsprong vindt in artikel 136 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, maar in de artikelen 257 en 258 van hetzelfde Wetboek, die betrekking hebben op de vermindering van de onroerende voorheffing voor kinderen ten laste. Het verschil in behandeling vloeit alleen uit die bepalingen voort indien zij in samenhang worden gelezen met de in artikel 136 van het WIB 92 vervatte definitie van `kinderen ten laste', wanneer die definitie van toepassing is op de berekening van de onroerende voorheffing.

Volgens de artikelen 3, eerste lid, 5º, en 4, §2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de Gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, zijn de gewesten vanaf 1 januari 2002 bevoegd om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de onroerende voorheffing te wijzigen.

Bijgevolg is uitsluitend het Waalse Gewest bevoegd om de betrokken bepalingen door middel van een decreetgevend initiatief te wijzigen.

Aangezien deze problematiek eveneens de overige gewesten aanbelangt, zal ze worden voorgelegd aan een werkgroep Staat-Gewesten die daartoe zal worden opgericht in de Waarnemingspost voor de Gewestelijke Fiscaliteit.

Inzake inkomstenbelastingen bestaat er anderzijds een wettelijke bepaling betreffende het co-ouderschap, namelijk artikel 132bis van het genoemde Wetboek, die tot doel heeft de toeslagen die voor kinderen ten laste worden toegekend, over de beide ouders te verdelen.

Mocht dat nodig blijken, ben ik uiteraard altijd bereid te laten onderzoeken of deze bepaling kan worden verbeterd.

De heer Guy Swennen (sp.a). - Ik heb nog een bijkomende vraag. Heeft die werkgroep specifiek de problematiek uit mijn vraag als opdracht of betreft het een algemene werkgroep die zich met alles en nog wat bezighoudt?

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude. - Er zal een werkgroep bijeenkomen in het kader van de Waarnemingspost voor de Gewestelijke Fiscaliteit om dat probleem te onderzoeken. Het betreft een afzonderlijke dienst in de FOD Financiën, in overleg met de drie Gewesten en de federale overheid.