5-58COM

5-58COM

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Handelingen

WOENSDAG 30 MAART 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Landsverdediging over «de leegloop en de verjonging van het leger» (nr. 5-676)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ongeveer één op vijf militairen verlaat het Belgische leger binnen het eerste jaar na de aanwerving. Het daaropvolgende jaar haken nog enkele jonge rekruten af en ook het derde jaar telt nog veel afvallers. Zo blijven er van de 1 091 rekruten in 2008 nog slechts 585 over in 2011. Dit betekent een uitval van 46%.

Ook de lichtingen van 2009 en van 2010 vertonen een vergelijkbaar beeld. De minister erkent deze leegloop, maar stelt ons gerust. Deze `afvloeiing' wordt al twee jaar gevolgd door een werkgroep en leidde naar een aantal maatregelen, zoals exitinterviews van alle kandidaten die het leger verlaten. Deze verwezen vooral naar een gebrek aan comfort van de infrastructuur en meer recentelijk verschoof het accent naar medische redenen.

De cijfers bewijzen in elk geval dat er nog heel wat werk aan de winkel is om het vergrijzende Belgische leger te verjongen. De leeftijdspiramide vertoont een hopeloos beeld, want over twaalf jaar is een derde van het huidige leger met pensioen.

Hoe evalueert de minister een uitval van bijna 50% bij de rekruten? Welke gevolgen heeft dit voor de verjongingsplannen van het leger? Hoe recent is dit probleem? Hoe lang kampt defensie reeds met deze problematiek? Gaf de minister al opdracht voor een gericht onderzoek naar de oorzaken van deze pijnlijke leegloop? Kon men uit de exitinterviews al algemene conclusies trekken? Zo ja, leidden deze al naar concrete beleidsdaden?

Blijkbaar schort er iets fundamenteel bij de rekrutering, zodat het verwachtingspatroon van neofieten niet overeenstemt met het aanbod van het leger. Worden jongeren slecht geïnformeerd, niet accuraat ingelicht over wat hen concreet wacht? Verleidt men hen met een te mooi verhaal?

Weet de minister hoeveel deze bijna 50% uitval kost aan onze gemeenschap: de rekrutering, de opleiding, de materiële en personele begeleiding, de lonen? Al die kosten gaan voor bijna de helft verloren. Kan de minister dit nog verdedigen of wijst dit op een hopeloos ontspoord rekruteringsbeleid? Welke verantwoordelijkheid koppelt de minister aan dit trieste verhaal? Welke maatregelen ondernam of plant de minister om het beroep aantrekkelijker te maken voor jonge mensen?

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Het probleem van de afvloeiing van jonge rekruten is niet nieuw. Tien jaar geleden heeft mijn voorganger, op aanraden van de bevoegde diensten bij Defensie, beslist om hierover een werkgroep op te richten met opdrachten op verschillenden domeinen. Onlangs zijn maatregelen genomen die gevolg moeten geven aan de vaststellingen van die werkgroep.

Ten eerste worden nu interviews afgenomen van de mensen die Defensie verlaten. De conclusies daarvan worden gebruikt om actie te ondernemen inzake infrastructuur. Soms is dat een conjunctureel gegeven dat bijvoorbeeld te maken heeft met verbouwingen of verhuizingen.

Er wordt, ten tweede, gerichter omgegaan met de feedbackverslagen van het onderricht. Er wordt, met andere woorden, nagegaan of de opleiding die men krijgt, beantwoordt aan het perspectief dat men had van een carrière bij Defensie.

Er zijn, ten derde, in de centra van basisonderricht weekdiensten ingevoerd om de sociale omkadering te versterken.

Er is, ten vierde, een kwalitatieve verbetering van de informatie voor wie in een baan bij Defensie is geïnteresseerd. Daarom heb ik de rekrutering aangepast en veranderd. De rekrutering gebeurt niet meer via de defensiehuizen, maar wel op één plaats per provincie. Aan de kandidaat-rekruut wordt onmiddellijk gezegd wat defensie wel en niet is, wat een job wel en niet is.

Er is, ten vijfde, een betere oriëntering van de postulanten bij hun intrede in Defensie. Als er een algemene werving is, zegt men na een periode van zes tot acht maanden dat de postulant in een bepaalde eenheid zal terechtkomen. Sommige postulanten die via een algemene werving binnenkomen, willen bijvoorbeeld bij de marine terechtkomen. Postulanten met een informaticaopleiding willen in een informaticadienst terechtkomen. Die begeleiding gebeurt nu beter.

De afvloeiing van de rekruten is een feit. Het grote verloop op de arbeidsmarkt in de privésector is ook van toepassing op Defensie. Mensen binden zich minder aan een baan. Desondanks hebben we voor alle vacante betrekkingen - 1 350 plaatsen per jaar - een spanningsvork van 8. Dat betekent dat we ongeveer 10 000 postulanten hebben voor 1 350 plaatsen. De plaatsen worden voor 90 tot 95% ingevuld. Het verloop is echter groter dan vroeger.

Het is misschien niet slecht dat de minder gemotiveerden defensie verlaten en de meest gemotiveerden blijven. Defensie verliest echter ook rekruten die potentieel de grootste inbreng hebben voor Defensie. Dat heeft natuurlijk te maken met de pecuniaire voorwaarden op termijn en de extralegale voordelen die de privésector biedt.

Het is een complex probleem dat niet in een handomdraai kan worden opgelost.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De minister heeft gelijk dat we realistischer moeten zijn en dat aanvankelijk te veel verwacht werd van de rekruten. Ik wens hem succes bij de werving van de beste kandidaten.