5-31COM | 5-31COM |
M. le président. - Je vous propose de joindre ces demandes d'explications. (Assentiment)
De heer Louis Ide (N-VA). - Op vraag 5-252 heb ik van de minister al gegevens gekregen over de herkomst van de zorgverstrekkers die in België actief zijn en dat ingedeeld per land. Helaas zien we vandaag in de krant waartoe dit kan leiden: in het universitair ziekenhuis Fabiola in Brussel werd een Belgische burger geconfronteerd met een arts die zowel Nederlands- als Fransonkundig was.
Naast de al ontvangen gegevens had ik ook nog graag een mondeling antwoord op het onderdeel van deze vraag in verband met een taaltest voor artsen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - In zowat alle onderdelen van de sectoren zorg, welzijn en gezondheid heerst een acuut tekort aan verpleegkundigen, op alle niveaus. Dat tekort veroorzaakt eerst en vooral heel wat problemen voor patiënten, cliënten en zorgbehoevenden. Tegelijkertijd confronteert het zorgverstrekkers met even urgente problemen om bijvoorbeeld tegemoet te komen aan de criteria met betrekking tot het aantal en het niveau van de verpleegkundigen. Kortom, dit tekort bedreigt ten gronde de goede werking en de kwaliteit van onze volledige welzijns- en gezondheidszorg. Het ligt voor de hand dat dit tekort tot een zoektocht naar geschikte verpleegkundigen in het buitenland leidt. Die zoektocht biedt vele mogelijkheden, want zeker in Oost-Europese landen is een contigent verpleegkundigen beschikbaar die traditioneel zeer goed zijn opgeleid. Voor hen bieden de lonen en sociale omstandigheden in ons land aantrekkelijke kansen.
De buitenlandse diploma's moeten wel worden gehomologeerd conform een Belgisch equivalent, zodat deze verpleegkundigen op het juiste niveau kunnen worden ingeschakeld. Hierbij zijn er twee dimensies, namelijk een erkenning voor de uitoefening van het beroep - die erkenning is federaal en gebeurt door de FOD Volksgezondheid - en een academische homologatie. Die laatste opdracht behoort tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen omdat daar de bevoegdheden voor onderwijs en opleiding berusten. Het zijn dan ook de NARIC-commissies van zowel de Franse als de Vlaamse Gemeenschap die deze dossiers behandelen wat hun academische aspecten betreft.
Met betrekking tot de academische homologatie van de diploma's van Roemeense verpleegkundigen lijkt er een interpretatieverschil te bestaan tussen de NARIC van de twee Gemeenschappen. Blijkbaar hanteert de NARIC van de Vlaamse Gemeenschap meer stringente criteria, die bij goedkeuring leiden naar een `ruling', waarbij de betrokken buitenlandse diploma's de jure worden vervangen door een Vlaams diploma en er een volledige gelijkwaardigheid ontstaat.
Ook de EU bemoeit zich met deze zaak. Zo werd de FOD Volksgezondheid op de vingers getikt omdat hij de aanvragen voor homologatie ook doorzendt aan de NARIC's. De EU verwacht dat er meteen en eventueel voorwaardelijk een beroepserkenning wordt uitgereikt. Dat alles maakt de noodzakelijke gelijkstelling en uitreiking van erkenningen erg complex. Dat maakt het voor vele welzijns- en gezondheidsinstellingen onmogelijk om op Roemeense verpleegkundigen een beroep te doen.
Ik ga ervan uit dat de minister de ernst van de situatie erkent. Weet zij of er al zorginstellingen de deuren hebben moeten sluiten door een tekort aan verpleegkundigen? Kan zij hierover actuele cijfers geven? Zo neen, wordt dat in de toekomst mogelijk een probleem? Wat zal ze doen om aan deze prangende problematiek te verhelpen? Overweegt zij de minimumnorm van het RIZIV te verlagen? Denkt zij veeleer het beroep aantrekkelijk te maken onder meer door een betere verloning van de verpleegkundigen en zeker van de hoofdverpleegkundigen? Hoe staat zij tegenover de idee om de opdracht van de verpleegkundigen te herschrijven zodat een aantal taken kunnen worden overgenomen door verzorgenden? Bestaat er hierover overleg met de Gemeenschappen? Is de minister op de hoogte van de problematiek met betrekking tot de uitreiking van beroepserkenningen aan Roemeense verpleegkundigen? Hoe interpreteert zij deze situatie? Ziet ze mogelijkheden om de vastgelopen molen van erkenningen en homologaties te deblokkeren? Vindt ze het een goede zaak dat de FOD Volksgezondheid een verwijzing naar de NARIC's zou uitsluiten? Ik vind dat dit niet moet gebeuren want de NARIC gaat over de academische erkenning, terwijl de FOD bevoegd is voor de beroepserkenning.
