5-941/1 | 5-941/1 |
7 APRIL 2011
De wetgever maakt geen onderscheid tussen de burgers wanneer het gaat om het ontvangen en het vernieuwen van de elektronische identiteitskaart. De wet vermeldt namelijk dat elke Belg, ouder dan twaalf jaar, over een identiteitskaart moet beschikken. Het identiteitsbewijs blijft vervolgens vijf jaar geldig vanaf de datum van aangifte. Onderhavig voorstel wil zowel de geldigheidsduur van de identiteitskaarten voor Belgen verdubbelen als een eID met onbeperkte geldigheid voor vijfenzeventigplussers mogelijk maken. Beide maatregelen werden reeds eerder goedgekeurd op de Ministerraad van 17 juli 2009 en waren een initiatief van de indiener met zijn toenmalige collega-minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen. De verlenging van de geldigheidsduur van de identiteitskaarten past volledig in het kader van de inspanningen om de administratieve en financiële lasten voor de burgers te verminderen, de taken van de gemeenten te beperken en efficiënte winsten te realiseren. De maatregel betekent een besparing voor de burgers van 9,96 miljoen euro per jaar.
A. Verlenging van de geldigheidsduur van vijf tot tien jaar
De verdubbeling van de geldigheidsduur van de eID maakt een wezenlijk verschil door ervoor te zorgen dat de burger slechts één keer in tien jaar de kosten voor de aanmaak van de pasfoto (vier à acht euro), de identiteitskaart (minimum twaalf euro, gemeentetaks niet inbegrepen), alsook de eventuele verplaatsingskosten, moet betalen. Bovendien betekent de maatregel een beperking van de werklast van de gemeenten, die zich daardoor meer kunnen concentreren op het uitreiken van andere identiteitsbewijzen zoals paspoorten en rijbewijzen.
Rekening houdend met het totaal aantal eID-kaarten in omloop in februari 2011, met name 8,3 miljoen (inclusief vijfenzeventigplussers), betekent dit project over tien jaar voor de burgers een besparing van 99,6 miljoen euro ofwel 9,96 miljoen euro per jaar.
De inwerkingtreding van de wet dient echter gekoppeld te zijn aan de technische haalbaarheid van de maatregelen. Zo moeten alle kwaliteitsgaranties aanwezig zijn om de duurzaamheid van het materiaal (dit wil zeggen plastic) voor een periode van tien jaar te kunnen garanderen. Een tweede basisvereiste is dat ook de aanpassing van de software op een feilloze manier kan verzekerd worden, eveneens voor een periode van tien jaar.
B. Onbeperkte geldigheid voor vijfenzeventigplussers
De vernieuwing van de identiteitskaart is voor het gros van de mensen slechts een formaliteit en geeft de overheden de kans de kaarten aan te passen aan de meest recente technische mogelijkheden. Voor een zeer selecte groep uit de samenleving is dit echter heel wat minder evident aangezien ze niet meer fysiek of mentaal in staat zijn om zelf gevolg te geven aan de oproepingsbrief van de gemeente in het kader van de vernieuwingsprocedure van de eID. Daarom zullen burgers vanaf de leeftijd van vijfenzeventig jaar — een groep die bestaat uit meer dan 950 000 personen — voortaan de keuze krijgen om hun eID om de tien jaar te vernieuwen of te opteren voor een eID met onbeperkte geldigheidsduur.
Ten tijde van de oorspronkelijke identiteitskaart waren vijfenzeventigplussers niet verplicht hun identiteitsbewijs te laten verlengen. Ze bleef namelijk onbeperkt geldig (koninklijk besluit van 3 mei 2003 tot wijziging van koninklijk besluit van 4 juli 2001). Ook in de transitieperiode naar de eID (2007 tot 2009) bleef deze uitzondering gelden voor de vijfenzeventigplussers. De senioren dienden toen enkel ingeval van verlies of diefstal van hun oude kaart of bij regelmatig reizen in het bezit te zijn van een elektronische kaart. Deze uitzondering verviel echter volledig in 2009 toen de oude, niet-elektronische identiteitskaarten vervielen, waardoor ook vijfenzeventigplussers sinds 1 januari 2010 verplicht zijn een elektronische identiteitskaart te bezitten en die vijfjaarlijks te vernieuwen.
