5-23 | 5-23 |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Onlangs publiceerde het RIZIV de cijfers over de uitgaven in het kader van de ziekteverzekering met daarbij ook gegevens per streek en provincie. Mij valt daarin heel sterk op dat de RIZIV-uitgaven voor Brussel veruit de laagste zijn van het hele land. Het gaat mij niet om regionale verschillen, laat dat duidelijk zijn. Mij frappeert het dat de bruto uitgaven van het RIZIV in Brussel meer dan 5% lager liggen, of gemiddeld meer dan 100 euro per inwoner. Gewogen berekend komt men zelfs aan dik 6,7% minder uitgaven, of bijna 150 euro gemiddeld per inwoner, en dat terwijl Brussel meer dan welke stad ook met armoede wordt geconfronteerd en arme mensen meer dan anderen nood hebben aan verzorging en gezondheidszorg.
Het frappeert me dan ook dat net in Brussel, in tegenstelling tot alle vooroordelen die bij veel mensen leven, het minst aan gezondheidszorg wordt uitgegeven. En dan heb ik het nog niet eens over de grote verschillen binnen Brussel tussen een rijke elite en een groot deel van de bevolking dat het moeilijk heeft, want dan zouden we moeten vaststellen dat er nog een veel groter verschil is.
Als men weet dat de kosten voor de ziekenhuizen in Brussel veel hoger liggen dan in de rest van het land en de uitgaven voor het RIZIV er toch veel lager liggen, dan kan men alleen maar tot het besluit komen dat heel veel mensen in Brussel weinig of geen gebruik maken van ons schitterend systeem van gezondheidszorg. Die vaststelling gaat in elk geval sterk in tegen de heersende vooroordelen over profitariaat en dergelijke. Er zijn in Brussel hele bevolkingsgroepen die helemaal niet profiteren van de gezondheidszorg, integendeel. Ik wil graag de mening van de minister daarover kennen.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Medische consumptie is een complex fenomeen dat door verschillende factoren wordt beïnvloed, terwijl in de vraag maar twee factoren aan bod komen. In de internationale literatuur worden meer bepaald persoons-, gezins- en omgevingskenmerken gehanteerd om verschillen in het gebruik van medische zorg te verklaren: leeftijd, geslacht, sociaal statuut, gezinstoestand, inkomen, opleidingsniveau, levensstijl, leefmilieu, medisch aanbod, regionale verschillen in praktijkvoering enzovoort. De rapporten van het RIZIV bevatten dit expliciete onderzoek naar die invloeden niet. De voor de drie gewesten tussen 2006 en 2009 vastgestelde tendensen, worden wel door de rapporten bevestigd.
De morbiditeit is natuurlijk een zeer bepalende factor voor medische consumptie, een factor die bovendien zelf naar gelang van andere factoren varieert, zoals de regio waarin een persoon woont. De totale uitgaven worden dus altijd door een samenspel van factoren bepaald, waarvoor we in de meeste gevallen niet over enige bruikbare informatie beschikken. Enkel leeftijd, geslacht en sociaal statuut werden als standaardisatiefactoren opgenomen.
Een ander aspect van de vraag brengt de globale uitgaven van het Brusselse Gewest onder de aandacht. De globale uitgaven voor geneeskundige verzorging kunnen evenwel verschillende soorten uitgaven dekken, onder meer voor ambulante zorg, ziekenhuis, psychiatrische instellingen, revalidatie, residentiële settings, maximumfactuur. De regionale patronen verschillen volgens de onderzochte soort uitgaven. Zo liggen de gemiddelde uitgaven in Brussel bijvoorbeeld lager dan het nationale gemiddelde voor de ambulante verzorging of de maximumfactuur, maar hoger dan het nationale gemiddelde voor ziekenhuisopnames of voor het verblijf in rusthuizen. Door enkel de globale uitgaven te bekijken, worden dergelijke verschillen gemaskeerd.
Een deel van de verschillen op het niveau van de soorten uitgaven, zoals de gemiddelde uitgaven voor gehospitaliseerde patiënten in Brussel, kunnen waarschijnlijk mede verklaard worden door de factoren die de heer Anciaux aanhaalt. Sommige studies wijzen bijvoorbeeld uit dat mensen met een hoger inkomen sneller een beroep doen op preventieve zorg en zo hospitalisatie vermijden en dat mensen met lage inkomens eerder naar een ziekenhuis gaan dan een beroep te doen op ambulante zorg. Maar het is ook zeer waarschijnlijk dat bepaalde vormen van ambulante zorg veel minder toegankelijk zijn voor mensen die onder de armoedegrens leven of van vreemde origine zijn. Het inkomen, de werkloosheid, armoede en etniciteit spelen dus een rol om de uitgaven voor een bepaald uitgaventype te verklaren, maar niet voor een andere uitgaventype.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik onderschrijf het standpunt van de minister. Mij valt op dat we op basis van de cijfers van een Matteüseffect kunnen spreken. Echt arme mensen en ook arme allochtonen maken minder gebruik dan de gegoeden van de mogelijkheden van het sociale systeem en van de gezondheidszorg. Dat Matteüseffect moeten we bestrijden.
Positief is dat de RIZIV-cijfers regelrecht ingaan tegen vooroordelen waarvan bepaalde groepen blijk geven. Uit de cijfers blijkt duidelijk het tegendeel.