5-31COM

5-31COM

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Handelingen

DINSDAG 8 FEBRUARI 2011 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de minister van Binnenlandse Zaken over «zelfdoding in België» (nr. 5-446)

De heer Piet De Bruyn (N-VA). - Vorige week schrokken vele mensen die begaan zijn met de preventie van suïcide, toen bekend raakte hoeveel suïcides er volgens minister Turtelboom in België geregistreerd worden. In een antwoord op een vraag van volksvertegenwoordiger Peter Logghe gaf de minister voor het Vlaamse gewest cijfers die sterk verschillen van de cijfers van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.

Voor 2008 spreekt minister Turtelboom van 2 531 overlijdens in Vlaanderen door suïcide. Het Agentschap Zorg en Gezondheid gewaagd van 728 mannen en 299 vrouwen, samen 1 027 overlijdens. Dat is minder dan de helft van wat de minister aangeeft. Het gaat hier dus niet om een klein verschil dat het gevolg zou kunnen zijn van een iets andere definitie van suïcide of een iets andere vorm van rapportering. Gezien het grote verschil kunnen beide cijfers onmogelijk allebei juist zijn.

Het cijfer over het aantal suïcides per dag in België dat afgeleid kan worden uit de cijfers van minister Turtelboom, verschilt ook zeer sterk van de cijfers die doorgaans gehanteerd worden door specialisten uit zowel de academische wereld als door de preventiecentra. Zij spreken namelijk van zeven suïcides per dag. Daarmee staan we al aan de top van de Europese landen met de hoogste suïcidecijfers. Als de cijfers van de minister correct zijn, steken we wel met lengtes boven de rest uit.

In tegenstelling tot de cijfers van de website van het Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid, kunnen we niet achterhalen waar de minister haar cijfers haalt. Ik kan uit haar antwoord afleiden dat ze uit de Algemene Nationale Gegevensbank komen, maar zeker ben ik daar niet van.

Hoe verklaart de minister het grote verschil tussen de cijfers over het Vlaams Gewest van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid en de cijfers van minister Turtelboom? Uit welke databank komen de cijfers van minister Turtelboom en hoe werden ze gegenereerd? Idem voor de cijfers over het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zal de minister met haar Vlaamse collega voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin contact opnemen om duidelijkheid te krijgen over de genoemde cijfers?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Collega Turtelboom gaf in haar antwoord van 16 november op de vraag van de heer Logghe een overzicht van het aantal als zelfdoding geregistreerde overlijdens. Ik kan me moeilijk uitspreken over het grote verschil tussen haar cijfers en die van het Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid, omdat ik geen kennis heb van de oorsprong van de gegevens, noch van de gehanteerde registratiesmethodes.

Mijn diensten beschikken alleen over zelfdodingcijfers van de algemene en de psychiatrische ziekenhuizen. De MPG-cijfers (minimale psychiatrische gegevens) over zelfdoding in de psychiatrische ziekenhuizen slaan op overlijdens in de psychiatrische ziekenhuizen, de psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen, de psychiatrische rusthuizen en de initiatieven van beschut wonen, waarbij zelfdoding als doodsoorzaak wordt vermeld.

De MZG-cijfers betreffende zelfdoding in de algemene ziekenhuizen slaan op verblijven, waarbij zelfdoding in een tweede diagnose werd vermeld.

Uit de cijfers kunnen we niet opmaken of de zelfdoding in het ziekenhuis of daarbuiten gebeurde. De personen die thuis zelfmoord pleegden en daarna in het ziekenhuis overleden, zijn in die cijfers opgenomen.

De meest recente gegevens van de MZG en MPG dateren van 2007. Op nationaal vlak dateren de recentste cijfers van 2005. In dat jaar waren er in België 2 028 sterfgevallen door zelfdoding. Die cijfers zijn terug te vinden op de site van de FOD Economie. De 2 028 sterfgevallen zijn als volgt over de gewesten verdeeld: 1 123 in Vlaanderen, 748 in Wallonië en 157 in Brussel. De verdeling volgens geslacht is als volgt: 1 477 mannen en 551 vrouwen.