M. le président. - Monsieur Anciaux, puis-je vous demander de formuler vos questions de manière plus succincte. En vertu de l'article 71 du Règlement, vous disposez de trois minutes pour poser une question.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik heb mijn vragen wel ruim vooraf bezorgd.
De NARIC heeft ook meer aandacht voor de taal. Het is belangrijk dat NARIC op dat vlak zijn bevoegdheid kan behouden. Bestaat er een gestructureerd en werkzaam overleg tussen de FOD Volksgezondheid en de beide NARIC's om een vlotte dossierafwerking in knelpuntberoepen inzake volksgezondheid te garanderen? Zo ja, hoe evalueert de minister dit overleg? Zo neen, vindt zij dat niet noodzakelijk en plant zij hiervoor concrete initiatieven? Ervaart de minister inzake de inschakeling van buitenlandse verpleegkundigen gelijkaardige problemen met andere landen? Beaamt de minister dat deze problematiek dermate urgent en belangrijk wordt dat hierover een meer acuut en slagkrachtig beleid dient te worden ontwikkeld? Is de minister op de hoogte van Europese initiatieven die dergelijke zaken in EU-verband zouden kunnen regelen?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - Ik zal beginnen met de vraag van de heer Anciaux over de homologatie van diploma's van Roemeense verpleegkundigen, vervolgens met het gedeelte van de vraag van de heer Ide met betrekking tot de test van de taalkennis en daarna de vraag van de heer Anciaux over het tekort aan verpleegkundigen.
Wat de vraag over de Roemeense verpleegkundigen betreft, heb ik eerst een paar opmerkingen.
Wij hebben inderdaad verpleegkundigen nodig, maar dan wel met verschillende bekwaamheden. Voor een vollediger overzicht verwijs ik naar mijn Attractiviteitsplan. De werkgroep Verpleegkundigen van de Planningscommissie brengt thans de behoeften aan goed opgeleid personeel in kaart. Ik ben het niet eens met uw standpunt dat de groeiende kwalificatiecriteria voor de verpleegkundigen een bijkomend risico zouden vormen. Het is integendeel de bedoeling het beroep van verpleegkundige voortdurend af te stemmen op de geneeskunde, die zelf ook in sommige aspecten verder naar specialisatie evolueert. Bovendien is de sector zelf vragende partij voor deze specialisaties, die een herwaardering, diversificatie en loopbaanmogelijkheden met zich meebrengen.
Ik ontken niet dat ons land een zekere aantrekkingskracht heeft op buitenlandse competenties, maar alleszins minder dan andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk. We voeren in ieder geval geen structureel beleid om buitenlands talent in te voeren, dat helaas dikwijls gepaard gaat met een verlies aan talent in de landen van oorsprong. België is geen land dat op dat gebied andere lidstaten met haar uitdagingen belast, wel integendeel.
Het verwondert mij dat uw vraag op de Roemeense verplegers en verpleegsters slaat. Ze worden immers op dezelfde manier als de andere verplegers en verpleegsters uit een land van de Europese Unie en in overeenstemming met de omzetting in Belgisch recht van richtlijn 2005/36/EG behandeld. Het aantal Roemeense verplegers en verpleegsters dat de erkenning van de beroepsbekwaamheden in België heeft aangevraagd in 2009 bedraagt 5,3% van de aanvragen betreffende gegradueerde verpleegkundigen en 6,1% van de gebrevetteerde verpleegkundigen.
Ik kom nu tot uw precieze vraag.
De Europese Commissie heeft inderdaad een fout in de omzetting van de Europese richtlijn ontdekt, omdat die voor de zogenaamde sectorale beroepen en met name de verpleegkundigen geen compensatiemaatregelen laat toepassen. Tot op heden was die fout de reden waarom voor een dossier waarin het verschil tussen de criteria van toepassing in België en die van toepassing in het land van de migrant een wezenlijk verschil vormde, het algemene stelsel met compensatiemaatregelen werd uitgevoerd. Mijn voorgangers en ikzelf stelden de migrant voor, in aanvulling op de strikt negatieve beslissing, bij één van onze drie Gemeenschappen een academische gelijkstelling te krijgen om zijn dossier te vervolledigen, wat voor de verpleegkundigen dan tot gevolg heeft dat ze na inschrijving bij een medische commissie hun beroep in België mogen uitoefenen.
