5-29COM

5-29COM

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Handelingen

DINSDAG 1 FEBRUARI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over «de uitspraken van de Belgische ambassadeur in de Democratische Republiek Congo» (nr. 5-358)

De heer Piet De Bruyn (N-VA). - In een interview met de Congolese krant Le Soft, begin november 2010, deed de Belgische ambassadeur in Congo, de heer Dominique Struye de Swielande, een paar opmerkelijke uitspraken. Zo loofde hij de visie van de Belgische koning Leopold II om van Congo een vrijhandelsparadijs te maken, dat openstond voor de wereld. Daarnaast stelde hij in hetzelfde interview kritiekloos dat de relatie tussen ons land en Congo uitstekend is.

Als historicus vind ik dat wat de ambassadeur beweerde, prietpraat is. Het doorstaat absoluut niet de kritische toets van fundamenteel historisch onderzoek. Iedereen kent de aard van het regime onder Leopold II.

De bewering van de ambassadeur dat onder Leopold II de grootste vrijstaat ter wereld zou worden gecreëerd, hoort bij de mythes. Ik vind het jammer dat zo historisch onverantwoord en oncorrect met de reële werkelijkheid wordt omgesprongen.

Een tweede ergernis treft me als politicus, namelijk het gemak waarmee een ambassadeur uitspraken doet over de relaties tussen België en de DRC.

Daarom volgende vragen.

1. Verwoordde de Belgische ambassadeur het standpunt van de Belgische federale regering?

2. Moet een ambassadeur niet voorzichtiger en terughoudender zijn in uitspraken over historische gebeurtenissen?

3. Zal de minister de ambassadeur daarop wijzen?

4. Moet de ambassadeur niet iets kritischer staan tegenover het regime, weliswaar met inachtneming van het diplomatieke protocol? Heeft de ambassadeur geen kans gemist om te `zwijgen'?

De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen. - Mijnheer De Bruyn, ik dank u omdat u mij op het spoor hebt gebracht van het bijzonder lange interview van mijn ambassadeur. Er zijn dus nog landen waar mensen dertien pagina's lang uitvoerig geïnterviewd worden. In het interview is sprake van `un interview fleuve de l'ambassadeur'.

Ik heb het gevoel dat de ambassadeur in het interview inging op een brede waaier van aspecten van onze bilaterale betrekkingen met Congo. Zijn uitspraken over de Vrijstaat Congo - zeker voor een document van dertien bladzijden is het niet wijs een citaat uit zijn verband te trekken - werden gedaan in de context van een vraag over de manier waarop België aankijkt tegenover Chinese en Indische investeringen in de DRC. Daarbij gaat hij in op een bepaalde negatieve houding die zou kunnen leven ten opzichte van de aanwezigheid van Indiërs en Chinezen in Congo waarover hij zegt: `Zij hebben net zo goed het recht om hier te zijn. Er bestaat niet zo iets als een geel gevaar. Integendeel, het voordeel van Congo is precies te kunnen profiteren van de bereidheid van anderen om naar een `terre d'accueil' te gaan. Het zou onverstandig zijn zich alleen maar te concentreren op een enkel land, in casu België. Laat de mededinging spelen. Was het niet de bedoeling van Leopold II om van dit stuk van de wereld een grote wereld van vrijhandel te maken?'

Men moet opletten voor vitterij wanneer het erop aankomt in een lang interview zijn gedachten te formuleren. De ambassadeur onderstreept terecht de noodzaak van een goed zakenklimaat. In de rangschikking van landen waar het goed is om te investeren, bengelt Congo onderaan. Een van de ambities moet zijn om die positie te verbeteren. In dat opzicht is de druk op Congo om open te staan voor buitenlandse investeerders, wel degelijk een positie die ik onderschrijf.

Ik geef toe dat een ambassadeur altijd de nodige voorzichtigheid aan de dag moet leggen. Hij moet echter ook een goede spreekbuis zijn van het Belgische beleid. Als men het hele interview leest, kan men concluderen dat ambassadeur Struye zich correct van die taak kwijt.

Als er redenen zijn om kritiek te uiten, moet men goed weten waar men die kritiek uit. Dit soort interviews is daartoe niet het meest geschikte kanaal. Het interview bevat overigens ook elementen van kritiek, onder andere wat betreft het zakenklimaat en goed bestuur. De constructieve formulering in dat verband, lijkt mij de meest doelmatige en efficiënte.

Ik prijs me gelukkig dat ik niet alle interviews van al mijn ambassadeurs moet nalezen om te kijken of ze het standpunt van België vertolken. We moeten vertrouwen hebben in onze diplomaten en erop toezien dat de grote lijnen van het Belgische beleid gerespecteerd blijven. Ik heb het gevoel dat dat in het interview wel degelijk het geval is.

De heer Piet De Bruyn (N-VA). - Ik heb er geen enkele moeite mee dat de minister doet wat een minister moet doen: de vraag in een ruimere context plaatsen. Als historicus blijf ik wel bij mijn kritiek en ik ben het niet eens met de minister dat het interview maar een detail in het ruimere verhaal is. Over dat soort zaken zijn trouwens al hele thesissen en mogelijk ook doctoraten geschreven.

Of een kritische houding ook in dit soort interviews moet doorwegen, is inderdaad een kwestie van wikken en wegen. Wellicht kan het de ene keer wat meer dan een andere keer. Ik ben tevreden dat de minister aangeeft dat onze ambassadeurs de kritiek van België over het Congolese beleid moeten ventileren, al bestaan daarvoor inderdaad ook andere kanalen.

Ik betreur wel dat in het interview een al te rooskleurig beeld wordt opgehangen van onze relaties met de Democratische Republiek Congo.

Het is niet mijn bedoeling de minister van Buitenlandse Zaken te ondervragen over alle interviews van al onze ambassadeurs in alle landen, maar Congo is een bijzonder land dat onze bijzondere aandacht blijft opwekken. Wat op diplomatiek vlak met betrekking tot Congo gebeurt, blijf ik daarom op de voet volgen.