De bevoegdheden op dit vlak zijn verdeeld over de federale overheid en de deelstaten. De gemeenschappen zijn bevoegd voor zelfmoordpreventie. Gepaste en concrete maatregelen in verband met zelfdoding moeten één van de prioriteiten van de verschillende overheden blijven. Vanuit de behoefte om de interactie en onderlinge afhankelijkheid van de bevoegdheden op elk vlak te coördineren, had mijn voorganger, de heer Demotte in de interkabinettenwerkgroep `Taskforce GGZ' (geestelijke gezondheidszorg) een werkgroep zelfdoding opgericht. In de problematiek van zelfdoding kunnen de preventieve en curatieve maatregelen inderdaad niet los van elkaar worden gezien. In dat kader werd na de interministeriële conferentie van 2 maart 2009 beslist om bij de interkabinettenwerkgroep een subwerkgroep `Zelfdoding' op te richten, met als doel de zelfdodingregistratiesystemen in de verschillende deelstaten op elkaar af te stemmen en over nationale cijfers te kunnen beschikken, aangezien de gemeenschappen en gewesten over een eigen registratiesysteem met verschillende timing beschikken.

Zoals afgesproken zit de Vlaamse gemeenschap deze werkgroep `Zelfdoding' voor. Tijdens de eerste vergadering op maart 2009 werden de leden het over de volgende takken eens: de huidige registratie op elkaar afstemmen om tot nationale cijfers te komen, de registratie van zelfmoordpogingen ontwikkelen en een onderzoek - dat binnenkort wordt afgerond - op initiatief van de Vlaamse gemeenschap om de huidige zelfdodingscijfers te bestuderen. Dat onderzoek vergelijkt de Vlaamse cijfers met die van de Europese landen. Vlaanderen en België tellen meer zelfdodingen dan de buurlanden. De onderzoeker Alexandre Reynders stelde op een andere vergadering zijn onderzoeksrapport voor over de verschillende factoren die de verschillen tussen de cijfers voor Vlaanderen in vergelijking met de Europese landen verklaren. Vóór die vergadering stond men vooral stil bij de registratie, invoer en interpretatie van de zelfdodingscijfers. Ik wacht op de volgende vergadering. Die valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister.

De heer Piet De Bruyn (N-VA). - Het antwoord van de minister bevat veel informatie, maar geeft geen verklaring voor het grote verschil in de cijfers. Ik dicht echter niemand kwade bedoelingen toe. Het is wel op zijn minst betreurenswaardig dat op basis van de cijfers verstrekt door minister Turtelboom, de indruk wordt gewekt dat het aantal suïcides in Vlaanderen stijgt, terwijl volgens de registratie die berust op een gedetailleerde en methodologisch verantwoorde onderbouw, een dalende tendens blijkt.

Het lijkt mij absoluut wel een zaak van bijzonder groot belang om zo snel mogelijk een eenduidige vorm van registratie te krijgen zodat we uiteenlopende cijfers in de toekomst kunnen vermijden. In dat opzicht zal ik ook met het antwoord dat mij ter beschikking zal worden gesteld, verder kijken wat nog kan worden gedaan. Ik zal ook de collega's van het Vlaams Parlement sensibiliseren om het voorzitterschap van de werkgroep waarnaar de minister verwijst, opnieuw op te nemen.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Ik zal de heer De Bruyn een verslag bezorgen over de volgende werkzaamheden van de interkabinettenwerkgroep. Ik wacht echter nog op de volgende analyse van de heer Alexandre Reynders niet alleen over de cijfers, maar ook om te weten wat de oorzaak is van de verschillen in de cijfers.

(De vergadering wordt gesloten om 12.35 uur.)