5-333/7

5-333/7

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

15 MAART 2011


Voorstel van resolutie met betrekking tot de problematiek van de productie van agrobrandstoffen in het licht van de voedselveiligheid van de ontwikkelingslanden


TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING


Voorstel van resolutie met betrekking tot de problematiek van de productie van agrobrandstoffen in het licht van de voedselzekerheid van de ontwikkelingslanden

(Nieuw opschrift)


De Senaat,

A. overwegende dat de productie van agrobrandstoffen — alsook de toegenomen productiekosten en vraag naar landbouwgrondstoffen van groeilanden als China en India, de sterke daling van de productie en het rendement van de landbouw in bepaalde regio's in de wereld en de speculatie inzake landbouwgrondstoffen — heeft bijgedragen tot de huidige problemen inzake voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit;

B. overwegende dat het ontbreken van een internationale aanpak van de ontwikkeling van de agrobrandstoffen de druk op de landbouwgronden voor de voedingsproducten zou doen toenemen en steeds meer speculatie met zich zou brengen;

C. gelet op de mogelijke impact van de productie van agrobrandstoffen op de reductie van broeikasgassen, de prijs van levensmiddelen, de biodiversiteit (uitputting door de ontwikkeling van monoculturen) of de bevolking (schending van de mensenrechten en de syndicale vrijheden), zowel in België als in het buitenland;

D. overwegende dat het recht op voedsel een grondrecht is van de mens en verwijzend naar artikel 11 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten dat op 16 december 1966 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is aangenomen en op 3 januari 1976 in voege is getreden;

E. gelet op de doelstelling van de Europese Ministerraad van december 2008 dat het aandeel uit hernieuwbare energiebronnen in alle vormen van vervoer in 2020 minstens 10 % van het eindverbruik van energie in het vervoer van elke lidstaat bedraagt en overwegende dat, in het kader van die doelstelling, België de ontwikkeling steunt van agrobrandstoffen van de « tweede generatie » (of zelfs van de « derde generatie »), waarbij in hoofdzaak afvalstoffen worden gebruikt;

F. verwijzend naar artikel 17 en volgende van de richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, die duurzaamheidscriteria voor agrobrandstoffen bepaalt en de controle erop voorziet, zowel voor geïmporteerde agrobrandstoffen als voor deze geproduceerd binnen de Europese Unie;

G. overwegende dat de Belgische wet van 10 juni 2006 bepaalt dat de productie-eenheden van agrobrandstoffen garanties moeten bieden inzake de bevoorrading met uit de landbouw afkomstige grondstoffen en eveneens vooruitlopend op de huidige vereiste van duurzaamheidscriteria die thans op Europees niveau worden uitgewerkt;

H. overwegende dat een systeem van strikte duurzaamheidscriteria moet worden uitgewerkt waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met doelstellingen en criteria inzake milieu, maar ook met sociale doelstellingen en criteria;

I. gelet op het OESO-verslag van 2007 : « Biofuels : is the cure worse than the disease ? »;

J. gelet op de IEEP-studie 2010 van C. Bowyer : « Anticipated Indirect Land Use Change Associated with Expanded Use of Biofuels and Bioliquids in the EU — An Analysis of the national Renewable Energy Action Plans »;

K. gelet op de studie van CETRI « Évaluation de l'impact de l'expansion des cultures pour biocarburants dans les pays extracommunautaires » besteld door het Directoraat-Generaal « Leefmilieu » van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu »;

L. overwegende dat, volgens het verslag van het CETRI, de Europese Unie op haar grondgebied niet de vereiste hoeveelheid agrobrandstoffen kan produceren om te voldoen aan de doelstellingen van de Europese richtlijn 2009/28/EG, en gelet op de noodzaak om criteria betreffende duurzaamheid en traceerbaarheid vast te stellen wegens sociaal-economische en milieurisico's (biodiversiteit);

M. overwegende dat richtlijn 2009/28/EG voorziet in een systeem van certificatie dat toegang tot hulp onderwerpt aan criteria van duurzaamheid en traceerbaarheid,

Vraagt de regering :

