5-66COM | 5-66COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Vorig jaar al heeft de Kamer bijna unaniem een wet op het boerkaverbod aangenomen en onlangs heeft ze dat opnieuw gedaan.
Voor zover ik weet, zal de Senaat dat ontwerp niet evoceren, ook al verwachten nogal wat specialisten dat deze wet zal worden vernietigd, omdat ze gewoonweg slecht is. Ook de Raad van State was bijzonder kritisch. Ik wil vooral weten wat de gevolgen zijn als deze wet echt zou worden vernietigd.
Ondanks de grote eensgezindheid, blijkbaar dwars door alle politieke families heen, roept dit verbod en vooral de timing en het aureool dat eromheen hangt, ernstige vragen op. Waarom zo'n groot kanon als een wet in stelling brengen om een minimaal probleem - althans qua aantal - aan flarden te schieten?
Kritische stemmen zoals Amnesty International stellen hierbij heel wat vragen. Wanneer de uitoefening van een mensenrecht door een minderheid ondergeschikt wordt gemaakt aan de mening van de overgrote meerderheid, houdt dat recht immers op te bestaan. Een recht wordt zo een privilege, waarvan de uitoefening afhankelijk is van de goedkeuring of welwillendheid van de meerderheid. Deze mensenrechtenverdragen zijn mede opgesteld om de rechten van minderheden in een samenleving te waarborgen. De stem van een meerderheid kan daarbij niet worden ingezet om een minderheid te discrimineren. Hopelijk wordt hier geen precedent geschapen. In een vrije en open samenleving moeten mensen vrij kunnen kiezen wat ze willen dragen en wat niet. De argumenten die we gebruiken om kledingvoorschriften voor vrouwen in onder meer Iran en Saudi-Arabië te veroordelen, gelden evenzeer voor het totaalverbod op gezichtsverhullende kleren.
Voor alle duidelijkheid, ik ben allesbehalve een voorstander van de boerka. Ik vind het niet wenselijk en niet aangenaam als ik het gezicht van mensen niet kan zien, als ik ze niet kan herkennen, als een groot deel van de non-verbale communicatie verloren gaat. Het lijkt me ook logisch dat de politie in staat moet zijn om iedereen, indien nodig, gemakkelijk en zonder te veel poespas te identificeren. Ik stel me enkel de vraag of dit nu al niet het geval is en of er hier geen kanon wordt gebruikt om op een mug te schieten. Welk regelgevend kader geldt er voor de identificatieplicht en gezichtsbedekking? Acht de minister dit kader voldoende sluitend om tegemoet te komen aan de vereisten van het vrijwaren van de openbare veiligheid? Is er vandaag eigenlijk een probleem rond deze kwestie? Zo ja, kan de minister dat onderbouwen met cijfers en gegevens? Zo neen, beoordeelt de minister dit als een potentieel acuut probleem in de toekomst? Beschikt de minister over cijfers van het aantal mensen dat een boerka of andere gezichtsverhullende kledij draagt in België?
Beschikt de minister over aanwijzingen dat het dragen van bijvoorbeeld boerka's positief correleert met criminaliteit of staatsbedreigend gedrag? Bewijst dit antwoord de urgentie van een probleem? Kortom, is deze vrees voor identificatieproblemen voldoende relevant om er een expliciete en aparte wetgeving voor te ontwikkelen?
Welke instrumenten bestaan er, naast deze wet, om het identificatieprobleem aan te pakken? Ik wil vooral op deze vraag een antwoord krijgen, omdat ik helemaal niet zo overtuigd ben van de sterkte van de huidige wet.
