5-43COM | 5-43COM |
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Het Comité I heeft het relaas van het grote spionageschandaal in het Justus Lipsiusgebouw bekendgemaakt. Dit gebeurde acht jaar na de ontdekking van de afluisterapparatuur, omdat het gerechtelijk onderzoek pas recentelijk werd afgerond.
Verbazend genoeg meldde het federaal parket dat er met betrekking tot deze zaak niemand vervolgd zal worden.
De Staatsveiligheid wordt door de onthullingen in verlegenheid gebracht. Zo hebben experts van de geheime diensten van Frankrijk, Spanje, Duitsland en Groot-Brittannië geconcludeerd dat de afluisterapparatuur al in het gebouw verwerkt zat van bij de constructie van het gebouw in 1994. Het onderzoek dat de Staatsveiligheid voerde was incoherent en zeer traag. In 2004 was er een eerste officiële onderzoeksvraag; in 2005 kwam er een antwoord onder de vorm van een onvolledig dossier. Pas in 2009, vijf jaar nadat de feiten aan het licht kwamen, werden door het gerecht huiszoekingen uitgevoerd.
De verwijten van het Comité I aan het adres van de Staatsveiligheid zijn niet mals: `ordeloos en zonder structureel actieplan', `Er waren zeven secties van de Staatsveiligheid bij betrokken, maar niemand deed de coördinatie of de opvolging.'
Waarom bleef het dossier zo lang aanslepen? Hoe komt het dat de afluisterapparatuur acht jaar lang onopgemerkt bleef, terwijl experts van andere EU-landen daarover hun bedenkingen formuleerden?
Deelt de minister de mening van de Staatsveiligheid dat de Israëlische geheime dienst achter deze spionagepraktijken zit?
Welke lessen zijn er getrokken uit deze zaak en welke stappen zijn er ondernomen om soortgelijke spionagepraktijken sneller te kunnen opmerken, opvolgen en behandelen?
Momenteel bouwt de overheid het nieuwe hoofdkwartier van de Europese president, een nieuw hypermodern gebouw aan het Résidence Palace. In antwoord op een vraag die ik daarover vanmorgen aan minister Reynders heb gesteld, heb ik vernomen dat het gebouw eind 2013 voorlopig zou worden opgeleverd. Zal de minister in extra controle voorzien om te vermijden dat ook hier bij de constructie van dit gebouw spionageapparatuur `ingemetseld' wordt?
Wat is de stand van zaken in het andere spionageschandaal van vorig jaar waarin de geheime dienst van Colombia het Europese Parlement of bepaalde Europese parlementsleden als doelwit had? Voert de Staatsveiligheid hierover een onderzoek?
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - De infrastructuur van derden, ook die van de EU, is niet direct een verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de Veiligheid van de Staat. De veiligheid in het Justus Lipsiusgebouw wordt verzorgd door het Veiligheidsbureau van het Consilium. Uiteraard kunnen op vraag van de EU de Belgische veiligheidsdiensten bijstand verlenen. Vóór het ontdekken van de afluisterapparatuur heeft de Veiligheid van de Staat geen vraag voor assistentie of hulp, bijvoorbeeld voor een sweeping, ontvangen. Nadien heeft de Veiligheid van de Staat haar medewerking verleend, eerst aan het onderzoek van het Veiligheidsbureau van het Consilium en nadien aan het onderzoek van het federaal parket.
Op 6 mei 2003 diende de procureur des Konings van Brussel een strafdossier voor `federalisering' in bij het federaal parket met betrekking tot de ontdekking van afluistermateriaal in de zetel van de Raad van de Europese Unie.
Het federaal parket besloot op 14 mei 2003 een onderzoek op te starten, voerde in eerste instantie een eigen opsporingsonderzoek, om dan op 5 februari 2004 een onderzoeksrechter te Brussel te vorderen om een gerechtelijk onderzoek te voeren naar deze feiten wegens inbreuk op de artikelen 314bis en 259bis van het Strafwetboek.
Op 4 oktober 2006 werd de onderzoeksrechter van Brussel ook gevat door een klacht met burgerlijke partijstelling vanwege de Raad van de Europese Unie, op basis van de artikelen 259bis en 314bis van het Strafwetboek.
Het strafonderzoek kon inmiddels afgesloten worden en het federaal parket nam, na een gedetailleerde studie van het volledige dossier, op 30 november 2010 een vordering tot buitenvervolgingstelling omdat de daders onbekend waren.
De regeling van de rechtspleging is vastgelegd op 13 september 2011. De raadkamer van Brussel zal op die datum, na alle partijen te hebben gehoord - de onderzoeksrechter, het federaal parket en de burgerlijke partij - moeten oordelen of het onderzoek volledig is en of de vordering van het federaal parket kan worden ingewilligd.
