5-13

5-13

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 24 FÉVRIER 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Guido De Padt au ministre de la Justice sur «les délits de fuite» (nº 5-49)

De heer Guido De Padt (Open Vld). - De jongste maanden komen frequent gevallen van vluchtmisdrijf in de media, met als triest dieptepunt de aanrijding van een 16-jarig meisje in Hoevenen. De jonge tiener raakte zwaargewond en overleed enkele dagen later in het ziekenhuis aan haar verwondingen. Na een tiendaagse zoektocht wisten de speurders de dader alsnog op te sporen, dankzij de grote solidariteit onder de bevolking en het groot aantal tips dat naar de doodrijder leidde.

De grote doorbraak in het onderzoek kwam er nadat een garagehouder zich vragen stelde bij de `opvallende zenuwachtigheid' van de persoon en de `vreemde schade aan de wagen'.

Wat in deze zaak tegen de borst stuit is dat de chauffeur na de aanrijding zomaar doorrijdt, misschien wel in een soort paniekreactie. Maar wat nog veel erger is en grenst aan het onbegrijpelijke en onvergeeflijke is het dagenlange verzwijgen, het krampachtige ontkennen en het trachten uitwissen van bewijzen. De dader hield zijn betrokkenheid bij het ongeval in eerste instantie verborgen en bleef daarna urenlang ontkennen iets met de zaak te maken hebben.

Vluchtmisdrijf plegen staat gelijk aan iemand in nood niet helpen en moet streng bestraft worden. Soms rijdt de dader door als gevolg van een paniekreactie op het voorval, maar het gebeurt ook dat de dader vlucht omdat hij alcoholverbruik of te snel rijden wil verdoezelen. De jongste drie jaren is de strafmaat voor vluchtmisdrijven verhoogd en wordt vooral recidive bij vluchtmisdrijf strenger bestraft. De aanscherping van 2009 houdt onder meer in dat wie een vluchtmisdrijf pleegde bij een ongeval met doden of gewonden en hiervoor vervallen werd verklaard van het recht op sturen, het theoretische en praktische rijexamen opnieuw moet afleggen.

Bovendien moet deze persoon met succes een psychologische test afleggen om hersteld te worden in het recht op sturen.

Hoeveel verkeersongevallen met vluchtmisdrijf werden er in de jaren 2008, 2009 en 2010 behandeld door het gerecht? Welke straffen werden uitgesproken?

Hoeveel daders waren onder invloed van alcohol of drugs of reden te snel? Hoeveel personen verloren het recht op sturen en moesten de examens opnieuw afleggen?

Is de minister van oordeel dat er momenteel - ondanks de recente aanscherping - streng genoeg wordt opgetreden tegen vluchtmisdrijven? Kan hij zijn antwoord motiveren?

Vluchtmisdrijven zijn natuurlijk nooit helemaal te voorkomen. Is de minister van oordeel dat de verhoging van de strafmaat als signaal sterk genoeg is om de zwaarwichtigheid van een vluchtmisdrijf duidelijk te maken aan chauffeurs? Acht hij andere maatregelen noodzakelijk om het aantal vluchtmisdrijven zoveel mogelijk te beperken?

Vormen van vluchtmisdrijf dienen steeds individueel beoordeeld te worden door het gerecht. Toch is het doelbewust verzwijgen, ontkennen en het wegwerken van bewijzen veel zwaarwichtiger dan gevallen waarbij personen tot inkeer komen en zich aangeven bij politie en gerecht. Is de minister het eens dat hier een duidelijk onderscheid en een significant hogere strafmaat voor eerstgenoemde situatie nodig is, als duidelijk signaal naar de samenleving?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ik heb niet alle cijfers kunnen vinden die u vraagt, maar de belangrijkste kan ik u wel geven. Ik ben zelf ook verrast dat de aantallen zo hoog liggen. In 2005 waren er in de categorie van de dodelijke ongevallen 18 vluchtmisdrijven, in 2006 20, in 2007 21, in 2008 15 en in 2009 3. Verbetering is dus mogelijk. De positieve tendens van 2009 zien we ook bij de ongevallen met gewonden: in 2005 waren er hiervoor 887 vluchtmisdrijven, in 2006 926, in 2007 960, in 2008 822 en in 2009 273. Voor dit laatste jaar is dat opnieuw een merkwaardige vermindering. Ik hoop dat deze cijfers door verder onderzoek bevestigd worden, want ik geef ze nu nog met een zeker voorbehoud.

Ik ben van oordeel dat de straffen, die sedert de wet van 4 juni 2007 nog eens verzwaard werden, volstaan om dergelijk inciviek gedrag op een afdoende manier te bestraffen. Men kan zich zelfs de vraag stellen of de zwaarte van de straffen zelf niet een reden is om te vluchten. Het is moeilijk om door te dringen in de psychologische toestand van de dader op het ogenblik van het ongeval.

Verder onderstreep ik dat de vervolging van vluchtmisdrijven voor het openbaar ministerie altijd een prioriteit is.

U zegt terecht dat de rechter ten gronde op basis van alle elementen uit het dossier een inschatting moet maken van de zwaarte van de inbreuk en dat hij op basis daarvan een gepaste straf moet uitspreken.

De wet maakt nu al een onderscheid naargelang van de `intentie' van de bestuurder.

Wanneer de bestuurder werkelijk de intentie had om zich te onttrekken aan dienstige vaststellingen, dan is hij strafbaar volgens artikel 33 van de verkeerswet. Dit artikel bevat bovendien verschillende strafmaten rekening houdend met de ernst van de verwondingen alsook met de persoon van de bestuurder. In het andere geval is artikel 52 van de verkeersreglementering van toepassing, dat strafbaar is gesteld op basis van art. 29 §2 van de verkeerswet, waarin enkel in geldboetes is voorzien. Er zijn dus veel instrumenten ter beschikking.

Ik ben van oordeel dat de strafwet reeds voldoende verfijnd is om gepast te kunnen reageren op het fenomeen vluchtmisdrijf. We moeten op andere manieren duidelijk maken dat vluchtmisdrijf op een gebrek aan burgerzin wijst. We moeten meer preventief werken en mensen trachten te overtuigen dat vluchtmisdrijf een onaanvaardbare houding is, die bijzonder veel bijkomend leed veroorzaakt. Dat bleek eens te meer uit het dossier van het zestienjarige meisje.

Volgens de recentste cijfers is er wel een positieve tendens. Ik hoop dat die bevestigd wordt door de cijfers van 2010. Die cijfers zijn nog niet beschikbaar. Ik kan ze u ten gepaste tijde bezorgen.