De heer Bart Laeremans (VB). - Ik hoor dat er zelfs sprake is van de miskenning van een mensenrecht of een minderheidsrecht. Ik zie niet in wat dit verhaal te maken heeft met een minderheidsrecht. Het gaat om een regelrechte pervertering van de mensenrechten. Vrouwen opsluiten in een kooi door ze een kledingstuk te laten dragen dat alleen de ogen vrijlaat, komt neer op een ultieme vernedering en gaat in tegen de menselijke waardigheid. Ik ben daardoor geschokt. Het is zeker geen hypothetisch probleem. Ik zag onlangs zo'n vrouw in de Makro. Dit druist in tegen universele waarden zoals de gelijkheid van man en vrouw, die voor mij ver boven de tradities van minderheden en kledingfolklore staan. Het verbaast mij dat iemand van de linkerzijde dat niet inziet en het niet aandurft Amnesty International op dergelijke aberraties te wijzen. De organisatie zet daardoor haar geloofwaardigheid op de helling.
Het dragen van een boerka verbant de vrouw uit de samenleving. Daartegen kan niet hard genoeg worden geageerd. Voor ons komt de wet op het juiste moment. Wij hebben het voorstel destijds als eerste gelanceerd en we zijn blij dat anderen ons uiteindelijk zijn gevolgd.
Ik heb maar één vraag aan de minister. Welke instructies zal zij geven om die wet, die zopas door de Kamer werd goedgekeurd en niet meer naar de Senaat zal gaan, vlot te doen toepassen en ervoor te zorgen dat dergelijke gruwelijke toestanden zich niet langer voordoen? Wat zal de minister, ook als vrouw, doen om ervoor te zorgen dat dit verleden tijd is?
De heer Huub Broers (N-VA). - De N-VA-fractie respecteert elke vorm of uiting van een religieuze, levensbeschouwelijke of cultureel geïnspireerde sociale normering, op voorwaarde dat dit gebeurt binnen een wettelijk kader, zoals er nu een is gemaakt.
Het dragen van soms zelfs opzichtige religieuze of andere symbolen is een individuele keuze, maar in de publieke ruimte moeten we wel kunnen optreden. Ik denk bijvoorbeeld aan een loket in een gemeentehuis of een OCMW of bij elk rechtstreeks `klantencontact'. Dan is het logisch dat men elkaar kent. In dergelijke openbare gelegenheden is de neutraliteit van de persoon van belang.
Sommige mensen vinden dat we op identiteitskaarten ongeveer alles moeten toelaten. Persoonlijk vind ik dat totaal fout. Een identiteitskaart is iets anders dan een halssnoer of een ring. Het is een vorm van legitimatie en openbare besturen moeten toch iedereen kunnen kennen die bij ons verblijft.
Ik ben het eens met de heer Anciaux dat een boerka een deel van het sociaal contact wegneemt, maar het is ook meer dan dat. Het is ook het negeren van de vrouw als vrouw en als gelijke van de man. Ook daarom ben ik tegen dergelijke gezichtsverhullende zaken.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Wij hebben daarover ook hier in de Senaat een wetsvoorstel ingediend. Daarin gebruiken we echter niet het woord `boerka', maar gaat het enkel over het feit dat men identificeerbaar moet zijn. In België hebben al zes gemeenten een dergelijk verbod uitgevaardigd, onder meer Maaseik en Sint-Jans-Molenbeek. Op gemeentelijk niveau is dat uiteraard zeer moeilijk toepasbaar.
Ons uitgangspunt is enkel de veiligheid en de mogelijkheid tot politiecontrole in de publieke ruimte en de private ruimte van de overheid. Wij gaan enkel uit van veiligheidsredenen, niet van religieuze overwegingen.
Deze week kregen we echter een nota van de Dienst Wetsevaluatie met de melding dat er een probleem was. Soms moeten mensen ook de toestemming krijgen professioneel bepaalde kledij te dragen of kledij aangepast aan bepaalde sporten. Ik denk onder meer aan schermers, valschermspringers, diepzeeduikers. Soms moet men ook om gezondheidsredenen aangepaste kledij dragen. De uitzonderingen komen misschien iets te weinig aan bod. Al weet ik niet of we het ontwerp daarom moeten evoceren. Jammer is dat er geen advies is gevraagd aan de Raad van State.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Jawel, dat is in de Kamer gebeurd en de Raad van State gaf een vernietigend antwoord.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Dan had men de tekst wel moeten aanpassen, omdat we anders het risico lopen dat de wet later door een rechtbank kaduuk wordt verklaard.
