5-64COM

5-64COM

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Handelingen

DINSDAG 3 MEI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de waardering van huisartsen» (nr. 5-795)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Generaties lang bekleedde de huisarts een belangrijke en notabele functie, met een medische, maar zeker ook maatschappelijke dimensie. `Meneer doktoor' combineerde zovele rollen, die van geneesheer, biechtvader, psycholoog, maatschappelijk assistent en zelfs financieel raadgever.

Die tijden lijken helemaal voorbij. De jongste jaren kantelde de rol van de huisarts en verloor de huisarts veel van zijn aureool, ondanks de welgemeende en goed geregisseerde pogingen om eerstelijnsgeneeskunde zowel wetenschappelijk als maatschappelijk een juist gewaardeerde plaats te geven. Dat leidde tot uitgebreidere opleidingen, stimuli tot groepspraktijken enzovoort.

Desondanks blijft het beroep van huisarts voor vele jonge artsen en studenten onaantrekkelijk. Patiënten en samenleving verwachten veel toewijding, overgave en engagement, zoals vroeger, maar de omstandigheden om het beroep van huisarts uit te oefenen verloren heel wat aantrekkingskracht. De dokter devalueerde van een notabele naar een gezondheidswerker die gespecialiseerde diensten uitvoert voor een klant. Daarbij percipieert men de huisarts als een opstapje naar de specialist, een fase die men steeds vaker overslaat. In andere gevallen rept men zich meteen naar de spoeddienst, in de hoop direct te worden behandeld.

Verschillende studies wijzen uit dat het loon van een huisarts drastisch naar beneden is gegaan. In België hoort het bij de laagste van Europa. Een enquête in Artsenkrant van april 2010 toonde aan dat bijna de helft van de huisartsen tussen 2 500 en 4 500 euro netto verdient per maand en een kwart zelfs minder dan 2 500 euro. Men kan terecht vragen stellen bij de omvang van deze inkomens, rekening houden met de studieduur en de moeilijkheidsgraad, de lange werktijden, de zwakke sociale bescherming en het magere pensioen van de huisarts.

Dit alles verklaart de grote terugloop van het aantal huisartsen. Sommigen voorspellen luidop het einde van deze discipline, met alle negatieve gevolgen van dien.

Beaamt de minister dat huisartsen zowel voor hun medische als maatschappelijke functie onvervangbaar zijn? Beaamt ze dat de huisartsen daarom recht hebben op een passend loon dat overeenstemt met de voorafgaande duur en moeilijkheid van de studie, de werkdruk, de hoge verwachtingen en de aansprakelijkheid van hun beroep? Beaamt ze dat dit loon de huisartsen in staat moet stellen een gezin te onderhouden en een degelijk pensioen op te bouwen? Ik stel vast dat thans soms armoede voorkomt in het artsenkorps. Dat was vroeger totaal ondenkbaar.

Ik ken persoonlijk enkele schrijnende gevallen van huisartsen die, ondanks een sterke inzet, het financieel niet redden. Vaak zijn het mensen met een bijzonder groot hart, die veel sociaal werk verrichten.

Kent de minister het gemiddeld brutomaand- en jaarinkomen van de Belgische huisartsen? Staat die verloning in verhouding tot hun werklast? Weet ze hoeveel uur per week de huisartsen in ons land werken?

Hoeveel huisartsen zijn er momenteel in België? Hoe evolueerde dit aantal de afgelopen tien jaar? Is er sprake van een forse terugloop? Deelt de minister de bezorgdheid over die terugloop en de negatieve gevolgen ervan?

Ook in de visie van de minister zijn de eerstelijnsartsen essentieel om ons bijzonder goed systeem van gezondheidszorg te kunnen waarborgen. Vindt ze ook niet dat we initiatieven moeten nemen om het beroep aantrekkelijker te maken?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Ik ben er ook van overtuigd dat de huisartsengeneeskunde de centrale spil van ons zorgsysteem moet blijven. Daarom hebben we de voorbije drie jaar vele maatregelen genomen om de eerstelijnsgeneeskunde te herwaarderen en meer bepaald in streken met een lage medische dekking. Het Europese colloquium dat het Belgische voorzitterschap heeft georganiseerd, toonde trouwens aan dat deze problematiek in alle landen van Europa bestaat. Opmerkelijk is dat de schaarste aan huisartsen in eenzelfde land sterk van streek tot streek verschilt.

Met het kadaster van Belgische huisartsen kunnen we voor 2009 schatten dat er van de 14 624 ingeschreven Belgische huisartsen ongeveer 9 250 echt in ons land actief waren. Omdat we vroeger geen goed werkend kadaster hadden, valt het moeilijk te zeggen of dit cijfer de laatste jaren is veranderd, maar, gelet op het sinds een tiental jaren stabiele aantal huisartsen, kunnen we ervan uitgaan dat het aantal actieve huisartsen ook redelijk stabiel blijft. Een derde van de actieve huisartsen is vandaag echter ouder dan 55 jaar. Dat is een van de redenen waarom ik verschillende besluiten inzake de medische planning heb genomen, onder andere om het minimumquotum van huisartsen geleidelijk op te trekken van driehonderd tot vierhonderd per jaar. Indien dat quotum wordt nageleefd, zal het aantal beginnende huisartsen de huisartsen die met pensioen gaan, compenseren.