De Commissie heeft deze toestand in haar ingebrekestelling 2010/4114 aangeklaagd. Mijn administratie onderzoekt sinds 1 december 2010 de dossiers volgens de visie van de richtlijn die tegemoet komt aan de opmerkingen van de Commissie, maar men zal toch moeten overwegen om de huidige omzettingswetten te wijzigen. Wanneer een aanvraag wordt geweigerd, stelt men dus niet meer voor een academische gelijkstelling te krijgen. Dat veronderstelt echter wel dat we de door de wet bepaalde compensatiemaatregelen uitvoeren, namelijk een individualisering van de maatregelen volgens de dossiers. Het garanderen van de rechten van de migrant en die van de patiënt met betrekking tot de bekwaamheden van elke professionele zorgverstrekker zal niet zonder moeite of werkkrachten gaan.
Onze administraties plegen regelmatig overleg, zodat men de wederzijdse opdrachten kan begrijpen en ervaringen kan uitwisselen.
De uitvoering van de Europese regels heeft een kostprijs. Laten we echter niet vergeten dat in België alle procedures van de FOD Volksgezondheid volledig gratis zijn.
De Nationale Raad voor Verpleegkunde was geschokt door de als zwak beoordeelde kwaliteit van de verpleegkundigen van buiten de EU. Het klopt dat de organisatie van de gezondheidszorg en de techniciteit ervan in andere gebieden in de wereld verschillend is en de verpleegkundigen er trouwens een andere rol spelen, en dat de competenties van dat personeel anders zijn dan wat men in België verwacht. Wat de verpleegkundigen uit de EU betreft, let de Raad op de kwaliteit, maar ze heeft geen belangrijke problemen vastgesteld die niet met de toepassing van compensatiemaatregelen kunnen worden opgelost.
De Europese Commissie is begonnen met een herzieningsprocedure van de richtlijn en wij werken daaraan mee.
Wat de precieze vraag van de heer Ide over een taalexamen betreft, leggen zowel de richtlijn als de wet van 12 februari 2008 en het koninklijk besluit nr. 78 de begunstigden van de erkenning de verplichting op om de nodige taalkennis voor de uitoefening van het beroep te hebben, wat voor België de kennis van het Nederlands, Frans of Duits betekent.
Noch de richtlijn, noch de wet verplichten of vermelden taaltesten of zelfs een specifieke evaluatieprocedure. Het gaat bovendien om een verplichting die buiten de hoofdstukken over de erkenning van de beroepsbekwaamheden zelf valt. Volgens de Europese instellingen moet de taalkennis op elke manier en zonder beperking kunnen worden aangetoond. Men moet ook het evenredigheidsbeginsel naleven. Taalproeven zijn dus niet uitgesloten, maar ze kunnen niet systematisch of standaard worden gebruikt en ze zijn ondergeschikt aan elk ander bewijsmiddel.
In deze optiek en in het kader van de overweging om bekwaamheidsproeven in te voeren, onderzoekt mijn administratie in welke mate aan deze eisen kan worden voldaan door ook de evaluatie van de taalkennis in deze proeven op te nemen.
La pénurie d'infirmiers et d'infirmières est bien réelle. C'est la raison pour laquelle nous avons, avec l'ensemble des associations concernées, élaboré un Plan pour l'attractivité de la profession infirmière. Ce plan concerne la revalorisation salariale. Comme vous le savez, c'est l'un des rares investissements consentis dans le cadre du dernier budget réalisé par le gouvernement, avant la période d'affaires courantes. Nous avons aussi pris d'autres mesures visant à attirer les jeunes.
Nous avons également tenté de diminuer la pénurie dans certaines branches, comme la gériatrie et la pédiatrie. Nous avons donc, avec la Commission de planification, veillé à obtenir un accord permettant d'intégrer dans ces métiers des médecins et des infirmiers spécialisés, en reconnaissant d'ailleurs le titre correspondant à la spécialisation et avec la revalorisation salariale y associée.
Il est aussi exact que les fonctions de cadres infirmiers - infirmiers en chef, notamment - n'attirent plus les infirmiers. Nous avons donc pris des mesures spécifiques. Nous les avons notamment intégrés au processus de dialogue et de décision, par exemple au sein des hôpitaux. La demande était une reconnaissance de l'importance de la profession d'infirmier/ère.
Pour ce qui est des concertations avec les Communautés, je précise qu'en dépit des rumeurs qui circulent, la Conférence interministérielle Santé publique fournit un excellent travail. Des accords y sont signés à chaque réunion. Les premières concertations menées au sein de cette conférence ont abouti à un protocole d'accord relatif à l'aide et aux soins, mettant un terme à une problématique longue et difficile - des recours ont même été introduits en la matière - portant sur les responsabilités respectives des professionnels des services d'aide aux personnes à domicile et des professionnels de la santé, les infirmiers en particulier. Ce protocole établit en outre les balises de la collaboration à instaurer ou à renforcer entre ces professions.