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Ik ga het debat over het wetsontwerp dat de Kamer op 28 april met een overgrote meerderheid heeft goedgekeurd, hier niet heropenen.
Voor het huidige regelgevende kader met betrekking tot de identificatieplicht en de gezichtsbedekking verwijs ik naar het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende identiteitskaarten. De regelgeving met betrekking tot de identiteitskaarten bepaalt mutatis mutandis dat een persoon herkenbaar moet zijn. Artikel 1 van dat besluit bepaalt dat de identiteitskaart `moet worden overgelegd bij elke vordering van de politie, evenals bij elke aangifte, bij elke aanvraag van getuigschriften en, in het algemeen, telkens als de houder het bewijs van zijn identiteit dient te leveren'. De identiteitskaart bevat de foto van de houder die aan een aantal kenmerken moet voldoen om de precieze identificatie van de houder mogelijk te maken. Zo mogen voorhoofd, wangen, ogen, neus en kin niet bedekt zijn. Daarnaast is het wenselijk, maar niet vereist dat het haar en de oren vrij zijn.
Draagt de houder van de kaart een boerka of een niqab, dan wordt niet aan die voorwaarde voldaan en is identificatie onmogelijk. Daarbij komt dat iedereen die de openbare weg gebruikt of zich in een openbare ruimte bevindt, herkenbaar moet zijn om de openbare veiligheid te bewaren. Wat onder herkenbaar wordt verstaan, staat nu ook in het wetsontwerp tot instelling van een verbod op het dragen van de kleding die het gezicht volledig, dan wel grotendeels verbergt.
Cijfers over het aantal boerkadraagsters zijn niet beschikbaar. Aangezien het tot nog toe niet verboden was, is er geen rechtsgrond om hierover gegevens te verzamelen. We weten wel dat het om een zeer kleine minderheid gaat. Er zijn geen aanwijzingen dat er een verband is tussen het dragen van een boerka en criminaliteit of staatsbedreigend gedrag. Zoals uit het kamerdebat bleek, vormt het dragen van een boerka vooral problemen inzake menselijke waardigheid en gelijkheid tussen de geslachten.
Sommige gemeenten hebben al een verbod uitgevaardigd. Hierdoor zijn uiteenlopende regelgevingen ontstaan, wat aanleiding geeft tot een vorm van rechtsonzekerheid. Dat is een van de goede redenen om een nationale regeling uit te werken. Wanneer het wetsontwerp wet wordt - en dat zal ongetwijfeld gebeuren - zal er voor heel België een regelgeving met betrekking tot gezichtsbedekking bestaan.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mevrouw de minister, ik ben tevreden met uw antwoord omdat het aantoont dat er ook buiten het goedgekeurde wetsontwerp al voldoende regelgeving aanwezig was om het dragen van kledij die identificatie onmogelijk maakt, te verbieden. Sommige collega's lijken te suggereren dat ik voorstander ben van de boerka. Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat ik daar geen voorstander van ben, om dezelfde redenen als anderen. Alleen begrijp ik niet waarom er een nieuwe wet moest komen als er vandaag al een verbod bestaat op het dragen van kledij die identificatie onmogelijk maakt. Dat wekt de indruk dat men met die wet een bepaalde godsdienst wil stigmatiseren. Een overgrote meerderheid heeft voor die wet gekozen, maar ik wil er wel op wijzen dat ze vernietigd kan worden, gelet op de vernietigende kritiek van de Raad van State op het ontwerp.
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Vergeet ook niet, mijnheer Anciaux, dat hier de scheiding der machten geldt en dat ik me dus niet heb uit te spreken over wat het parlement bespreekt en goedkeurt.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik heb alle respect voor de keuze die men heeft gemaakt. Ik stel alleen bepaalde zaken vast. Ik ben niet zo zeker dat die wet zal standhouden, maar zelfs zonder die wet is er voldoende reglementering om identificatie af te dwingen. Daarom heb ik deze vraag ook gesteld. Uw antwoord was zeer duidelijk. Waarvoor dank.
(La séance est levée à 12 h 45.)