5-13

5-13

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 24 FEBRUARI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «de betutteling van Europa op het vlak van de controle op de energieprijzen» (nr. 5-53)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Vorige week heb ik de eerste minister een vraag gesteld over het IPA en over de index. Groot was mijn verbazing toen ik de volgende dag een ander verhaal hoorde dan wat hij hier heeft verteld. Maar goed, ik heb begrepen dat er geen groot onderzoek naar de herziening van de index zal plaatsvinden. Dat heeft hij hier verklaard.

Vandaag gaat het over iets heel anders, namelijk over Europa dat inmiddels duidelijk heeft gemaakt dat prijscontrole op energieprijzen niet kan en tegen alle Europese regels zou zijn.

Dat verbaast mij. Zowel in Duitsland als in Frankrijk worden vandaag maatregelen genomen om de energieprijs aan banden te leggen. Wij kunnen ook rechtstreeks en onmiddellijk initiatieven nemen. Vandaag is de elektriciteitsprijs in België gekoppeld aan de stijging van de olieprijs. Dat is in geen enkel ander land het geval. Wanneer de olieprijzen stijgen, stijgt bij ons de elektriciteitsprijs voor alle gebruikers. We kunnen dat onmiddellijk stoppen.

Europa mag geen alibi zijn om geen werk te maken van een ernstige inkrimping van de energieprijzen. Ik heb begrepen dat een eenheidsprijs niet de beste oplossing is, want dan zal de grootste met de laagste prijs, als enige overleven. Dat zou dan Electrabel zijn.

Er zijn andere systemen waarmee we kunnen ingrijpen in het voordeel van de consument, zonder dat Europa daartegen reageert. Ik hoop dat we ons niets aantrekken van de signalen uit de regering, waarbij gesteld werd dat we met handen en voeten gebonden zijn aan de Europese betutteling.

We moeten doen wat ook in het buitenland gebeurt ten voordele van de consument.

De heer Yves Leterme, eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid. - Ik verwijs letterlijk naar het antwoord dat ik vorige week heb gegeven. Ik heb toen gezegd dat, hoe dan ook, in het kader van het ontwerp van interprofessioneel akkoord dat door de sociale partners uiteindelijk niet werd goedgekeurd, de koppeling van de lonen aan de prijsevolutie, dus ons systeem van automatische indexering van de lonen volgens de evolutie van de prijzen, het voorwerp zou zijn van een debat. Ik heb er aan toegevoegd dat de regering op het juiste moment, op basis van gedegen studiewerk, van de Nationale Bank en het Observatorium van de Prijzen, de standpunten zou innemen waartoe ze zou worden uitgenodigd, onder meer in het licht van de Europese Raad die op 11 maart plaatsvindt.

De discussie over de thermometer is belangrijk, maar nog belangrijker is de discussie over de onderliggende problematiek. Vorige week hebben we, op basis van het rapport van de Nationale Bank, vastgesteld dat dit een problematiek is van, enerzijds, afwijkende prijsstijgingen en ook van de volatiliteit in de prijsevolutie van energie en voeding in ons land en, anderzijds, de druk op de competitiviteit van de bedrijven omdat een belangrijke kostenfactor voor die bedrijven, vooral de bedrijven die aan export zijn blootgesteld, evolueert volgens die te snel stijgende prijzen in vergelijking met het buitenland.

Ik heb er ook aan toegevoegd dat één van de belangrijke elementen die we hebben op Europees niveau, het feit is dat we ondanks een systeem van automatische loonindexering, een systeem dat niet breed verspreid is maar toch in een aantal landen bestaat, sinds 26 juli 1996 ook een wet hebben waarbij om de twee jaar, in het vooruitzicht van de interprofessionele loononderhandelingen, de competitiviteit van onze economie gebenchmarkt wordt ten aanzien van de ons omringende landen.

