5-813/1

5-813/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

28 FEBRUARI 2011


Voorstel van resolutie tot verfijning van de politiële registratie van misdrijven en de daarvan afgeleide politiestatistieken daarbij rekening houdend met de etniciteit van de vermoedelijke dader van een misdrijf

(Ingediend door de heer Yves Buysse c.s.)


TOELICHTING


Het bestrijden van criminaliteit is een hele opdracht. Om die strijd te kunnen voeren op een efficiënte en deskundige wijze heeft men nood aan wetenschappelijke informatie. Die informatie bekomt men onder meer via het maken en bestuderen van statistieken. Opdat statistieken een reële bijdrage zouden leveren in een algeheel criminaliteitsbestrijdingsbeleid dienen ze niet alleen waarheidsgetrouw te zijn, maar vooral ook volledig. Volledig wil zeggen dat onderzoek naar criminogene factoren niet in de weg mag worden gestaan door allerhande politiek — ideologische dogma's en taboes.

De indieners van dit voorstel van resolutie zijn er zich terdege van bewust dat criminaliteit wordt beïnvloed door een veelheid van factoren. Sociale, economische en persoonsgebonden factoren, maar ook cultuurgebonden factoren. Zo kan men bijvoorbeeld bezwaarlijk volhouden dat moorden uit eerwraak niet cultureel zijn gerelateerd. Anders dan het heersend beleid rond criminaliteitsbestrijding dat snel abstractie maakt van de culturele of etnische verankering van de dader, menen de indieners dat het criminaliteitsbestrijdingsbeleid zou zijn gediend met meer aandacht voor de nationale, etnische of daarmee samenhangende culturele achtergrond van de verdachte en dader.

De aanpak van criminaliteit kan niet los worden gezien van het feit dat de Belgische gevangenissen een aanzienlijk aandeel « niet-nationalen » tellen. Gemiddeld 42 % van de gedetineerden zijn allochtonen. Al moet er wel aan worden toegevoegd dat het werkelijke aantal allochtone gedetineerden allicht nog een stuk hoger ligt, aangezien met het criterium nationaliteit de realiteit kan worden verdraaid.

In vergelijking met de bloei van het onderzoek naar de maatschappelijke positie van allochtonen op diverse vlakken is het onderzoek naar criminaliteit van allochtonen gering tot niet bestaande. Dit onderzoek dient van overheidswege te worden gestimuleerd. Een poging daartoe door voormalig minister van Justitie Marc Verwilghen werd door de goegemeente van politiek correcte opiniemakers en academici die wetenschap verwarren met ideologie, niet bepaald warm onthaald. Daarmee is meteen gezegd dat een grondiger studie van criminaliteit een doorbreking inhoudt van de muur van politiek-ideologische taboes die zijn gebouwd op een volstrekt eendimensionale visie op de oorzaak van criminaliteit, namelijk de sociale achtergrond van de crimineel. Bepaalde academici en andere opiniemakers hebben de bestaande politieke kaste jaren om de oren geslagen met allerhande studies die de « oorzaken van criminaliteit » eenzijdig uitlegden met de sociale afkomst van de crimineel. Het leek en lijkt er nog altijd op dat enkel de sociale achtergrond van een persoon determinerend is voor zijn gedrag in de samenleving. Voor de beleidsmakers volstaat het dan om voldoende « sociale maatregelen » te nemen opdat de criminaliteit zou dalen. Zonder veel succes evenwel, aangezien zoveel jaar « sociaal bewind » geenszins een significant positieve invloed heeft gehad op criminaliteit. Meer nog, wat de « sociale achtergrond-theorie » was voor bedenkers ervan, werd de « sociale alibi-theorie » voor menige misdadiger. Om maar te zeggen dat deze eendimensionale visie het kind was van een bepaalde tijd en generatie en dat deze visie de afgelopen decennia de ogen van menig politicus en academicus spijtig genoeg gesloten heeft gehouden voor een bepaalde werkelijkheid, namelijk dat de allochtone bevolking in het algemeen verdacht veel is vertegenwoordigd in penitentiaire instellingen.

De indieners van het voorstel zijn voorstanders van een meer specifieke beschrijving van de dader en eventueel ook het slachtoffer bij de politiële registratie van misdrijven en de opmaak van daarvan afgeleide politiestatistieken. Zo zouden als variabelen minstens ook leeftijd, geslacht en nationaliteit systematisch moeten worden opgenomen. Meer nog, ook de « etniciteit », zijnde de « culturele identiteit » die een bepaalde groep mensen of een aantal bevolkingsgroepen verbindt, zou ook een mogelijke variabele moeten zijn. Om etniciteit in kaart te brengen op een objectieve wijze kan worden gedacht aan afkomst, zijnde de nationaliteit bij de geboorte, het land van geboorte van de ouders en grootouders. Het verdient aanbeveling om niet enkel te werken met het algemene criterium « allochtoon ». Om een volledig beeld te kunnen krijgen van de verschillende subgroepen allochtonen die in aanraking komen met het gerecht om strafrechtelijke redenen, kan worden gebruik gemaakt van criteria zoals :

1. al dan niet wettelijk in België verblijven;

2. het geboorteland van de ouder of grootouders voorzover bekend;

3. datum van aankomst in België;

4. het al dan niet hebben van een vreemdelingenstatus.

Hierdoor kunnen dan in de uiteindelijke politiestatistieken voldoende subcategorieën ontstaan die wetenschappelijk zeer leerzaam kunnen zijn. Deze subcategorieën vermijden immers dat alle allochtonen op één hoop worden gegooid ongeacht hun afkomst.