De fructueuses concertations ont également été menées et se poursuivent au sujet des aides-soignants. En collaboration avec la Commission d'agrément du Conseil national de l'art infirmier, elles visent à déterminer quels compléments de formation doivent suivre certains groupes de personnes candidates à l'enregistrement comme aide-soignant mais ne répondant pas aux critères de l'arrêté royal de janvier 2006. Cela évite de leur donner une simple réponse négative. On s'est notamment posé la question de savoir comment l'expérience utile pouvait permettre à ces aides-soignants d'être reconnus comme tels et de se diriger éventuellement vers la profession d'infirmier.
Enfin, pour ce qui concerne la formation des infirmiers bacheliers, des concertations ont lieu avec les trois communautés afin de répondre aux deux mises en demeure de la Commission européenne. Les trois communautés ont été amenées à préciser leur organisation, à adapter leurs formations et leurs décrets respectifs, de façon à assurer la reconnaissance européenne aux infirmiers bacheliers belges.
La réponse officielle de la Commission est attendue.
Je viens de vous donner quelques éléments de réponse. Il y aurait beaucoup à dire sur toutes les professions du secteur de la santé. Lors de la dernière réunion de cette commission, nous avons longuement parlé de la profession de médecin généraliste et des mesures prises pour rendre attractives les zones moins peuplées qui manquent de médecins - je pense notamment au fonds Impulseo.
Ce vaste problème mériterait à lui seul une réunion de commission.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister voor haar uitgebreide antwoord. Over één zaak in het bijzonder maak ik mij zorgen: als ik het goed begrepen heb, zei u dat er geen academische gelijkstelling meer aangevraagd zou worden. De academische erkenningen duren ongeveer drie à vier maanden, de beroepserkenning door de FOD vergt twaalf maanden. Het tweede probleem is dat bij de academische erkenning met een aantal gevoeligheden rekening wordt gehouden die bij de beroepserkenning niet van tel zijn, zoals de aandacht voor de taal, en daarmee kom ik op het punt van collega Ide. Ik denk dat de minister daar echt oog moet voor hebben. Het is goed dat er wordt samengewerkt en het is duidelijk niet mijn bedoeling kritiek te uiten op Roemeense verpleegkundigen. Ik heb geen enkel probleem met Europese of andere verpleegkundigen die hier komen werken, maar het is nodig dat patiënten en verpleegkundigen goed met elkaar kunnen communiceren. Daarom is aandacht voor de taal zeer belangrijk.
De heer Louis Ide (N-VA). - Een buitenlandse arts die in de Verenigde Staten wil werken, ook al is hij de meest gereputeerde arts van heel Europa, moet daar eerst een artsenexamen afleggen. De regels zijn daar zeer strikt. Zonder examen mag hij geen patiënt behandelen: kijken mag, maar aankomen niet. Ze hebben daar gelijk. Kwaliteit in de gezondheidszorg vereist dat de academische titulatuur in Europa wordt gelijkgeschakeld.
De hoeksteen van een goede arts-patiënt relatie is de taal. Het incident in het Fabiolaziekenhuis bewijst dat nog maar eens. Ik heb daarover in 2009 en 2010 al vragen gesteld. Nu stel ik opnieuw dezelfde vraag. In 2009 al beloofde de minister dat de administratie zou onderzoeken wat mogelijk is. Ik dring aan op spoed. Eerst moet er een incident zijn vóór men in actie schiet. Als het evenredigheidsprincipe wordt gerespecteerd, kan Europa daarvan geen probleem maken. Het gaat immers om de kwaliteit van de geneeskunde.
Ik stel voor dat, als een formele taalproef een probleem zou zijn, de minister met de Gemeenschappen zou afspreken om in het kader van de kwaliteit van de ziekenhuizen die door de Gemeenschappen moet worden gecontroleerd, te eisen dat zorgverstrekkers de taal van hun patiënten kunnen spreken. De kwestie sleept al aan sedert 2009 en ik zal hier dan ook op terugkomen.
Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale. - La comparaison avec les États-Unis ne me semble pas judicieuse. En effet, la qualité des soins de santé est bien meilleure en Belgique, sauf pour une catégorie très minoritaire de la population américaine.
En ce qui concerne la langue, les choses ont changé. Je vous suggère d'écouter les gestionnaires des hôpitaux ; vous constateriez les efforts considérables qui ont été réalisés sur le terrain. Je ne dis pas que tout est résolu mais un travail immense a été fait en faveur de l'accueil des patients, quels qu'ils soient.