5-46COM

5-46COM

Commission de la Justice

Annales

MERCREDI 2 MARS 2011 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur «l'affaire Swift et les prétendues tentatives de la soustraire à la justice» (nº 5-475)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De ambassadeur van de Verenigde Staten in Brussel stuurde op 14 juli 2006 een bericht naar Washington waarin hij vermeldde dat de toenmalige Belgische premier `ernaar zou streven om de zaak uit de handen van de federale procureur te houden, die niet vatbaar zou zijn voor "politieke sturing"'. De toenmalige Belgische premier zou deze uitspraak gedaan hebben in een gesprek met de Amerikaanse ambassadeur over de zaak-Swift. Dit cruciale financiële dienstverleningsbedrijf met zetel in Brussel zou in het kader van de strijd tegen het terrorisme informatie over geldtransfers doorspelen aan de Amerikaanse autoriteiten. Daarbij rezen vragen over de wettelijkheid van deze praktijken en over een mogelijke schending van de privacywetten.

Mijn vraag gaat niet over de grond van de zaak-Swift. Het parket sprak zich na een vooronderzoek verrassend snel over deze zaak uit en oordeelde dat er geen aanleiding was tot vervolging. Toch blijft het bijzonder verontrustend dat de Amerikaanse ambassadeur Korologos in 2006 beweerde dat onze toenmalige premier zich zou onttrekken aan de rechtsregels en ervoor zou zorgen dat een gerechtelijk dossier niet door een onafhankelijke rechter zou worden behandeld. Als zijn beweringen kloppen, is er sprake van een flagrante schending van het principe van de scheiding der machten. Nog niet zo lang geleden nam een andere premier ontslag nadat men hem ervan beschuldigd had zich te hebben bemoeid met een lopend gerechtelijk dossier.

De gemeenschap heeft recht op klaarheid in deze zaak. Ook voor de toenmalige premier zelf lijkt het wenselijk dat er geen verdachtmakingen blijven hangen rond deze zaak. De insinuaties mogen niet worden gebagatelliseerd, want ze roepen een ernstig vermoeden van misdrijf op, een misdrijf dat raakt aan het fundament van onze rechtsstaat, namelijk dat de uitvoerende macht zich afzijdig houdt bij onderzoeken door de rechterlijke macht.

Nam de minister kennis van dit dossier? Wat is zijn inschatting? Beaamt de minister dat de vermoedens de fundamenten van onze rechtsstaat ondergraven en door hun zwaarwichtigheid een diepgaand onderzoek vereisen? Ondernam de minister al actie of deed hij een beroep op zijn injuctierecht om een gerechtelijk onderzoek te gelasten? Worden de betrokkenen ondervraagd om zo de volledige waarheid te vernemen? Beoordeelt de minister de opgedoken diplomatieke berichten voldoende sterk om tot een vooronderzoek te besluiten? Waarom wel of waarom niet?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - De zaak-Swift is een oud dossier waarover WikiLeaks onlangs een aantal diplomatieke berichten heeft openbaar gemaakt. Deze geven alleen een beeld van de manier waarop de Amerikaanse overheid de toestand in België beoordeelt. De berichten worden in de informatie waarover ik beschik, evenwel nergens bevestigd.

Er werd geen enkel opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek in de zaak-Swift geopend, niet door de procureur des Konings van Nijvel, in wiens arrondissement het hoofdkantoor van Swift is gevestigd, en niet door het federaal parket. Dit deelde de federale procureur op 11 december 2006 mee aan mevrouw Onkelinx, die toen minister van Justitie was.

Anderzijds verwijst de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in een van haar adviezen naar een openbare klacht van juni 2006 door de organisatie Privacy International tegen de overheden en regulatoren bevoegd voor de gegevensbescherming in 33 landen.

Na de onthullingen in de New York Times en een vraag van de Europese Commissie heeft onze eerste minister, via het College voor inlichtingen en veiligheid, de zaak aanhangig gemaakt bij de Belgische Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De commissie heeft ter zake twee adviezen verstrekt en een aanbevelingsprocedure ingeleid ten aanzien van de maatschappij Swift.

Het lijkt dan ook overdreven te spreken over beïnvloeding van justitie door de politiek. Integendeel, aangezien de feiten die de New York Times aan het licht bracht, in de eerste plaats een probleem vormen op het vlak van de naleving van de Belgische en de Europese wetgeving inzake gegevensbescherming, lijkt de tussenkomst van de regering gerechtvaardigd.

Overigens was de zaak-Swift een eerste fase van een probleem dat naderhand het voorwerp is geworden van zeer veel politiek overleg en van een nieuw verdrag tussen Europa en de Verenigde Staten inzake het overzenden van de gegevens van Swift. Deze zaak heeft dus een volkomen politiek correcte parlementaire afhandeling gekregen, nadat in het verleden problemen werden gesignaleerd die vooral gebaseerd waren op de vraag of de persoonlijke levenssfeer wel werd gerespecteerd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik vind het vreemd dat de minister zegt dat er geen strafrechtelijk onderzoek werd geopend, hoewel het parket na een vooronderzoek geoordeeld heeft dat er geen aanleiding was tot vervolging. Als het parket zich uitspreekt, werd toch wel een onderzoek gevoerd? Zo niet krijgen die berichten uit diplomatieke kringen natuurlijk een andere bijklank, omdat ze er dan in geslaagd zouden zijn de zaak uit de handen van het gerecht te houden.

Ik vind het ook vreemd dat de minister zegt dat de tussenkomst van de Belgische regering volledig gerechtvaardigd is. Ik neem aan dat hij het niet heeft over een tussenkomst in een lopend gerechtelijk dossier.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Met betrekking tot de zaak-Swift is de vraag gerezen op welke manier, in het kader van veiligheid, terrorismebestrijding en samenwerking tussen diensten over geheel Europa en de Verenigde Staten, zeer gevoelige informatie kon worden doorgegeven met inachtneming van de wetgeving op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dat is een politieke verantwoordelijkheid. In die periode hebben we een signaal gekregen dat vragen konden rijzen met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit zeer belangrijke signaal heeft er uiteindelijk toe geleid dat, mede onder Belgisch voorzitterschap, het Europees Parlement in juli 2010 het dossier-Swift heeft omgezet in een nieuwe overeenkomst tussen Europa en de Verenigde Staten waarin alle problemen beantwoord werden en waarin methodes ontwikkeld werden om de persoonlijke levenssfeer te respecteren bij de overdracht van die informatie.