5-74COM | 5-74COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - In de bijdrage van Amnesty International aan het Universeel Periodiek Onderzoek van mei 2011 van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, stelt de organisatie vast dat België nog steeds, en blijkbaar dus op systematische wijze, afgewezen mensen en mensen zonder papieren blijft mishandelen.
Reeds in 2008 sprak het VN-Comité tegen foltering zijn bezorgdheid uit over voortdurende klachten, niet alleen over gewelddadig optreden, maar ook over racisme en discriminatie.
Het verhaal van asielzoeker Ebenizer Folefack Sontsa uit Kameroen illustreert die klachten op zeer tragische wijze. Ebenizer Folefack Sontsa werd uitgewezen en onderging op 26 april 2008 een uiterst hardhandige behandeling vanwege politieagenten tijdens een poging tot gedwongen uitwijzing op Brussels Airport. Door het protest van medepassagiers werd de gewelddadige aanpak gestopt en werd hij naar de gesloten instelling van Merksplas teruggebracht. Daar diende hij klacht in wegens mishandeling door de politie. Een nieuwe uitwijzing werd gepland voor 9 mei 2008, maar Ebenizer Folefack Sontsa pleegde zelfmoord op 1 mei. In december 2008 sloot de aanklager het dossier, maar de advocaat van de familie van Ebenizer stelt zeer duidelijk dat zijn klacht tegen de politie nooit werd onderzocht.
Hoe evalueert de minister de aantijgingen van Amnesty International dat de Belgische politie nog steeds, regelmatig en dus bijna systematisch, ongeoorloofd geweld gebruikt bij gedwongen uitwijzingen? Hoe verklaart de minister die aanhoudende klachten ondanks het trieste verhaal van bijvoorbeeld Semira Adamu in 1998 en van Ebenizer Sontsa in 2008? Waarom slaagt de Belgische politie er niet in zich gedisciplineerd te gedragen, de eigen agressie te bedwingen en zich te onthouden van ongeoorloofd geweld? Wat is de voedingsbodem voor die ongeoorloofde gedragingen? Worden agenten en officieren die zich aan gewelddadig gedrag bezondigen voldoende hard en effectief gestraft? Kan de minister ons waarborgen dat die gedragingen door de beleidsmakers systematisch worden bestreden en continu aangepakt? Vermoedt de minister een sterke onderstroom van racisme, geweld en discriminatie bij de politie? Acht de minister de fenomenen voldoende relevant om er expliciet en duurzaam aandacht aan te besteden? Zo ja, hoe plant zij een adequate aanpak ervan? Zo niet, hoe verklaart zij de beleidsinertie daaromtrent?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - De uitermate delicate verwijderingsopdracht die is toevertrouwd aan de Federale Politie en in het bijzonder aan de luchtvaartpolitie, maakt het voorwerp uit van een bijzondere aandacht vanwege de hiërarchische overheid. Naar aanleiding van elk verwijderingsescorte wordt een administratief verslag opgesteld. Bij incidenten wordt ook telkens een proces-verbaal opgesteld. Transparantie is een belangrijk gegeven. De algemene inspectie van de politiediensten is bovendien geregeld aanwezig bij de uitvoering van verwijderingsopdrachten en kan dus eventuele tekortkomingen vanwege het personeel van de Federale Politie vaststellen.
Bij het uitvoeringsschema voor die opdrachten worden de richtlijnen van de Commissie-Vermeersch rigoureus gevolgd en alles wordt in het werk gesteld om een vreedzaam verloop van de uitwijzing te bevorderen. Als er toch een vorm van dwang moet worden gebruikt, kan dat alleen indien binnen de rigoureuze naleving van de richtlijnen.
Bij elk verwijderingsescorte is ook een kaderlid van de luchtvaartpolitie aanwezig dat toeziet op de strikte naleving van de richtlijnen. Dat kaderlid kan zo nodig ingrijpen of het escorte zelfs afbreken.
Het is belangrijk om te vermelden dat telkens wanneer er zich een incident voordoet of een incident door een advocaat wordt gemeld, een intern onderzoek wordt uitgevoerd om na te gaan of de regels werden nageleefd. In geval van disfunctie worden de passende maatregelen genomen ten overstaan van de betrokken personeelsleden.
Ik geef nu de objectieve cijfers.
Voor 2009 werden zes klachten geregistreerd waarvan twee via een raadsman, één via een kaderlid van de luchtvaartpolitie en drie via de betrokkenen zelf.
In 2010 werden vijf klachten ontvangen waarvan drie via de DVZ, één via een raadsman en één via de Belgische liaisonofficier in Spanje. In 2011 werden tot op heden twee dossiers geopend.
Die dertien klachten leidden uiteindelijk na diepgaand onderzoek tot één functioneringsnota en één procedure voor zware tuchtstraf, die nog aan de gang is.
In het aangehaalde incident uit het verleden werd een proces-verbaal opgesteld en het gerechtelijk onderzoek werd afgesloten met een klassering zonder gevolg. Het Comité P, dat de problematiek met aandacht opvolgt, heeft in dat dossier een onderzoek gevoerd en is tot het besluit gekomen dat de interne regels werden nageleefd en dat er geen disfuncties konden worden vastgesteld. Gezien de opschudding bij vele parlementsleden werden de resultaten van dat onderzoek door het Comité P meegedeeld aan de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.