1. zo snel mogelijk de Europese richtlijn 2009/28/EG van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, die duurzaamheidcriteria voor agrobrandstoffen bepaalt en de controle erop voorziet, zowel voor geïmporteerde agrobrandstoffen als voor deze geproduceerd binnen de Europese Unie, in het Belgisch recht om te zetten;

2. het engagement van België inzake de ontwikkeling van agrobrandstoffen van de « tweede en de derde generatie », geproduceerd uit afval en resten van de biomassa, opnieuw te bevestigen in de diverse internationale en Europese instanties (meer bepaald de Europese Energieraad, de Europese Milieuraad en de Europese Ministerraad);

3. in het raam van het ontwerp van uitvoeringsbesluit van richtlijn 2009/28/EG, de duurzaamheidscriteria waarin richtlijn 2009/28/EG voorziet uitbreiden met dwingende criteria op sociaal-economische vlak, op het vlak van mensenrechten (grondrecht, waardig werk, enz.) en recht op water, alsook op het vlak van het gebruik van chemische producten, en deze uitbreiding van de criteria uit te dragen op Europees niveau;

4. in het kader van de vaststelling door Europa van strenge, geharmoniseerde en controleerbare duurzaamheidscriteria een inclusieve aanpak te bevorderen waarbij de producerende landen worden betrokken, alsook de organisaties die de sociale categorieën vertegenwoordigen die het ergst getroffen worden en die het meest kwetsbaar zijn, en het totstandkomen van een nationaal en regionaal beleid ter zake met de steun van de landbouwproducenten en het middenveld in de landen van het Zuiden te bevorderen;

5. de Europese Unie te vragen binnen de internationale instanties, onder meer binnen de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organization — WTO), het gebruik van agrobrandstoffen van de « tweede en derde generatie » te verdedigen, overeenkomstig de duurzaamheidscriteria die ze zal hebben vastgesteld;

6. zich ervan te vergewissen dat de toekomstige Europese bepalingen tot beperking van de uitstoot van gassen niet ten koste gaan van de bestaansmiddelen van de meest achtergestelde bevolkingsgroepen en de uitwerking van strategische prioriteiten ten gunste van de arme bevolkingsgroepen, van de landbouwers en van het milieu in de ontwikkelingslanden te garanderen;

7. de Europese Commissie te vragen in al haar voorstellen betreffende de ontwikkeling van agrobrandstoffen sociale en milieunormen te integreren, via criteria of regelmatige rapportage, alsook de bevordering van een waardig werk met inachtneming van de mensensrechten en de internationale verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en de garantie van voedselzekerheid en -soevereiniteit van de betrokken bevolkingsgroepen;

8. de groeilanden en de ontwikkelingslanden aan te sporen een duidelijk institutioneel en regelgevend kader (nationale wetten) uit te werken dat de ontwikkeling van duurzame agrobrandstoffen mogelijk maakt, rekening houdend met de regionale context om te voorzien in de prioritaire belangen en noden van de lokale bevolkingsgroepen;

9. de overheidssteun aan de productie van agrobrandstoffen van de « eerste generatie » te evalueren en aan te passen met het oog op de ondersteuning van de overgang naar de agrobrandstoffen van de « tweede en derde generatie »;

10. te investeren in het onderzoek en de gepaste technieken op het gebied van de agrobrandstoffen van de « tweede en derde generatie » en in het bijzonder de ontwikkeling te stimuleren van planten die niet in concurrrentie komen met voedingsgewassen;

11. de landbouwsector te blijven beschouwen als een pijler van ons ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en werk te maken van de versterking van het lokale bestuur alsook van de structurering van het middenveld en aan de landbouwersorganisaties;

12. de investering in hernieuwbare energiebronnen, zoals zonne- en windenergie en alle andere vormen van energie te verhogen, om een beter rendement inzake de bescherming van het klimaat en de voedselzekerheid mogelijk te maken dan met de huidige agrobrandstoffen;

13. te waarborgen dat alle agrobrandstoffen worden geproduceerd met respect voor de duurzaamheidcriteria en de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie;

14. op Europees niveau een herziening van richtlijn 2009/28/EG te bepleiten met het oog op duurzaamheid en voedselzekerheid.