Voor hoogbejaarden — veelal bewoners in een rusthuis — bestaan een aantal procedures om de vernieuwing van de identiteitskaart zo vlot mogelijk te laten verlopen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een familielid of een andere vertrouwenspersoon (veelal iemand van het rusthuispersoneel), mits hij in het bezit is van een volmacht en doktersattest van de bejaarde, de verplaatsing maakt naar de gemeentediensten om de nieuwe kaart aan te vragen. Vervolgens komt een bediende van de gemeente naar de hoogbejaarde persoon toe om de verdere afhandeling te verzorgen.
Hoewel de procedure op zich vrij duidelijk is, is dit een (administratieve) taak die vaak op de schouders valt van het verzorgend personeel in de rusthuizen. Het is algemeen geweten dat het rusthuispersoneel in veel gevallen te kampen heeft met personeelstekorten. Het zou daarom heel wat tijd vrijmaken voor de basistaken van het verzorgend personeel wanneer het niet telkens tot tweemaal toe naar de stadsdiensten zou moeten gaan bij elke vernieuwing van de identiteitskaart. Dit nog in het meest omdat hoogbejaarden de identiteitskaart weinig of niet meer gebruiken, aangezien deze specifieke leeftijdscategorie de eID niet gebruiken om bankzaken te verrichten, te reizen en dergelijke meer. Bovendien beschikt het rusthuis over alle nodige informatie over hun bewoners.
Door het feit dat alle burgers — de vijfenzeventigplussers incluis — geacht worden ondertussen in het bezit te zijn van een elektronische identiteitskaart is de verplichting tot vijfjaarlijkse hernieuwing voor vijfenzeventigplussers een achterhaalde maatregel. Onderhavig voorstel wil bijgevolg de procedure voor deze specifieke doelgroep versoepelen. De ondertekenaar wenst hierbij op te merken dat deze maatregelen gericht dienen te zijn op de personen die fysiek of mentaal niet meer in de mogelijkheid verkeren om de vernieuwing van de identiteitskaart af te handelen en legt de nadruk op het belang van het bezitten van een identiteitsbewijs. Hij stelt echter het belang van de vijfjaarlijkse vernieuwing ervan in vraag en wil daarom de regeling versoepelen en de keuze bij de bejaarde zelf laten. Daarom pleit de ondertekenaar ervoor de mogelijkheid toe te voegen om voor vijfenzeventigplussers een identiteitskaart te creëren waarop geen enkele datum wordt vermeld onder de rubriek « geldig van tot », met voorbehoud van de gevallen van vervanging waarin voorzien wordt in artikel 5, § 1, 2º tot 6º, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten (met name wanneer de houder een kaart wenst in een andere taal dan die waarin de zijne is gesteld, voor zover hij gevestigd is in een gemeente die gemachtigd is een kaart in de door de betrokkene gekozen taal uit te reiken; wanneer de foto van de houder niet meer gelijkend is; wanneer de kaart beschadigd is; wanneer de houder van naam of voornaam verandert; wanneer de houder van geslacht verandert) en van het geval waarin een persoon die tot deze leeftijdscategorie behoort, van wie de geldigheid van de identiteitskaart vervallen is, zich naar het buitenland wenst te begeven.
Guido DE PADT Caroline DÉSIR. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 6, § 6, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º het woord « vijf » wordt vervangen door het woord « tien »;
2º een tweede lid wordt toegevoegd, luidende :
« Onverminderd de bepalingen betreffende de vreemdelingenkaart en de verblijfsdocumenten, is de identiteitskaart voor personen van vijfenzeventig jaar en ouder onbeperkt geldig wanneer dit bij de eerstvolgende vernieuwing wordt aangevraagd. De identiteitskaart moet evenwel vernieuwd worden :
1º wanneer de houder een kaart wenst in een andere taal dan die waarin de zijne is gesteld, voor zover hij gevestigd is in een gemeente die gemachtigd is een kaart in de door de betrokkene gekozen taal uit te reiken;
2º wanneer de foto van de houder niet meer gelijkend is;
3º wanneer de kaart beschadigd is;
4º wanneer de houder van naam of van voornaam verandert;
5º wanneer de houder van wie de geldigheid van de identiteitskaart vervallen is, zich naar het buitenland wenst te begeven;
6º wanneer de houder van geslacht verandert. »
Art. 3
Deze wet treedt in werking op 1 januari 2013.
28 februari 2011.
Guido DE PADT Caroline DÉSIR. |