5-11 | 5-11 |
M. le président. - Mme de Bethune se réfère à son rapport écrit.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Het thema ontwikkelingssamenwerking is belangrijk genoeg om hier enkele stellingen naar voren te brengen. De goede bespreking in de commissie heeft geresulteerd in een gezamenlijk advies. Dat leek op het eerste gezicht nochtans niet zo eenvoudig, want we dachten met grote ideologische tegenstellingen te maken te hebben, maar dat was niet zo.
Ik wil kort enkele punten vermelden. Een eerste is dat ik hoop dat we eindelijk afstappen van een soort van negentiende-eeuwse paternalistische, kolonialistische ontwikkelingssamenwerking. Ik zeg het zeer cru, maar ik wil goed worden begrepen. Dat soort ontwikkelingssamenwerking gaat uit van het idee `laten we wat middelen besteden aan het zuiden, dan is ons geweten gesust'. Dat gevoel leeft nog altijd enigszins in de huidige ontwikkelingssamenwerking.
Een tweede bedenking is dat we moeten afstappen van het idee dat ontwikkelingssamenwerking enkel moet worden afgemeten aan het budget dat eraan wordt besteed - de fameuze 0,7%-norm bijvoorbeeld. Ontwikkelingssamenwerking moet veeleer worden afgemeten aan haar impact. We gaan ervan uit dat onze ontwikkelingssamenwerking beter is als we meer geld besteden. Dat is niet noodzakelijk het geval.
Een derde bedenking is dat we moeten overstappen van een geografische redenering naar een functionele redenering. Die bestaat erin dat we moeten investeren in ontwikkeling op lange termijn. Het beste bewijs daarvoor wordt geleverd door het simpele feit dat de zogenaamde ontwikkelde landen al decennia massaal investeren in ontwikkelingssamenwerking, maar dat de ontwikkeling nog niet heeft plaatsgegrepen. Die nuchtere vaststelling zou moeten leiden tot de conclusie dat minstens een deel van de huidige ontwikkelingssamenwerking niet goed is gericht. Als er na vijftig jaar massale investeringen nog geen impact van belang te zien is, dan moeten we ons de vraag stellen of die vorm van ontwikkelingshulp - zoals ze nu heet - niet beter wordt omgevormd tot een soort van investeren in toekomstige ontwikkeling van de landen die het vandaag moeilijk hebben.
Een andere bedenking is dat we moeten nagaan waarnaar we onze middelen richten. Ik geef enkele landen als voorbeeld: China, Brazilië, Ghana, Nigeria, ... Dat zijn allemaal ontwikkelingslanden, maar vandaag genereren ze de hoogste economische groei ter wereld. Meer nog, het zijn landen die vandaag onrechtstreeks zorgen voor onze economische groei. We moeten het concept van ontwikkelingsland herbekijken.
Een laatste bedenking - en ik bedank de collega's in de commissie dat ze op die suggestie zijn ingegaan - is dat één van de meest fundamentele gegevens in ontwikkelingssamenwerking de aandacht voor water is. Dat bedoelde ik daarnet met het verlaten van een geografische redenering ten voordele van een functionele redenering. Ik geef enkele cijfers van Unicef: per dag sterven meer dan 5 000 kinderen als gevolg van slecht water.
Meer dan de helft van de wereldbevolking heeft geen stromend water en is met andere woorden blootgesteld aan onrein, ja zelfs giftig water. 2,5 miljard mensen op de planeet hebben geen waterafvoer. 1,2 miljard mensen leven in een gebied waar men nauwelijks aan water raakt. Dat zijn cijfers die toch moeten aangeven dat een van de meest essentiële aandachtspunten van ontwikkelingshulp, namelijk het fysiek gezonder maken van een samenleving, start bij de basis en naar mijn aanvoelen is dat het vraagstuk van schoon water.
Schoon water betekent hier niet alleen het bestaande volume niet ziekteverwekkend maken, maar ook het beschikbare volume vergroten.
Het is mijn aanvoelen dat daar veel te weinig aandacht voor is. Ik ben de collega's dan ook dankbaar dat dit specifieke aandachtspunt als absolute prioriteit is meegegeven in ons document dat naar de Europese Commissie gaat.
M. le président. - S'il n'y a plus aucune remarque, nous passons au vote sur les réponses que la commission a données aux questions de la Commission européenne.