Vandaag is het zo dat vele allochtonen immers de Belgische nationaliteit hebben en bijgevolg onherkenbaar zijn geworden in statistieken als zijnde allochtoon. Omdat daardoor de relevantie danig onderuit wordt gehaald van onderzoek naar de relatie allochtonen en criminaliteit, moet een noodzakelijke verfijning worden aangebracht in de registratie van criminaliteit.

Het is belangrijk dat een criterium wordt gevonden dat niet alleen objectief is, doch ook voldoende snel kan worden vastgesteld. De Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding (VDAB) maakt voor het opmaken van haar statistieken in verband met werkzoekenden gebruik van het onderscheid « etnisch Europeanen » en « etnisch niet-Europeanen ». Voor de registratie van een persoon van tweede en derde generatie allochtonen (die vaak de Belgische nationaliteit hebben) wordt onder andere gewerkt met een programma op basis van naamherkenning.

Het feit dat er wel degelijk wordt gewerkt met definities van allochtonen op totaal andere vlakken bewijst voor de indieners van het voorstel enkel dat het criterium allochtoon, vreemdeling, wel degelijk relevant is in tal van beleidsdomeinen en dat men zich wat betreft criminaliteit niet mag laten afschrikken door ideologische groepen die allochtonenregistratie in dat domein beschouwen als « not done ». Voor de definitie van het begrip allochtoon, werd in de context van het Vlaamse tewerkstellingsbeleid vroeger reeds gedacht aan het volgende : « elke persoon woonachtig in België van wie tenminste één grootouder is geboren buiten de Europese Unie en met uitsluiting van de andere West- en Noord-Europese staten, de VS en Canada. »

De indieners zijn er zich van bewust dat Europese Unie als criterium een veranderlijk gegeven is. In mei 2004 werden maar liefst tien voornamelijk voormalige « oostbloklanden » lid van de EU en op 1 januari 2007 traden ook Bulgarije en Roemenië toe. Het is genoegzaam bekend dat heel wat rondtrekkende dadergroepen afkomstig zijn uit deze nieuwe lidstaten. Opdat ook de uitbreiding van de EU richting het oosten geen nieuwe aanleiding zou geven tot een vertekening van de « criminele realiteit », dient ook deze definitie te worden genuanceerd.

De indieners menen dat men voor eens en voor altijd komaf moet maken met de hypocrisie omtrent allochtonen en criminaliteit. Iedereen, zelfs de meest rabiate multiculturalist, weet dat allochtonen significant veel vertegenwoordigd zijn in allerhande vormen van overlast en niet in het minst criminaliteit. Ideologische blindheid echter verhindert hen om dat ook effectief te laten bevestigen door statistieken. Dat bewijst voor de indieners enkel dat sommige politieke groepen angst hebben voor het onder ogen zien van een pijnlijke realiteit. De indieners verdedigen in dit voorstel van resolutie geenszins het standpunt dat alleen allochtonen tenderen naar crimineel gedrag, of dat alle allochtonen criminelen zijn, doch als statistisch kan worden aangetoond dat er wel degelijk een relatie bestaat tussen allochtoon zijn en criminaliteit, dan moet dat kunnen worden gezegd en dan moet dat ook wetenschappelijk kunnen blijken uit statistieken. Het onderzoek van de statistieken dient overigens niet enkel om de betrokkenheid te onderzoeken van bepaalde groepen in de criminaliteit, het zal er daarenboven toe bijdragen dat het welzijn van die verschillende groepen kan worden onderzocht en beleidsmatig verbeterd.

Indien de sociaal-economische status van een persoon volgens sommigen dan toch zo determinerend is voor zijn crimineel gedrag, dan spreekt het vanzelf dat men ook probeert na te gaan bij welke groepen in de samenleving die sociaal-economische status zo problematisch is waardoor de leden van die groepen gemakkelijker geneigd zijn om het criminele pad te bewandelen. En dan is het evenzeer vanzelfsprekend om na te gaan welke achterstandsgroep verhoudingsgewijs het meest in aanmerking komt met criminaliteit. Zo kan worden nagegaan of etnische aspecten een rol spelen in het tenderen naar crimineel gedrag. Indien immers zou blijken dat van de onderscheiden groepen allochtonen die in een vergelijkbare sociale situatie zitten in België bepaalde groepen significant meer in aanraking komen met het gerecht dan andere, dan kan men bezwaarlijk blijven volhouden dat alleen sociale factoren aan de grondslag liggen van crimineel gedrag.

Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Bart LAEREMANS
Anke VAN DERMEERSCH.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op het ernstige ordeverstorende en samenlevingsondermijnende probleem dat criminaliteit schept in een samenleving;

B. gelet op de taak van de overheid om criminaliteit te bestrijden op een efficiënte en effectieve wijze;

C. gelet op de vaststelling dat op basis van het criterium nationaliteit er behoorlijk wat buitenlanders en allochtonen de penitentiaire instellingen bevolken;

D. gelet op het feit dat onderzoek naar criminaliteit moet kunnen verlopen op een zo ruim mogelijke en ongecensureerde wijze,

Vraagt de regering :

om de nodige maatregelen te nemen opdat bij de opmaak van politiële statistieken rekening zou worden gehouden met bijzondere persoonsgegevens van de verdachte, zoals leeftijd, geslacht, nationaliteit en afkomst.

22 februari 2011.

Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Bart LAEREMANS
Anke VAN DERMEERSCH.