5-67COM | 5-67COM |
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Op 1 oktober 2007 werd de ambassadeur van België in Parijs van zijn taken ontheven omdat er een sterk vermoeden was dat hij betrokken was bij schriftvervalsing ten nadele van de Belgische Staat. Enkele maanden later, in mei 2008, werd dezelfde persoon door de Franse politie opgepakt omdat hij bevelen van de politie negeerde en mogelijk onder invloed van drugs achter het stuur zat. Bij zijn arrestatie verklaarde hij de diplomatieke immuniteit te bezitten en verwees hij naar zijn CD-nummerplaat, die hij blijkbaar weigerde terug te sturen naar Brussel.
Voor de feiten van mei 2008 werd hij reeds in Frankrijk bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden met uitstel, een schadevergoeding aan de Staat en een boete aan de burgerlijke partijen.
Bij de FOD Buitenlandse Zaken zou een tuchtonderzoek lopen, dat echter tijdelijk zou zijn opgeschort omdat de resultaten van het strafrechtelijke onderzoek worden afgewacht.
Drie en een half jaar na de feiten zou er nog steeds geen uitspraak zijn in het dossier van de mogelijke schriftvervalsing ten nadele van de Belgische Staat. Een disciplinaire sanctie van Buitenlandse Zaken laat dus ook op zich wachten.
Aan de zaak is voldoende ruchtbaarheid gegeven, mede wegens de betrokkenheid van een belangrijke ambtenaar bij strafrechtelijke feiten ten nadele van de Belgische Staat, die in Frankrijk zijn gepleegd.
Wat is de stand van zaken in het strafrechtelijke onderzoek naar de gewezen ambassadeur van België in Parijs?
Heeft de Belgische Staat zich burgerlijke partij gesteld? Is de zaak inmiddels voor de raadkamer gekomen? Weet de minister misschien wanneer de zaak voor de correctionele rechtbank zal komen? Zal worden overgegaan tot buitenvervolgingstelling of seponering?
Welke schade heeft de Belgische Staat opgelopen, die ze eventueel van de betrokkene kan terugvorderen?
Wanneer verwacht de minister een uitspraak?
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Het ministerie van Buitenlandse Zaken dat zich burgerlijke partij heeft gesteld, volgt de procedure op de voet. De zaak was gefixeerd in de raadkamer van 2 december 2010 voor de regeling van de werkzaamheden. Daar is evenwel gevolg gegeven aan de vraag naar aanvullend onderzoek, waardoor de zaak sine die werd uitgesteld ingevolge de artikelen 61quinquies en 127 van het Wetboek van Strafvordering.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer de minister, kunt u mij zeggen of de procureur op 2 december 2010 al de doorverwijzing vroeg naar de correctionele rechtbank? De bijkomende onderzoeksdaden zullen waarschijnlijk door de raadsman van de betrokkene zijn gevraagd, en niet door de procureur die dan vermoedelijk al een standpunt over zijn eindvordering had ingenomen. Ik zou graag vernemen of hij toen al van mening was dat de zaak moest worden doorverwezen naar de correctionele rechtbank.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ik veronderstel dat de vraag naar bijkomende onderzoeksdaden niet geformuleerd zou zijn geweest als het openbaar ministerie geen voortzetting van de procedure zou hebben gevorderd.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik wilde alleen maar weten of de procureur de zaak wilde voortzetten dan wel een buitenvervolgingstelling overwoog.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ik kan daar geen formeel antwoord op geven. Als er geen doorverwijzing zou zijn geweest, zou de betrokkene waarschijnlijk geen bijkomende onderzoeksdaden hebben gevraagd. Dat is evenwel een hypothese van mij, want ik werd niet formeel geïnformeerd over de vordering van de procureur. Ik blijf hier dus voorzichtig.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Tot slot wens ik alleen nog te wijzen op het belang van dit dossier. De betrokkene zou trouwens nog steeds zijn ingeschreven op de loonlijst van de FOD Buitenlandse Zaken. Ik zal dit dossier alleszins blijven volgen.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ik erken het belang van dit dossier.