5-46COM | 5-46COM |
De heer Bart Laeremans (VB). - Mijn partij was nooit een fervent voorstander van het verlenen van gratie. De collectieve gratieverlening bracht zeer veel onheil, denk maar aan de zaak-Dutroux. Er is bovendien een immens verschil tussen de verhouding Nederlandstalige en Franstalige aanvragen.
Afgelopen jaar heeft de koning in 75 gevallen de straffen kwijtgescholden of verminderd. Hiervoor werden 1243 gratieverzoeken ingediend. In 1989 werden nog 3589 genadedossiers ingediend, waarvan 2882 met een positieve eindbeslissing. Dat betekent dat in meer dan tachtig procent van de aanvragen gratie werd verleend. Inmiddels is dit, gelukkig maar, geslonken tot zes procent. Eén en ander heeft te maken met snel vervroegde vrijlatingen en met het feit dat veel opgelegde straffen nooit worden uitgevoerd.
Een ander opmerkelijk element is het verschil voor Nederlandstaligen en Franstaligen. Vorig jaar hadden 69 van de gratieverleningen betrekking op Franstaligen, tegenover 6 voor de Vlamingen. Ook in het verleden werden verhoudingsgewijs veel meer Franstalige genadedossiers dan Nederlandstalige ingewilligd; het verschil was evenwel nooit zo hoog. Volgens de woordvoerster van de minister van Justitie is de oorzaak hiervan voornamelijk te zoeken bij de verschillende adviespolitiek van de betrokken instanties. Zo zouden Franstalige parketten en wijkagenten inschikkelijker zijn dan in Vlaanderen. Het probleem zit dan toch op de diensten van de minister die het advies klakkeloos overnemen.
1. Wat was de aanleiding van dit overleg en wanneer heeft het plaatsgevonden? Wie waren de betrokken actoren? Wat waren de conclusies en/of aanbevelingen, gezien sindsdien de verschillen in toekenning tussen Nederlandstalige en Franstalige dossiers kleiner zouden geworden zijn? Volgens mijn cijfers is de discrepantie echter groter.
2. Wat zijn de oorzaken van de huidige verschillen in beoordeling tussen de verzoeken uit Vlaanderen en Wallonië? En kunnen deze verschillen gerechtvaardigd worden?
3. Bestaan er geen eenvormige richtlijnen en wordt er niet gecoördineerd?
4. In hoeverre is de minister van oordeel dat het huidige systeem van genade, toegekend door de koning, nog een plaats heeft in ons rechtssysteem, waar men streeft naar samenhang in de rechtspraak en waar het principe van de scheiding der machten gegarandeerd moet blijven?
5. Wanneer werden voor het laatst nog collectieve genadebesluiten genomen? Ter gelegenheid waarvan en voor hoeveel veroordeelden had dit een gevolg? Dat is wellicht een retorische vraag, want ik meen dat na de affaire-Dutroux geen collectieve genadebesluiten meer werden genomen.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - De voorstellen tot genadebesluit die de minister van Justitie ter ondertekening aan de Koning voorlegt, zijn gebaseerd op een syntheseadvies dat wordt voorbereid door de dienst Genade van de FOD Justitie.
Dit dossier is samengesteld uit het genadeverslag van het parket en van het parket-generaal, het verslag van het politieonderzoek en, indien verzoeker gedetineerd is, het verslag van de gevangenisdirectie, ter toetsing van alle nuttige elementen van het genadeverzoekschrift. Voorts bevat het de uiteenzetting van de feiten, volledig vonnisafschrift en het uittreksel uit het strafregister.
Voor het formuleren van het syntheseadvies steunt de dienst Genade zich op het handboek van Mathieu en Nassaux van 1955. Voorts steunt de dienst Genade zich op de interne richtlijn van 4 oktober 1999 van mijn voorganger Verwilghen, die nog steeds van kracht is.
Over de concrete toepassing van deze richtlijnen van 1999 hebben in 2008 en 2009 enkele vergaderingen plaatsgevonden tussen medewerkers van de beleidscel en de twee diensthoofden - de Nederlandstalige en de Franstalige - van de dienst Genade.
Het uitgangspunt is dat genade toelaatbaar is op grond van een omstandigheid waarmee de rechter op het tijdstip van zijn beslissing geen of onvoldoende rekening heeft kunnen houden en die, ware zij op dat tijdstip bekend geweest, hem ertoe zou hebben gebracht een andere of geen straf of maatregel op te leggen. Voor de veroordeelden tot gevangenisstraffen wordt ook verwezen naar de wet op de externe rechtspositie van 2006 en de ministeriële circulaires betreffende voorlopige invrijheidstellingen en het elektronisch toezicht.
De beoordeling van een gratieverzoek is een complexe aangelegenheid waarbij tal van factoren in rekening gebracht worden. Genade wordt in geen geval beschouwd als een soort van derde aanleg.
De verschillen in aantallen tussen Nederlandstalige en Franstalige dossiers zijn onder meer het gevolg van het feit dat de adviezen van de genadedienst de resultante zijn van meerdere adviezen op diverse echelons en diverse elementen: de adviezen van de parketten en parketten-generaal, de aard en zwaarwichtigheid van de feiten, de inhoudelijke motivering van het vonnis van de rechter betreffende straftoemeting, het strafregister, de gerechtelijke antecedenten en hangende zaken, vroegere detenties, eventueel bekomen vervroegde invrijheidstelling, eerdere genadeverzoeken, het politieonderzoek, de verstreken tijd tussen de vonnissen en de aanvangsdatum van tenuitvoerlegging van het parket enzovoorts. De opbouw van elk advies is verschillend en er zijn soms ook verschillen tussen de tradities en de benaderingen van de verschillende diensten die dat advies mee helpen opstellen.