Daarom zeg ik op Europees vlak zeer duidelijk dat we voorstander zijn van economische convergentie, en een versterking van die economische convergentie, van economische samenwerking en van cohesie van onze muntunie, en dat we die eigenlijk al embryonaal toepassen door de wet van 26 juli 1996, meer bepaald de bepalingen van artikelen 6 en 7, namelijk dat in het vooruitzicht van loononderhandelingen wordt nagegaan wat onze concurrentiepositie is en dat, wanneer sociale partners niet bij machte zijn een interprofessioneel akkoord te sluiten, de regering kan optreden en een loonnorm kan opleggen bovenop de indexering en de baremieke verhogingen.

Dat is het kader waarin we de discussie voeren. Wat mij betreft, gaat het niet over het soort fetisjdiscussie dat de afgelopen maanden heeft plaatsgevonden. Het standpunt van de regering zal niet blind zijn voor de realiteit. Het zal oog hebben voor zowel een veel te sterk afwijkende stijging van de prijzen voor minstens twee basisproducten, namelijk brandstof en voeding, als voor de druk op onze competitiviteit via het systeem van loonindexering. Het beleid moet ervoor zorgen dat de onderliggende problematiek, namelijk een van het buitenland afwijkende evolutie van onze energieprijzen, wordt beperkt. Binnen de regering zijn besprekingen aan de gang om een systeem te vinden dat, geïnspireerd op buitenlandse voorbeelden, de automatische prijsstijgingen in de energiesector aftopt en de koopkracht van de bevolking vrijwaart, maar dat toch de negatieve impact op de index beperkt.

Wat de index zelf betreft, denk ik dat eenieder het met mij eens is dat een te sterke volatiliteit moet worden vermeden en dat we een aantal effecten van de wijze waarop het indexsysteem nu functioneert tegen het licht moeten houden.

Als we dat werk doen - enerzijds zorgen dat aan de basis van het probleem iets wordt gedaan, namelijk de afwijkende evolutie van de energieprijzen, en anderzijds, goed nagaan wat de werking is van het huidige indexsysteem -, zal dit ons argumenten geven om op Europees vlak het bestaan van deze hoeksteen van de sociale verhoudingen in ons land te behouden.

Ik besluit. Ik ben me goed bewust van het feit dat we, na de financiële crisis en de negatieve economische gevolgen ervan, nog versterkt door een aantal elementen waarover collega Vanackere vandaag is ondervraagd, nu voor de volgende sequens staan in wat zich sinds eind 2008 afspeelt, namelijk de impact op de sociale cohesie en meer bepaald op de koopkracht van de mensen.

We moeten daar zeer behoedzaam mee omspringen. Zoals we op een goede manier door de fase van de financiële crisis zijn geraakt en we via relancemaatregelen onder meer het vertrouwen hebben hersteld zodat de economische impact van die financiële crisis kon worden beperkt, zo moeten we ook het debat over de druk van de energieprijzen op de koopkracht en de negatieve gevolgen op de concurrentiekracht van onze bedrijven voeren. We zullen dit doen op basis van gedegen studiewerk en kennis van zaken.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mijnheer de eerste minister, u gaf me hetzelfde antwoord als vorige week op mijn vraag over de index, alleen ging mijn vraag vandaag daar niet over, maar wel over de energieprijzen en de controle op die energieprijzen.

Ik vraag u alleen om met de regering echt werk te maken van een systeem. Vandaag heeft men mij bijvoorbeeld uitgelegd dat een single buyers-systeem absoluut interessant is. Er moet een systeem uitgedokterd worden waardoor de energieprijzen, los van de index en de gevolgen van de index, niet zo stijgen als vandaag. Alleen de koppeling aan de olieprijzen zorgt er vandaag voor dat de elektriciteitsprijs fors de hoogte in gaat, veel meer dan in het buitenland. Daarvoor hebben we geen studies nodig, maar daadkracht.

Mijn tweede bedenking is: laat u niet ringeloren door Europa. In de rest van Europa is er ook prijscontrole met betrekking tot de energie. Ik hoop dat u, ondanks het karige antwoord, dit toch meeneemt.