Er blijft natuurlijk het probleem van het opgeven van het beroep, wat enkele jaren geleden werd geschat op drie opgaven per tien gediplomeerden, voornamelijk tijdens de eerste vijf jaar. Men moet die cijfers echter dubbel nuanceren; enerzijds zorgt de herwaardering van de huisartsgeneeskunde aan de universiteiten de laatste jaren voor minder automatische keuzes en anderzijds verlopen de loopbanen almaar minder lineair.

Daarmee bedoel ik dat sommige jonge huisartsen enkele jaren uit het beroep stappen om zich, bijvoorbeeld, aan de zuiver preventieve geneeskunde te wijden en later naar de huisartsengeneeskunde terug te keren.

Volgens de heer Anciaux zou een kwart van de huisartsen minder dan 2 500 euro netto per maand verdienen. Aangezien veruit de meeste huisartsen als zelfstandige werken, heb ik geen cijfers over hun beroepsinkomens. Zoals het kadaster van 2009 aantoont, beoefenen meer dan 5 000 geregistreerde huisartsen geen huisartsgeneeskunde of doen ze dat maar deeltijds. De huisartsen in opleiding hebben een inkomen van ongeveer 2 000 euro netto per maand. Zoals in elk zelfstandig beroep, duurt het enkele jaren om een patiëntenbestand op te bouwen.

Het aantal arbeidsuren per week bedraagt volgens onderzoek gemiddeld tussen de 50 en de 55 uren per week. De oudere huisartsen werken over het algemeen langer en de jongere en in het bijzonder de vrouwelijke huisartsen werken minder lang of werken vrijwillig deeltijds.

Omdat ik het belang van de financiële herwaardering erken, heb ik de voorbije jaren verschillende maatregelen genomen. Een eerste maatregel die ik heb genomen om de schaarste het hoofd te bieden, bestond in de uitbreiding van de zones van het Impulseo I-fonds.

Om de aantrekkelijkheid voor de jongeren te vergroten, heb ik de artsen in opleiding ook een nieuw statuut gegeven. Dat nieuwe statuut waarborgt niet alleen een grotere gelijkheid tussen alle assistenten, maar biedt ook een grotere sociale bescherming.

De herwaardering van de huisarts gebeurt zowel via een financiële als structurele herwaardering. Zo werden de erelonen van de huisartsen tussen 2005 en 2008 terecht met 40% verhoogd. Die noodzakelijke herwaardering heeft ervoor gezorgd dat de erelonen van de Belgische huisartsen op hetzelfde peil zijn gekomen als die in vele Europese landen, zoals Frankrijk. Er zijn trouwens nog andere bezoldigingsvormen uitgewerkt, zoals de erelonen voor de beschikbaarheid of voor het globaal medisch dossier en, recenter nog, het GMD+.

Vervolgens heb ik, om de administratieve last te verminderen, het Impulseo II-fonds opgericht, waardoor huisartsen die in een groep of een netwerk werken, jaarlijks bedragen krijgen om de aanwerving van een administratieve bediende te financieren. Ik heb daarnet gesproken over de oprichting van het Impulseo III-fonds. Dat wordt binnenkort uitgevoerd.

De maatregelen om de eerstelijnswachtdienst te verbeteren vormen een ander belangrijk onderdeel. Ik heb eerst de subsidies voor de nieuwe wachtposten aanzienlijk verhoogd: 2,1 miljoen euro in 2008 en 3,4 miljoen euro in 2010. Het akkoord geneesheren-ziekenfondsen 2011 trekt nu tien miljoen euro uit voor deze wachtposten. Daarnaast heb ik het proefproject 1733 voor centrale dispatching gelanceerd, waardoor de patiënten beter kunnen worden gestuurd en de wachtdiensten voor de huisartsen worden vergemakkelijkt.

Het spreekt vanzelf dat, ondanks de zeer vele maatregelen om de eerste lijn te herwaarderen en te reorganiseren, het risico op schaarste in sommige streken van het land blijft voortbestaan. In de volgende jaren zullen er ongetwijfeld nog andere maatregelen moeten worden genomen in samenwerking met alle actoren van het terrein, maar ook met de plaatselijke en gewestelijke overheden. Ook de essentiële rol van de universiteiten mag niet worden vergeten, want ook zij moeten aan de noodzakelijke algemene herwaardering van de huisartsengeneeskunde bijdragen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik heb waardering voor de inspanningen die de minister heeft gedaan. Ze is overigens niet als enige verantwoordelijk.

Ik ken huisartsen die tegen terugbetalingstarief werken en patiënten geen remgeld aanrekenen. Dat is misschien naïef, maar het is hun recht. De betrokken artsen besteden ook heel wat tijd aan hun patiënten, wat blijkbaar ook steeds minder voorkomt. Dat wordt echt een probleem.

De goegemeente moet volgens mij nadenken over de vraag wat een huisarts die ook een sociale functie vervult, mag verdienen. Ze hebben immers ook lange studies achter de rug en hebben heel wat geïnvesteerd. Vorige generaties van huisartsen kwamen zeer goed rond, zonder dat ze noodzakelijk meer patiënten hadden. Ze slaagden erin een bloeiende praktijk op te bouwen. Tegenwoordig slagen huisartsen daar steeds minder in. Uiteraard zijn er uitzonderingen, maar volgens mij gaat het dan om artsen die een strak tijdschema van een kwartier per patiënt volgen en die vaak niet geconventioneerd zijn.

Kortom, ik stel vast dat heel wat huisartsen in een problematische situatie zitten en dat is een bedreiging van het hele gezondheidssysteem.

(De vergadering wordt gesloten om 17.15 uur.)