In welke mate een of meerdere van deze elementen een significant verschil uitmaken naargelang van de taal van het dossier, zou kunnen blijken uit wetenschappelijk onderzoek, maar dat is nog niet gevoerd. Bij de weging van de opgesomde elementen in het syntheseadvies komen immers alle opgesomde elementen aan bod.
De dienst Genade behandelt de dossiers volgens taalrol en de personeelsleden zijn allen gebonden door dezelfde toepassingsrichtlijnen.
Voor het jaar 2010 heeft een tijdelijke verminderde beschikbaarheid van personeel een weerslag gehad op de doorlooptijd van de genadeverzoeken op de dienst Genade. Ook hieraan is een deel van de verschillen in de cijfers te wijten.
De cijfers zijn duidelijk. Er zijn ongeveer evenveel Franstalige als Nederlandstalige genadeverzoeken. In 2010 waren er bijvoorbeeld 624 Nederlandstalige en 632 Franstalige verzoeken. Daar staat tegenover dat aan Nederlandstalige kant maar zes verzoeken werden ingewilligd en aan Franstalige kant 69. Dit verschil is deels te verklaren door personeelsproblemen bij de Nederlandstalige dienst. In 2007 werden nog 63 Nederlandstalige verzoeken ingewilligd en 232 Franstalige. In absolute cijfers is het verschil dus gedaald van 169 in 2007 naar 63 in 2010, maar het belangrijkste dat we uit die cijfers kunnen afleiden, is dat het aantal dossiers waarin genade wordt toegekend, drastisch aan het verminderen is. In 2007 was het totaal aantal ingewilligde dossiers nog 295, in 2008 was dat 156, in 2009 waren er 96 en in 2010 waren er 75. Er is nog altijd een relatief verschil tussen het aantal Nederlandstalige en Franstalige dossiers - deels te verklaren door personeelsproblemen - maar de belangrijkste trend is duidelijk dat genade steeds meer een uitzondering wordt.
Collectieve genadebesluiten worden nooit meer uitgevaardigd. Genade wordt steeds meer om juridisch-technische redenen toegepast. Het laatste dossier dat op mijn kabinet passeerde, was dat van iemand die na een voorlopige hechtenis toch niet vervolgd werd, maar later voor andere feiten wel in de gevangenis belandde. De vraag is dan of hij of een vergoeding moet krijgen voor onwerkdadige hechtenis in zijn vorig dossier dan wel of die dagen als een `technische genade' worden meegerekend. Dat is voor mij een technische genade. Daarvoor kan het instrument mijns inziens nog nuttig worden gebruikt. Maar genadeverzoeken kunnen niet worden gebruikt als een symbolisch dossier, om een collectieve genade te verlenen of om de overbevolking in de gevangenissen te verminderen.
De cijfers zijn duidelijk, maar ik ben van oordeel dat ze niet tot belangrijke wetgevende initiatieven moeten leiden. Het verlenen van gratie is immers gereduceerd tot een technische materie en blijft beter bestaan.
De collectieve genadebesluiten dateren uit de tijd van wijlen Koning Boudewijn. Die genades werden verleend naar aanleiding van de verjaardag van memorabele nationale of Europese gebeurtenissen. Gedurende de regeerperiode van Koning Albert II zijn tot hiertoe geen collectieve genadebesluiten geweest.
De heer Bart Laeremans (VB). - Het is altijd leuk en gemakkelijk de schuld aan de Koning te geven. Uiteindelijk gaat het om een politieke beslissing.
Een van de duidelijke lessen die over alle partijgrenzen heen uit de commissie-Dutroux werd getrokken, was dat het nooit meer mocht gebeuren dat mensen die geen beloning verdienen, worden beloond.
De minister benadrukt dat het verlenen van gratie uitzonderlijk is en zelfs nog uitzonderlijker wordt. Dat is waar, maar ook logisch: er heerst al jaren een immense crisis op het vlak van de strafuitvoering. Straffen van minder dan drie jaar, waarop de meerderheid van de gratieverzoeken betrekking heeft, worden tegenwoordig nagenoeg niet meer uitgevoerd. De uitweg van de gratie wordt dus logischerwijze nauwelijks nog gebruikt. Het kleine aantal gratieverleningen hangt samen met het niet uitvoeren van de straffen. Echt juichen doe ik daar niet om.
Wat de cijfers betreft: niet alleen in 2010, maar ook in 2008 was er een zeer groot verschil tussen Nederlandstalige en Franstalige dossiers. Toen waren er acht keer meer ingewilligde genadeverzoeken betreffende Franstalige dossiers dan Nederlandstalige, namelijk 130 tegenover 17. In 2010 zijn dat er bijna elf keer meer. De minister zegt dat daarover overleg is gepleegd in 2008 en 2009, maar sinds het overleg is het verschil nog groter geworden. Het is al te makkelijk om dat af te schuiven op een gebrek aan personeel.
Hij erkent het probleem, maar trekt er geen conclusies uit. Hij doet niets om ervoor te zorgen dat er een gelijke behandeling komt of dat er een einde komt aan de misbruiken en de extreme laksheid aan Franstalige kant.
Dit verhaal bevestigt ons dat het verlenen van gratie beter wordt afgeschaft. Bovendien bevestigt dit verhaal het zeer grote verschil tussen de Nederlandstalige en Franstalige Justitie. Voor ons is dat een zoveelste reden om Justitie zo snel mogelijk integraal te splitsen.