Het strafonderzoek was erg complex en nam al gauw verschillende jaren in beslag, wegens diverse redenen, zoals het zeer technisch karakter en de lange duur van de gerechtelijke expertises, het in hoge mate internationaal karakter van het onderzoek, het groot aantal internationale rechtshulpverzoeken dat diende te worden uitgevoerd, voornamelijk in Duitsland (met tijdrovende verplaatsingen, overlegvergaderingen, vertalingen, enz.) en het feit dat de met het onderzoek belaste gespecialiseerde politieagenten op een bepaald ogenblik mutatie kregen naar een andere FGP.
Het feit dat de huiszoekingen op het einde van het onderzoek plaatsvonden, past in de onderzoeksstrategie van de onderzoeksrechter en is gebruikelijk: eerst het dossier opbouwen en dan pas huiszoekingen en verhoren uitvoeren.
Het onderzoek van de Staatsveiligheid heeft niet kunnen aantonen wie achter de ontplooiing van de afluisteractiviteiten in het Justus Lipsiusgebouw zit. Ook het onderzoeksrapport van het vast Comité I wijst geen vreemde mogendheid of inlichtingendienst aan als organisator of opdrachtgever van de afluisteractiviteiten. Het rapport van het Vast Comité I besluit ook niet dat de Staatsveiligheid bijvoorbeeld de Israëlische piste onvoldoende heeft onderzocht.
Ondertussen hebben er een aantal veranderingen plaatsgevonden die kunnen helpen om dergelijke onderzoeken efficiënter uit te voeren.
Sinds kort beschikt de Staatsveiligheid over een operationeel centrum. Door middel van dit operationeel centrum wordt het mogelijk om complexe operaties en onderzoeken gecentraliseerd op te volgen en beter te coördineren.
Onder strikte voorwaarden kan de Staatsveiligheid nu ook bijzondere inlichtingenmethoden inzetten. Daarmee moet ze effectiever kunnen optreden in het onderzoeken van spionagedossiers. In het verleden kon de Staatsveiligheid alleen een beroep doen op open bronnen, informantenwerking en beperkte observatie- en schaduwingtechnieken. Op het einde van de vorige legislatuur hebben we gelukkig nog net de BIM-wet goedgekeurd, zodat de Staatsveiligheid nu die meer technische middelen kan inzetten.
Ik heb ook al in de Kamer gezegd dat we vooral moeten nadenken hoe we dergelijke spionageacties kunnen voorkomen. Een maatregel die men kan overwegen is dat bijvoorbeeld de Nationale Veiligheidsoverheid (NVO) veiligheidsprocedures uitvaardigt die gerespecteerd moeten worden bij de bouw van infrastructuur die later spionagegevoelige instanties of organisaties zal huisvesten.
Die procedures kunnen voorkomen dat er bij de bouw van de infrastructuur spionageapparatuur kan worden ingewerkt. Indien nodig kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten daar ook een rol in spelen. Een tweede mogelijke maatregel is het verbeteren van de veiligheid van de informatie- en communicatie-infrastructuur door normering en certificatie. De Nationale Veiligheidsoverheid werkt momenteel aan zo'n project. Het is een efficiënt middel om de veiligheid van informatienetwerken, ongeacht de herkomst, te verbeteren.
De veiligheid van het nieuwe hoofdkwartier van de Europese President is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever en nadien van de exploitant of gebruiker van het gebouw. Indien men wenst dat de Veiligheid van de Staat bijvoorbeeld een sweeping uitvoert, dan moet de opdrachtgever of later de EU dit aanvragen.
Het onderzoek naar de activiteiten van de Colombiaanse geheime dienst DAS op Belgisch grondgebied wordt door de Veiligheid van de Staat uitgevoerd overeenkomstig haar bevoegdheden bepaald in de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Er werd ook een gerechtelijk onderzoek geopend waaraan de Veiligheid van de Staat haar medewerking verleent.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - U hebt er, mijnheer de minister, op gewezen dat de opdrachtgever desnoods aan de Staatsveiligheid kan vragen een sweeping uit te voeren, om alles met betrekking tot veiligheid te checken en na te gaan of er geen afluisterapparatuur wordt ingebouwd. Mag ik erop wijzen dat de opdrachtgever in het Résidence Palace de Regie der Gebouwen is, dus eigenlijk de Belgische overheid zelf. Uw collega of de Ministerraad kan dus beslissen om de Staatsveiligheid nu, tijdens de verbouwingswerken, te laten optreden. Op die manier kan in de toekomst een schandaal rond het gebouw van de Europese president worden vermeden.