5-11

5-11

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 27 JANVIER 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Huub Broers à la ministre de l'Intérieur sur «le fait d'imposer à la police des objectifs chiffrés en ce qui concerne le nombre de contraventions à dresser» (nº 5-15)

De heer Huub Broers (N-VA). - In Nederland is het niet ongewoon dat politiekorpsen bonnenquota opgelegd krijgen. Bij ons onderzocht Radio 1 of er ook Vlaamse politiekorpsen zijn die streefcijfers bij het uitschrijven van boetes opleggen. Volgens de politievakbond NSPV werken bepaalde politiezones met quota. Sommigen noemen het streefcijfers. Agenten die deze quota niet halen, worden volgens de voorzitter van de politievakbond op het matje geroepen en krijgen een functioneringsnota. De voorzitter van de Vaste Commissie voor de lokale politie ontkent het bestaan van zulke quota.

Is de minister op de hoogte van deze manier van werken? Welke maatregelen overweegt de minister hiertegen? Zal een onderzoek gestart worden naar het bestaan van dergelijke praktijken? Hoe kunnen we voorkomen dat de opmerkingen van de politievakbonden leiden tot het tegenovergestelde effect, namelijk zo weinig mogelijk optreden?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Voor de duidelijkheid herhaal ik dat ik tegenstander ben van het opleggen van bonnenquota of quota voor processen-verbaal. Het uitschrijven van processen-verbaal mag nooit een doel op zich zijn. Burgers moeten weten dat ze alleen een proces-verbaal krijgen als hun gedrag daar aanleiding toe geeft. Daarbij moet iedere schijn vermeden worden dat het halen van een streefcijfer een rol speelt. Het opleggen van quota voor processen-verbaal is hetzelfde als een leraar vragen dat hij een bepaald aantal `buizen' per jaar geeft. Ook dat doen we niet. Er moet dus steeds een gezond evenwicht nagestreefd worden tussen goed gedrag stimuleren en fout gedrag penaliseren.

Dit gezegd zijnde is er wel een verschil tussen quota voor controles en quota voor het uitschrijven van processen-verbaal. Het eerste maakt deel uit van een preventieve aanpak die perfect past in het concept van community policing en die wordt vastgelegd in het kader van een zonale aanpak. Het beste voorbeeld hiervan zijn de BOB-campagnes van de voorbije jaren, waarbij we telkens aankondigen dat we 180 000 controles willen organiseren. Op een transparante en consequente manier wordt de bevolking erover ingelicht dat er grootschalige controles zullen zijn. Het doel is de burgers vooraf te waarschuwen, zodat zij hun gedrag aanpassen. Het preventieve aspect is hier van wezenlijk belang. De repressieve output van die acties, het aantal processen-verbaal, is evenwel niet vooraf bekend, noch bepaald. Dat zou immers haaks staan op onze gemeenschapsgerichte politiezorg.

Uiteraard is het niet verboden dat het verbaliseringsgedrag van een individuele politiemedewerker in kaart wordt gebracht. Als een politieman/-vrouw in buitendienst een heel jaar lang geen enkel proces-verbaal voor een verkeersovertreding heeft uitgeschreven, dan is het politiewerk niet goed gedaan. Als een andere agent in een jaar tien- of twintigmaal meer processen-verbaal uitschrijft dan het gemiddelde van zijn collega's met eenzelfde functie en taakomschrijving, dan is er evengoed een probleem.

In een modern politiemanagement start men altijd met het uitschrijven van een veiligheidsplan. Bij de concrete uitvoering werkt men met actieplannen gericht op bepaalde fenomenen. Bijvoorbeeld bij drugshandel wordt veel verwacht van het initiatief van de politiediensten, terwijl die bij inbraken pas optreden na klachten. Bepaalde fenomenen kan men alleen aanpakken op initiatief van de politie. En de opvolging daarvan gebeurt met evaluatie- of functioneringsgesprekken, maar niet door het lineair opleggen van quota aan een individuele politieman of politievrouw.

Ook de deontologische code van de politiediensten geeft richtlijnen op dit vlak. De artikelen 60 en 61 van die code wijzen zowel op het oordeelkundig optreden van de individuele politieman als op de verplichting zich aan de richtlijnen van de overheden te houden, waaronder het zonale of het nationale veiligheidsplan.

Daarin staan de prioriteiten waarmee elke agent bij de uitvoering van zijn dienst rekening moet houden. Zonodig moet het personeelslid worden opgedragen een beter evenwicht te betrachten tussen het preventieve en het repressieve aspect van zijn job.

De stelling van het NSPV zal niet tot een gedoogsituatie leiden. Terecht stelt het NSPV dat individueel opgelegde quota niet aanvaardbaar zijn, maar het roept niet op tot de dienst met vulpen met lege vulling.